ECLI:NL:RBMNE:2024:6209

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
C/16/555151 / HA ZA 23-288
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van ASR voor schade door installatiefouten melkrobotinstallatie

In deze civiele zaak vordert de eisende partij, een melkveebedrijf in Drenthe, schadevergoeding van ASR SCHADEVERZEKERING N.V. naar aanleiding van fouten die zijn gemaakt bij de installatie van een melkrobotinstallatie door Melkmachine Centrum Noord B.V. (MCN). De eisende partij heeft in 2015 de installatie gekocht van MCN, maar na de installatie bleek dat er ernstige fouten waren gemaakt, wat leidde tot gezondheidsproblemen bij de melkkoeien en een daling in de melkproductie. Na het faillissement van MCN heeft de eisende partij de vordering van MCN op ASR gekocht van de curator en vordert nu schadevergoeding van ASR op basis van de verzekeringspolis van MCN.

ASR betwist de aansprakelijkheid en stelt dat er geen causaal verband is tussen de tekortkomingen van MCN en de schade die de eisende partij heeft geleden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er wel degelijk sprake is van een causaal verband en dat ASR gehouden is om de schade te vergoeden, met uitzondering van een eigen risico van € 10.000,-. De rechtbank heeft de proceskosten verhoogd op grond van artikel 21 Rv, omdat ASR niet volledig en juist heeft gecommuniceerd over de dekking van de schade. De eisende partij heeft haar schade gedetailleerd onderbouwd, en de rechtbank heeft de vordering grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele schadeposten die niet voldoende waren onderbouwd.

De rechtbank heeft ASR veroordeeld tot betaling van € 139.478,82 aan de eisende partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 16 januari 2018. Daarnaast is ASR veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij, die zijn begroot op € 15.666,73. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/555151 / HA ZA 23-288
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
[eisende partij] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. J.I. Veldhuis-Lampe,
tegen
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
advocaat: mr. J.M.H.W. Bindels.
Partijen worden hierna [eisende partij] en ASR genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 26,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 5,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de aanvullende productie 27 van [eisende partij] ,
- de mondelinge behandeling van 4 april 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [eisende partij] ,
- de spreekaantekeningen van ASR,
- de akte van ASR met producties 6 en 7,
- de akte van [eisende partij] met productie 28 (door [eisende partij] productie 27 genoemd),
- de antwoordakte van ASR.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[eisende partij] heeft een melkveebedrijf in Drenthe. Zij heeft in 2015 van Melkmachine Centrum Noord B.V. (“MCN”) een melkrobotinstallatie gekocht. Bij de installatie van de machine zijn fouten gemaakt door MCN, waardoor de melkkoeien het verkeerde voer in de verkeerde hoeveelheden hebben gekregen. Dit had nadelige gevolgen voor de melkproductie en de gezondheid van de koeien.
2.2.
MCN was verzekerd bij ASR. Na de faillietverklaring van MCN heeft [eisende partij] de vordering van MCN, onder de verzekeringspolis bij ASR, gekocht van de curator. [eisende partij] vordert dat ASR wordt veroordeeld om haar schade te vergoeden. ASR voert aan dat zij niet gehouden is om de schade van [eisende partij] te vergoeden, onder andere vanwege de algemene voorwaarden van MCN en omdat er geen causaal verband zou zijn tussen de tekortkomingen door MCN en de door [eisende partij] geleden schade.
2.3.
[eisende partij] krijgt voor een groot deel gelijk. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van causaal verband tussen een deel van de schade die [eisende partij] stelt te hebben geleden en de tekortkomingen door MCN. ASR heeft geen onrechtmatige daad begaan jegens [eisende partij] . Wel ziet de rechtbank aanleiding om op grond van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de proceskosten die ASR moet betalen te verhogen.
Wat is er gebeurd?
2.4.
Op 5 maart 2015 heeft [eisende partij] een melkrobotmachine, voedersilo’s en voervijzels van het merk GEA Farm Technologies gekocht bij MCN voor € 292.800,- inclusief btw. Op 11 september 2015 is de machine door MCN geïnstalleerd in de nieuwe ligboxenstal. De koeien zijn op 21 september 2015 overgeplaatst naar de nieuwe stal en toen is de melkrobotmachine in gebruik genomen. De melkrobot zorgt ervoor dat de koeien volledig automatisch gemolken worden. De koeien dragen allemaal een chip en krijgen tijdens het melken voer (brok) in de juiste dosering voor die betreffende koe. Er zijn drie verschillende soorten brok in drie silo’s: 1. energiebrok, 2. eiwitbrok en 3. opstartbrok. Naast de brok eten de koeien ruwvoer (gras en maïs). Het brokrantsoen wordt bepaald na analyse van het beschikbare ruwvoer en de melk die de koe geeft en is afhankelijk van het lactatiestadium waarin de koe zich bevindt.
2.5.
In januari 2016 bleek dat in verhouding te veel krachtvoer werd verbruikt. Er bleek sprake van een kalibratiefout waardoor er door twee silo’s respectievelijk 9% en 30% te veel voer werd afgegeven. Ondanks aanpassing van de doseringen door MCN bleef het voerverbruik te hoog en deden de koeien het slechter qua melkproductie en gezondheid. Op 6 september 2016 is vervolgens ontdekt dat de aansturing van de silo’s 1 en 2 bij de installatie verkeerd is aangesloten, waardoor het verkeerde voer is verstrekt. Hierdoor hebben de koeien een rantsoen gekregen in de verkeerde samenstelling.
2.6.
[eisende partij] heeft MCN per brief van 16 januari 2018 aansprakelijk gesteld en de algemene voorwaarden van MCN vernietigd:

Voor de door cliënte geleden schade houdt zij u aansprakelijk. Zij wijst er op dat uw algemene voorwaarden volgens het door u gebruikte briefpapier opgevraagd kunnen worden. Echter, ingevolge artikel 6:22 sub b jo artikel 6:234 lid 1 BW had u deze algemene voorwaarden, nu cliënte een zogenaamde kleine ondernemer is, bij of voor het aangaan van de overeenkomst ter hand moeten stellen, hetgeen u nagelaten heeft. Derhalve vernietig ik hierbij uitdrukkelijk de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden. Op een mogelijke aansprakelijkheidsbeperking in die algemene voorwaarden kunt u zich dan ook niet beroepen.
2.7.
MCN had een schadeverzekering bij ASR (met polisnummer 34736059) met een verzekerd bedrag van € 2.500.000,- per aanspraak. Het betreft dekking tegen algemene aansprakelijkheid en werkgeversaansprakelijkheid. In de toepasselijke ‘Voorwaarden verzekering Aansprakelijkheid voor Bedrijven’ van ASR is bepaald voor welke schade de verzekeringnemer verzekerd is. De dekking voor schade aan zaken is als volgt gedefinieerd:

Met schade aan zaken bedoelen wij beschadiging, vernietiging, verlies, verontreiniging, vuil worden van zaken en onroerende zaken van derden. En de schade die daar een gevolg van is.
2.8.
ASR heeft in 2018, na de aansprakelijkstelling van MCN door [eisende partij] , schade-expertisebureau [expertisebureau 1] ingeschakeld om onderzoek te doen naar de toedracht van de door [eisende partij] gestelde schade. In het rapport van ing. [A] van [expertisebureau 1] van 17 mei 2019 is de installatiefout benoemd. De conclusie luidt dat de invloed van de verwisseling van de voerbuizen op de gezondheid van de koeien en de melkproductie niet is gebleken. Ten aanzien van de lage(re) melkproductie overweegt [expertisebureau 1] dat zij geen direct verband ziet tussen de lage(re) productie en de verwisseling van krachtvoer. Het is mogelijk één van de oorzaken, maar de getallen duiden volgens [expertisebureau 1] niet op een grote invloed. Wel concludeert [expertisebureau 1] dat de fout tot extra voerkosten heeft geleid.
2.9.
De schadebehandelaar van ASR schrijft in haar brief van 13 juni 2019 (die [eisende partij] bij akte na de mondelinge behandeling heeft overgelegd) aan de advocaat van MCN:

Met de brief van 25 september 2017 heeft ASR het standpunt ingenomen dat er geen sprake was van zaakschade. Er is evenwel niet gesteld dat schade aan dieren geen zaakschade zou zijn. Als de dieren beschadigd zijn is sprake van een zaakschade. (…) Minder melkproductie an sich kan niet worden gekwalificeerd als zaakschade. Immers de melk was niet beschadigd alleen de hoeveelheid was verminderd.
En:

Ik zou mij zo kunnen voorstellen dat als wij met u van mening blijven verschillen over de dekking, ASR door uw cliënt in vrijwaring wordt opgeroepen. Ook lijkt het mij een optie dat u de aansprakelijkheid betwist mede omdat als die er niet is de dekkingskwestie niet opportuun is. En passant zou de vrijwaring dan kunnen worden “geparkeerd”. Mocht de aansprakelijkheid met succes kunnen worden betwist dan is m.i. ook de dekkingsdiscussie van tafel.
2.10.
Op 5 juli 2019 reageert de rechtsbijstandsverzekeraar van MCN op de aansprakelijkstelling door [eisende partij] . De aansprakelijkheid wordt betwist en hierbij wordt gemeld:

Cliënte deed een beroep op haar aansprakelijkheidsverzekering. De aansprakelijkheidsverzekeraar komt na onderzoek tot de conclusie dat voor deze claim geen dekking bestaat. (…) Namens cliënte kan ik u aangeven dat voor haar niet vaststaat dat de geleverde installatie een fout vertoonde waarvoor zij aansprakelijk is. (…)
2.11.
Bij brief van 27 februari 2020 schrijft de schadebehandelaar van ASR aan de advocaat van MCN:

Ik ga in zo verre akkoord met uw voorstel het dekkingsvraagstuk te “parkeren” tot [eisende partij] rechtsmaatregelen treft jegens MCN en dat eventuele wettelijke en contractuele verjarings- en vervaltermijnen pas beginnen te lopen op het moment dat [eisende partij] de dagvaarding uitbrengt.”.
2.12.
MCN is op 14 juli 2020 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. H.C. Lunter tot curator. Op 20 september 2021 heeft de curator met [eisende partij] een overeenkomst gesloten waarbij [eisende partij] ‘
de vordering op ASR strekkende tot dekking onder de polis’ heeft gekocht. [eisende partij] heeft op 3 december 2021 schriftelijk aan ASR mededeling gedaan van de cessie.
Wat vordert [eisende partij] ?
2.13.
[eisende partij] vordert veroordeling van ASR tot betaling van € 430.662,11, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente en met veroordeling van ASR in de proceskosten.
2.14.
ASR voert verweer. ASR concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , en verzoekt [eisende partij] in de proceskosten te veroordelen.
2.15.
Aanvankelijk heeft ASR zich op het standpunt gesteld dat [eisende partij] , gelet op de polisvoorwaarden van ASR, haar vordering te laat heeft ingesteld. Dit verweer heeft ASR in haar akte na de mondelinge behandeling prijsgegeven, naar aanleiding van het beschikbaar komen van voornoemde brief van 27 februari 2020 van ASR aan MCN.
De schade valt onder de verzekeringsdekking
2.16.
Dat MCN door de kalibratiefout en de installatiefout tekort is geschoten in de nakoming van haar overeenkomst met [eisende partij] , is tussen partijen niet in geschil. MCN was daarom in beginsel gehouden om de schade die [eisende partij] daardoor heeft geleden, te vergoeden (artikel 6:74 BW). Voor zover die schade gedekt werd door de verzekering van MCN bij ASR, is ASR gehouden om [eisende partij] te betalen, omdat [eisende partij] de vordering van MCN op ASR onder de verzekeringspolis heeft gekocht van de curator.
2.17.
[eisende partij] stelt dat haar vordering onder de verzekeringsdekking valt en vordert onder andere vergoeding van geleden schade aan de koeien, verminderde melkopbrengst, extra voerkosten en extra dierenartskosten. ASR betwist dat zij gehouden is om de door [eisende partij] gestelde schade te vergoeden.
[eisende partij] is niet gebonden aan het eerdere standpunt van MCN
2.18.
ASR heeft aangevoerd dat MCN als verzekeringnemer altijd aansprakelijkheid heeft betwist. Door nu een ander standpunt in te nemen, terwijl [eisende partij] als cessionaris op de stoel van MCN is gaan zitten, benadeelt [eisende partij] ASR en handelt zij in strijd met de polis. Om die reden kan geen sprake zijn van dekking, aldus ASR.
2.19.
ASR stelt hier ten onrechte dat [eisende partij] op de stoel van MCN is gaan zitten. [eisende partij] heeft het vorderingsrecht, tot dekking onder de verzekeringspolis, van de curator van MCN gekocht. Dit betekent niet dat [eisende partij] ook volledig in de huid van MCN is gekropen en dezelfde standpunten inneemt. Indien MCN niet was gefailleerd en MCN was veroordeeld tot vergoeding van de schade, dan was het thans ook aan ASR om dekking te verlenen, het afwijzen van aansprakelijkheid van MCN ten spijt.
2.20.
Zoals [eisende partij] terecht aanvoert is de stelling van ASR, dat [eisende partij] gebonden is aan de afwijzing van aansprakelijkheid door MCN, bovendien niet houdbaar omdat aan die afwijzing van aansprakelijkheid door MCN een afspraak met ASR ten grondslag lag. Per brief van 13 juni 2019 doet ASR nota bene zelf de suggestie aan MCN om aansprakelijkheid te betwisten omdat zonder aansprakelijkheid de dekkingskwestie niet opportuun is. Vervolgens stemt ASR per brief van 27 februari 2020 in met het klaarblijkelijke voorstel van MCN om het dekkingsvraagstuk te parkeren totdat [eisende partij] rechtsmaatregelen treft. Dit terwijl uit het rapport van [expertisebureau 1] van 17 mei 2019, opgesteld in opdracht van ASR, al volgde dat MCN een fout had gemaakt, die in ieder geval tot extra voerkosten had geleid.
De aansprakelijkheidsbeperkende bedingen in de algemene voorwaarden van MCN zijn terecht vernietigd
2.21.
ASR doet in algemene zin een beroep op verschillende bepalingen uit de algemene voorwaarden van MCN die de aansprakelijkheid van MCN beperken of uitsluiten. [eisende partij] heeft gesteld dat deze algemene voorwaarden niet van toepassing zijn. Zij heeft zo nodig deze algemene voorwaarden vernietigd bij brief van 16 januari 2018. ASR heeft deze vernietiging door [eisende partij] niet weersproken. Dit betekent dat de aansprakelijkheidsbeperkende voorwaarden van MCN niet van toepassing zijn in de verhouding MCN – [eisende partij] , en dat ASR geen beroep kan doen op die algemene voorwaarden.
2.22.
ASR stelt dat MCN verplicht was haar algemene voorwaarden te gebruiken en dat voor zover [eisende partij] betoogt dat de algemene voorwaarden van MCN niet van toepassing zijn, daarmee het recht op dekking wordt verspeeld. ASR verwijst hiervoor naar clausule 857 uit de verzekeringspolis, die [eisende partij] als productie 8 heeft overgelegd. Hierin is opgenomen:

U bent verplicht om overeenkomsten aan te gaan waarop uw algemene voorwaarden van toepassing zijn. Hierbij geldt dat:
- Deze voorwaarden uw aansprakelijkheid beperken; en
- Wij met de inhoud en het gebruik van deze voorwaarden uitdrukkelijk hebben ingestemd.
Bent u aansprakelijk gesteld voor een schade? En kunt of wilt u geen beroep doen op uw algemene voorwaarden? Dan behandelen wij uw schade zonder rekening te houden met uw algemene voorwaarden. Er geldt dan een eigen risico van 10.000 per aanspraak, bovenop het eigen risico dat op uw polisblad is vermeld.
2.23.
De tekst van clausule 857 is duidelijk. Dat ASR dekking volledig kan weigeren indien de voorwaarden van MCN niet van toepassing zijn op de overeenkomst tussen [eisende partij] en MCN, blijkt hier niet uit. Omdat de voorwaarden niet van toepassing zijn, geldt wel een eigen risico van € 10.000,- voor de verzekeringnemer, en in dit geval dus voor [eisende partij] . ASR kan tegenover [eisende partij] namelijk op dezelfde verweermiddelen een beroep doen, als waarop zij tegenover MCN een beroep had kunnen doen (artikel 6:145 BW).
Er is sprake van zaakschade
2.24.
ASR heeft in haar brief van 25 september 2017 (productie 6 van ASR) dekking afgewezen omdat geen sprake zou zijn van zaakschade. Op dat moment werd als schade alleen de verminderde melkproductie genoemd. Deze verminderde melkproductie door het verkeerd instellen van de voerinstallatie valt volgens ASR niet onder de omschrijving van schade aan zaken. In haar akte na de mondelinge behandeling heeft ASR gesteld dat zij deze stelling handhaaft.
2.25.
Voor zover ASR zich hiermee op het standpunt stelt dat álle schade die [eisende partij] stelt te hebben geleden geen zaakschade is en er om die reden helemaal geen sprake kan zijn van dekking, kan zij hierin niet worden gevolgd. In haar brief van 13 juni 2019 (zie onder 2.9) schreef ASR namelijk al dat schade aan dieren wél zaakschade betreft. De schade aan dieren, inclusief het overlijden van dieren, valt dus in ieder geval onder het begrip zaakschade. Uit de omschrijving van zaakschade in de algemene voorwaarden van ASR blijkt bovendien dat ook gevolgschade onder de dekking valt. Ook de verminderde melkproductie komt daarom voor dekking onder de verzekering in aanmerking.
2.26.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat ASR gehouden is om dekking te verlenen. ASR moet de door [eisende partij] geleden schade vergoeden, voor zover sprake is van causaal verband tussen de tekortkomingen door MCN en de schade, en voor zover [eisende partij] die schade voldoende heeft onderbouwd. Daar zal hierna op worden ingegaan.
ASR is verplicht om een deel van de schade van [eisende partij] te vergoeden
2.27.
[eisende partij] heeft haar vordering als volgt gespecificeerd:
1. Minder melkopbrengsten
€ 254.671.83
2. Derving verwachte omzet en aanwas
€ 63.852,00
3. Schade vervangend vee
€ 46.811,29
4. Extra voergebruik
€ 13.351,20
5. Extra kosten eigen arbeid
€ 56.700,00
6. Extra kosten MCN
€ 2.107,68
7. Extra kosten veearts
€ 4.382,95
8. Extra kosten afvoer kadavers
€ 946,20
9. Kosten deskundigen
€ 6.325,80
10. Eigen uren overleg met deskundigen
€ 2.100,00
subtotaal
€ 451.248,95
-/- besparingen vanwege kleinere veestapel
€ 20.586,84
TOTAAL
€ 430.662,11
2.28.
Ter onderbouwing van haar vordering verwijst [eisende partij] naar de volgende stukken van deskundigen die zij heeft ingeschakeld:
  • 4 januari 2017 – verklaring voerspecialist [B]
  • 13 februari 2018 – rapport onafhankelijk veearts drs. [C]
  • 11 februari 2019 – rapport eigen veearts drs. [D]
  • 28 april 2020 – rapport [expertisebureau 2] (incl. schadeberekening)
Causaal verband
2.29.
[eisende partij] stelt dat sprake is van causaal verband tussen de door haar geleden schade en de tekortkomingen aan de zijde van MCN. De gevolgen van de fouten van MCN waren groot: er was sprake van gezondheidsproblemen, conditieverlies en weerstandsvermindering van de hele veestapel. Met de overgang naar de nieuwe stal gingen de koeien naar een betere, nieuwe situatie. Dit had gezondheidsvoordelen en een toename van de melkproductie moeten betekenen, maar het tegendeel bleek het geval, aldus [eisende partij] . Zij verwijst ter onderbouwing van de verminderde diergezondheid naar de rapporten van drs. [C] en drs. [D] .
2.30.
[C] heeft onderzoek gedaan naar de problemen op de boerderij. [C] wijst er op dat vanaf begin januari 2016, ongeveer 3,5 maand na de opstart in de nieuwe stal, er een enorme toename was van de problemen rond afkalven: niet doorkalven, doodgeboorte, koeien met stofwisselingstoornissen (melkziekte, slepende melkziekte), slecht opstarten en problemen met opschonen van de baarmoeder en sterfte. Daarnaast waren er veel problemen met kalverdiarree en sterfte van kalveren. De conclusie van [C] luidt:

De onjuiste instelling van de krachtvoerdosering en de verwisseling van de twee broksoorten heeft grote consequenties gehad op het melkveebedrijf [eisende partij] BV, leidend tot veel diergezondheidsproblemen, uitval van dieren, te lage melkproductie en een te hoog krachtvoergebruik.
2.31.
[D] , de veearts van het bedrijf, heeft ook gerapporteerd over haar bevindingen. Zij heeft hierbij onderscheid gemaakt tussen de periode vóór het in gebruik nemen van de nieuwe stal (1 maart 2015 tot 21 september 2015), de periode waarin verkeerd is gevoerd (21 september 2015 tot 6 september 2016) en een herstelperiode (6 september 2016 tot 20 maart 2017). De conclusie van [D] luidt:

dat er in periode II veel meer problemen waren qua gezondheid en weerstand van de melkkoeien ten opzichte van periode I en III. Het conditieverlies en weerstandsvermindering van de koeien van periode II is de meest waarschijnlijke oorzaak van het ontstaan van acute en chronische baarmoederontsteking. Ook kunnen mastitis gevallen om dezelfde reden verklaard worden (gebruik van avuloxil is toegenomen). Niet alleen was er in periode II een hoge koeiensterfte, maar ook de kalversterfte was erg hoog. Doordat het moederdier een verminderde weerstand heeft, is de kwaliteit van de biest verminderd, ondanks de enting tegen kalverdiarree (rotavec). Dit is de verklaring van de hoge kalversterfte, longontsteking en diarree bij de kalveren.
2.32.
[eisende partij] heeft vervolgens de heer [E] van [expertisebureau 2] ingeschakeld om zich uit te laten over het causaal verband en om de schade te begroten. [E] concludeert:

Door deze verwisseling van de silo’s hebben de dieren gedurende 1 jaar een foutief voedselrantsoen gekregen met alle schadelijke gevolgen van dien.
En:

Gelet op bovenstaande rapportages kom ik tot de conclusie dat er een evident verband bestaat tussen de foutief geïnstalleerde krachtvoerinstallatie en de afname van de melkproductie per aanwezige koe en diergezondheid.
2.33.
ASR betwist dat sprake is van causaal verband tussen de fouten en de gestelde schade. Zij voert aan dat er legio factoren zijn die een oorzaak kunnen zijn van de verminderde melkproductie en achterblijvende bedrijfsresultaten, die niets met het (verkeerde) voer te maken hebben. ASR heeft ter onderbouwing van haar betwisting een rapport van [expertisebureau 3] van 22 mei 2023 overgelegd. ASR wijst er op dat [expertisebureau 3] alternatieve omstandigheden noemt die tot vermindering van productie en gezondheid van de koeien hebben geleid.
2.34.
[eisende partij] trekt de deskundigheid van [expertisebureau 3] in twijfel. [expertisebureau 3] is een technisch expertisebureau voor schade in de maritieme industrie en in bouwkundige en civiele projecten. De ingeschakelde deskundige, ing. [A] , blijkt niet over inhoudelijke kennis van koeien te beschikken; hij is werktuigbouwkundige. [A] is bovendien dezelfde partij die in 2018/2019 onderzoek heeft gedaan (destijds vanuit [expertisebureau 1] ).
2.35.
[eisende partij] heeft de bevindingen van [expertisebureau 3] bovendien weersproken door haar deskundige, drs. [C] , op het rapport van [expertisebureau 3] te laten reageren (productie 27 [eisende partij] ). ASR heeft verzocht deze productie van [eisende partij] buiten beschouwing te laten vanwege strijd met de goede procesorde. De reactie van [C] dateert van 3 januari 2024 en is pas op 21 maart 2024 ingediend. Dit is onnodig laat, aldus ASR. Dit verzoek van ASR wordt gepasseerd. Stukken konden tot tien dagen voor de mondelinge behandeling worden ingediend (artikel 87 lid 6 Rv), waarmee deze productie tijdig is overgelegd.
2.36.
[C] weerspreekt in zijn reactie gemotiveerd de aspecten die [expertisebureau 3] in het rapport noemt en concludeert:

Het voortdurend bagatelliseren van de voerfout en de consequenties daarvan voor productie en gezondheid in het rapport duidt op gebrek aan kennis over nut en noodzaak van de balans in samenstellende bestanddelen van het melkveerantsoen en de rol daarvan voor pens- en darmgezondheid, mestkwaliteit, koegezondheid en melkproductie. Een integrale kijk ontbreekt.
2.37.
De rechtbank oordeelt dat het causaal verband tussen de tekortkomingen door MCN en de door [eisende partij] geleden schade is komen vast te staan. [eisende partij] heeft uitvoerig uitgelegd – onderbouwd door verschillende experts – wat de gevolgen zijn geweest van het langdurig verkeerd voeren van de melkkoeien. Uit het onderzoek van [C] en [D] blijkt dat vóór de periode waarin de koeien het verkeerde voerrantsoen kregen, sprake was van een stabiele situatie met betrekking tot melkproductie en diergezondheid. Tijdens de periode waarin de koeien het verkeerde rantsoen kregen, en gedurende een bepaalde (herstel)tijd daarna, was sprake van aanzienlijk meer problemen met de diergezondheid, meer sterfte en minder melkopbrengst. Dit terwijl juist een verbetering mocht worden verwacht vanwege de betere omstandigheden in de nieuwe stal. In de herstelperiode was een zichtbare verbetering waarneembaar. Met het rapport van [expertisebureau 3] heeft ASR dit causale verband onvoldoende gemotiveerd weersproken. ASR noemt diverse factoren die tot gevolg kunnen hebben dat het vee niet optimaal presteert, maar gaat volledig voorbij aan het feit dat door de deskundigen van [eisende partij] duidelijk is gekeken naar de situatie voor, tijdens en na de voerproblemen. Om die reden zal ook niet inhoudelijk worden ingegaan op de factoren die ASR noemt, en de reacties hierop. Bovendien is niet gebleken dat ing. [A] ter zake deskundig is, zoals ASR ook erkend. ASR heeft nog aangevoerd dat zij een andere deskundige, de heer [F] , heeft ingeschakeld en doet een bewijsaanbod voor het overleggen van nadere producties in reactie op productie 27 van [eisende partij] . Hier krijgt ASR geen gelegenheid meer voor. ASR heeft voldoende de gelegenheid gehad om in dit langlopende traject op alle punten inhoudelijk verweer te voeren.
2.38.
De rechtbank oordeelt dat het causaal verband tussen de tekortkomingen en de door [eisende partij] geleden schade in beginsel is komen vast te staan. Dit geldt niet voor alle schadeposten. Hierna worden de afzonderlijke schadeposten beoordeeld en wordt de schade begroot op basis van de beschikbare informatie.
Schadeposten
2.39.
ASR is niet op de individuele schadeposten ingegaan. Zij heeft dit gelet op de andere aspecten die speelden niet opportuun geacht. Dat ASR zich, ondanks het prijsgeven van haar beroep op verjaring, niet alsnog heeft uitgelaten over de afzonderlijke schadeposten, dient voor haar risico te blijven.
1.
Minder melkopbrengst
2.40.
[eisende partij] vordert schade vanwege verminderde melkopbrengst over 2015, 2016 en 2017 als gevolg van de gezondheidsproblemen bij de melkkoeien.
2.41.
Zoals ASR terecht aanvoert heeft [eisende partij] er in haar schadeberekening geen rekening mee gehouden dat door de overgang naar de nieuwe stal een tijdelijke terugval te verwachten was, omdat de koeien moesten wennen aan de nieuwe situatie. Dit terwijl [eisende partij] zelf bij dagvaarding heeft gesteld dat de koeien zo’n drie maanden moeten wennen aan de nieuwe omstandigheden. Bovendien blijkt uit de schadebegroting van [E] dat hij om die reden geen schade over 2015 heeft meegenomen in zijn begroting. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting en wijst de over 2015 gevorderde schade af.
2.42.
Dat over 2016 sprake was van een verminderde melkopbrengst als gevolg van de voerfouten en dat sprake was van minder koeien om te melken, door de hogere sterfte, heeft [eisende partij] voldoende onderbouwd. Het gevorderde schadebedrag van
€ 98.207,00over 2016 zal worden toegewezen. Dit bedrag is gebaseerd op een verwacht aantal koeien van 130 (tegen het werkelijke aantal dat jaar van gemiddeld 121) en met een verwachte opbrengst van 8.500 kg melk per koe per jaar tegen een werkelijke opbrengst van gemiddeld 6.742 kg melk per koe voor dat jaar. Uit het rapport van [E] blijkt dat de gemiddelde melkproductie in 2018 bij [eisende partij] 9.177 kg melk per koe bedroeg. [E] neemt 2018 als referentiejaar voor de berekening van de schade. Dit leidt tot een hoger schadebedrag. Gelet hierop acht de rechtbank het redelijk om van een verwachte opbrengst van 8.500 kg melk per koe per jaar uit te gaan, zoals [eisende partij] stelt.
2.43.
[eisende partij] vordert over het hele jaar 2017 ook schade door verminderde melkopbrengst. Dit is niet toewijsbaar. Zowel uit de rapportage van [E] als uit de eigen toelichting van [eisende partij] volgt dat vanaf mei 2017 sprake was van een stabiele situatie. De schade is daarom alleen toewijsbaar voor de periode januari t/m april 2017. [eisende partij] gaat uit van een prognose van 150 melkkoeien over 2017, tegen een daadwerkelijk gemiddeld aantal dat jaar van 128. Uit het rapport van [E] blijkt dat er in 2018 nog maar 98,7 melkkoeien op het bedrijf waren. Hieruit kan worden afgeleid dat in 2017-2018 het aantal koeien flink is verminderd, al dan niet onder invloed van de fosfaatrechtenproblematiek. Dat een groei naar gemiddeld 150 koeien zeer goed haalbaar was, zoals [eisende partij] stelt, en dat dit niet is gerealiseerd als gevolg van de voerfouten, kan daarom niet tot uitgangspunt worden genomen. De rechtbank zal de schade voor de periode januari tot en met april 2017 daarom begroten op basis van het daadwerkelijke gemiddelde aantal melkkoeien van 128. De melkproductie bedroeg in 2017 gemiddeld 7.858 kg per koe per jaar, terwijl op basis van de prognose een melkproductie van 8.500 kg per koe per jaar mocht worden verwacht. Dit is een verschil van 642 liter per koe per jaar. De kg prijs in 2017 bedroeg € 0,3975. De schade over de periode januari t/m april 2017 wordt daarom begroot op 128 koeien x 642 liter x € 0,3975 -/- 3 =
€ 10.888,32.
2.
Derving verwachte omzet en aanwas
2.44.
[eisende partij] vordert € 63.852,- uit hoofde van het verschil tussen de geprognosticeerde omzet en aanwas over 2015 t/m 2017 en de daadwerkelijke omzet en aanwas over 2015 t/m 2017. Als toelichting hierop is verklaard dat in plaats van de 150 melkkoeien die er volgens de prognose hadden moeten zijn in 2017, er als gevolg van de fouten van MCN in 2017 maar 128 melkkoeien waren. Hierdoor waren er 22 minder melkkoeien dan begroot en werden er dus ook 22 minder kalveren geboren met een waarde van € 1.000,- per kalf. Deze schadepost zal worden afgewezen. Zoals hiervoor is overwogen waren er in 2018 nog maar 98,7 melkkoeien op het bedrijf. Tegen die achtergrond is onvoldoende gebleken dat er – de fouten van MCN weggedacht – in 2017 sprake was geweest van 150 melkkoeien. Deze schadepost wordt daarom afgewezen.
3.
Schade vervangend vee
[eisende partij] stelt dat in de periode januari 2016 tot en met maart 2017 11 melkkoeien, 27 kalfjes (jonger dan 1 jaar), 21 nuchtere kalfjes (jonger dan 1 week) en 17 stuks jongvee (ouder dan 1 jaar) zijn gestorven. Ter vervanging van het gestorven vee, heeft [eisende partij] 30 nieuwe koeien gekocht voor een totaalbedrag van € 46.911,29:
  • 11 koeien à € 1.452,83 excl. btw (september 2016); en
  • 19 koeien à € 1.622,64 excl. btw (november 2016).
Dit bedrag is niet volledig toewijsbaar. Ten aanzien van het aantal gestorven koeien blijkt uit de door [eisende partij] overgelegde rapportages geen eenduidig beeld. Uit de rapportage van [C] volgt dat er in de periode oktober 2015 tot en met september 2016 (een periode van 12 maanden) 16 koeien, 13 kalfjes en 18 nuchtere kalfjes zijn gestorven of geëuthanaseerd, tegenover 2 koeien, 5 kalfjes en 7 nuchtere kalfjes in de periode maart tot en met september 2015 (een periode van 7 maanden). [D] noemt in haar rapportage echter dat in de periode oktober 2015 tot en met september 2016 sprake was van 11 gestorven koeien, terwijl in de periodes voor en na de periode waarin verkeerd is gevoerd, maar sprake was van 1 gestorven koe. Dat onder de koeien sprake was van een significant hogere sterfte, heeft [eisende partij] voldoende onderbouwd. De kalversterfte was in de periode waarin verkeerd is gevoerd weliswaar verhoogd, maar is niet zo significant als de hogere sterfte onder de koeien. Dat die sterfte onder de kalveren volledig het gevolg is van de voerproblemen komt daarom niet vast te staan. Gelet hierop begroot de rechtbank de schade voor het vervangend vee op
€ 15.377,35(gebaseerd op 10 koeien tegen een gemiddelde prijs van € 1.537,74 per koe).
4.
Extra voergebruik
Uit de berekening van ing. [B] , onafhankelijk adviseur rundveevoeding, blijkt dat voor een bedrag van
€ 13.351,20te veel voer is verbruikt door de fouten met de melkrobotinstallatie. Deze kosten zijn een direct gevolg van de gemaakte fouten en komen voor vergoeding in aanmerking.
5.
Extra kosten eigen arbeid
Deze schadepost wordt afgewezen. Los van de vraag of eigen arbeid kan kwalificeren als gevolgschade, heeft [eisende partij] de gemaakte uren niet onderbouwd en bovendien niet uitgelegd waarom voor eigen arbeid een uurtarief van € 25,- per uur gerekend zou mogen worden.
6.
Extra kosten MCN
[eisende partij] vordert vergoeding van door MCN in rekening gebrachte kosten van in totaal € 2.108,-. [eisende partij] heeft deze kosten met facturen onderbouwd. Volgens [eisende partij] moeten deze kosten voor rekening van MCN blijven omdat MCN de fout heeft veroorzaakt. Op 6 september 2016 is de installatiefout ontdekt. De facturen zien echter op werkzaamheden daarna, in de periode 29 september 2016 tot en met 2 maart 2017. Dat deze werkzaamheden verband houden met de kalibratie- of installatiefout blijkt niet uit de facturen en heeft [eisende partij] ook niet uitgelegd. Deze schadepost wordt daarom afgewezen.
7.
Extra kosten veearts
In 2016 zijn significant meer kosten voor de veearts gemaakt dan in 2015 als gevolg van de problemen. Het verschil bedraagt
€ 4.382,95en heeft [eisende partij] onderbouwd met verwijzing naar het rapport van [E] . Dit bedrag is toewijsbaar.
8.
Extra kosten afvoer kadavers
Door de hogere sterfte onder de koeien zijn ook extra kosten gemaakt voor de afvoer van kadavers. De kosten hiervoor,
€ 946,20, heeft [eisende partij] ook onderbouwd met verwijzing naar het rapport van [E] . Dit bedrag is toewijsbaar.
9.
Kosten deskundigen
[eisende partij] heeft diverse deskundigen ingeschakeld ter vaststelling en begroting van haar schade. Deze kosten van
€ 6.325,80zijn toewijsbaar op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
10.
Eigen uren overleg met deskundigen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de eigen arbeid, wordt deze schadepost afgewezen.
Geen matiging op grond van eigen schuld
2.45.
ASR heeft nog aangevoerd dat het in de sector algemeen bekend is dat het de taak van de veehouder is om regelmatig een kalibratie van de apparatuur van de voerrobot uit te voeren. Zij betwijfelt waarom de afwijking van het werkelijke voerverbruik versus het voerverbruik in het computersysteem niet is opgemerkt. Voor zover ASR hiermee stelt dat een deel van de schade op grond van eigen schuld (artikel 6:101 BW) voor rekening van [eisende partij] moet blijven, wordt zij hierin niet gevolgd. Zoals [eisende partij] heeft aangevoerd, en ASR ook niet heeft weersproken, heeft zij juist herhaaldelijk bij MCN aan de bel getrokken nadat bleek dat het verbruik van het voer niet overeenkwam met de verwachtingen en de melkkoeien achteruit gingen in conditie en melkproductie. Het was uiteindelijk mevrouw [eisende partij] zelf die – tijdens een bezoek van MCN – de verwisseling van de aansluiting van de voersilo’s heeft ontdekt. Er bestaat dan ook geen aanleiding om de vergoedingsplicht van ASR te matigen vanwege eigen schuld bij [eisende partij] .
2.46.
Zoals eerder overwogen brengt de niet-toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van MCN mee dat sprake is van een eigen risico van € 10.000,-. Met inachtneming van dit eigen risico is de slotsom dat ASR gehouden is een bedrag van
€ 139.478,82aan [eisende partij] te betalen uit hoofde van de verzekeringsdekking.
ASR heeft niet onrechtmatig gehandeld
2.47.
In haar akte na de mondelinge behandeling heeft [eisende partij] aanvullend als grondslag voor haar vordering op ASR gesteld dat ASR onrechtmatig heeft gehandeld. [eisende partij] heeft medewerking verleend aan het onderzoek door [expertisebureau 1] , door onder andere vertrouwelijke bedrijfsgegevens te verstrekken. Het rapport van [expertisebureau 1] is vervolgens, ondanks verzoeken daartoe, niet met [eisende partij] gedeeld. [eisende partij] stelt dat ASR heeft gehandeld in strijd met hetgeen het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt door het rapport niet te verstrekken, terwijl daarin de door MCN gemaakte fout werd erkend, en door bovendien met MCN af te spreken dat MCN aansprakelijkheid zou betwisten. Door het achterhouden van informatie is [eisende partij] bemoeilijkt in haar pogingen tot verhaal van haar schade. [eisende partij] heeft zelf een nieuw onderzoek moeten laten doen en er is kostbare tijd verloren gegaan, waardoor [eisende partij] als gevolg van het faillissement van MCN, haar volledige schade niet meer op MCN kan verhalen. [eisende partij] acht dit van belang omdat MCN – gelet op het feit dat de aansprakelijkheidsbeperkende bedingen in haar algemene voorwaarden zijn vernietigd – aansprakelijk kon worden gehouden voor de volledige schade, en niet alleen voor de schade die door de verzekering bij ASR gedekt wordt. Volgens [eisende partij] is ASR om die reden op grond van onrechtmatige daad gehouden om haar volledige schade te vergoeden.
2.48.
De aansprakelijkheidsbeperkende bedingen in de algemene voorwaarden van MCN zijn vernietigd door [eisende partij] . Dit brengt mee dat ook ASR geen beroep kan doen op beperking of uitsluiting van aansprakelijkheid op grond van die voorwaarden. Wel is sprake van een eigen risico van € 10.000,-, omdat de algemene voorwaarden van MCN niet van toepassing zijn. De vraag die ter beoordeling voorligt, is daarom of ASR vanwege onrechtmatig handelen ook gehouden is dit verschil van € 10.000,- aan [eisende partij] te betalen.
2.49.
ASR heeft betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld, dat [eisende partij] schade heeft geleden en dat sprake is van causaal verband.
2.50.
[eisende partij] heeft onvoldoende gesteld om tot de conclusie te komen dat sprake is van schade en van causaal verband tussen de vermeende onrechtmatige daad aan de zijde van ASR en de schade. Dat [eisende partij] het verschil van € 10.000,- wel had kunnen verhalen op MCN indien zij eerder de beschikking had gekregen over het [expertisebureau 1] rapport, kan niet worden vastgesteld. Uit het [expertisebureau 1] rapport blijkt weliswaar dat MCN een fout heeft gemaakt, maar daarin werd het door [eisende partij] gestelde causaal verband tussen die fout en de schade niet onderschreven. Ook als [eisende partij] eerder de beschikking had gekregen over het rapport van [expertisebureau 1] , had zij zelf dus nog nader onderzoek moeten laten doen ter vaststelling dan wel onderbouwing van haar schade, zoals zij ook heeft gedaan. Bovendien is MCN ook nog failliet gegaan. Het is maar de vraag of de discussie over de schade tijdig voor dit faillissement zou zijn afgerond en of MCN dan verhaal zou hebben geboden voor (dit deel van) de schade.
Wettelijke rente
2.51.
[eisende partij] vordert ook wettelijke rente over haar vordering, vanaf 16 januari 2018, de dag dat zij MCN aansprakelijk heeft gesteld (de rechtbank begrijpt dat in het petitum van de dagvaarding de rente per abuis vanaf 16 februari 2018 is gevorderd). ASR heeft geen verweer gevoerd tegen de gevorderde rente. Wettelijke rente is verschuldigd vanwege vertraging in de voldoening van een geldsom, over de tijd dat de schuldenaar met de voldoening in verzuim is geweest (artikel 6:119 BW). De door ASR te betalen hoofdsom is gebaseerd op de verzekeringsdekking voor de toerekenbare tekortkoming van MCN. Het verzuim treedt in indien deze verbintenis niet terstond wordt nagekomen (artikel 6:83 sub b BW). De wettelijke rente over het bedrag van € 139.478,82 wordt daarom toegewezen zoals gevorderd, vanaf 16 januari 2018.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.52.
[eisende partij] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 3.948,95. De hoofdvorderingen vallen niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank zal daarom de gevorderde vergoeding toetsen aan het Rapport BGK-integraal. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering wordt afgewezen. [eisende partij] heeft namelijk niet gesteld dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die voor vergoeding in aanmerking komen.
Proceskosten
2.53.
Artikel 21 Rv luidt:
“Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht”.
2.54.
ASR heeft de discussie met MCN over de dekking geparkeerd totdat [eisende partij] daadwerkelijk rechtsmaatregelen zou treffen. Daarbij heeft ASR met MCN de afspraak gemaakt dat MCN aansprakelijkheid tegenover [eisende partij] zou afwijzen. Dat mag ASR doen. Maar ASR heeft in deze procedure tot na de mondelinge behandeling (tegenover [eisende partij] en de rechtbank) niet vermeld dat zij deze afspraak met MCN heeft gemaakt. Integendeel, zij heeft een beroep gedaan op de vervaltermijn. Op dit beroep moest door de rechtbank eerst worden beslist. Ter zitting heeft de rechtbank er op gewezen dat er sprake was van een “gemankeerde tijdlijn” en dat er correspondentie leek te ontbreken. Daarnaar heeft ASR gedurende de zitting gezocht op een laptop. De rechtbank heeft aan het eind van de mondelinge behandeling nog gewezen op artikel 21 Rv. Het is goed dat zowel ASR als [eisende partij] nadere informatie hebben overgelegd en ASR het beroep op de vervaltermijn heeft ingetrokken. Wat daarvan ook zij, dit is veel te laat in de procedure gebeurd. ASR is verantwoordelijk voor het op orde houden van het dossier en de presentatie van alle relevante en juiste informatie aan de rechtbank. Dat heeft zij onvoldoende gedaan. Daardoor is in de stukken en gedurende de zitting veel tijd gemoeid met dit (na de zitting ingetrokken) beroep op de vervaltermijn. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de proceskostenvergoeding aan te passen. Het liquidatietarief wordt daarom verhoogd van € 1.929,00 per punt (het tarief op basis van het toegewezen bedrag) naar € 3.858,00 per punt.
2.55.
ASR is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) van [eisende partij] betalen. Die proceskosten worden, op basis van het toe te wijzen bedrag, begroot op:
- kosten van de dagvaarding
106,73
- griffierecht
5.737,00
- salaris advocaat
9.645,00
(2,50 punten × € 3.858,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
15.666,73
2.56.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad verklaring
2.57.
ASR heeft verzocht dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, gelet op de precaire financiële situatie bij [eisende partij] . Zij heeft ter onderbouwing van deze stelling een vonnis van 20 oktober 2021 in een procedure tussen [eisende partij] en Rabobank overgelegd, en een interview met [eisende partij] uit 2018. Hieruit volgt dat [eisende partij] last had van de nieuwe fosfaatwetgeving, waardoor minder koeien konden worden gehouden dan beoogd, en dat in de periode 2017-2019 sprake was van achterblijvende financiële resultaten.
2.58.
[eisende partij] heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd dat het inmiddels beter gaat met het bedrijf en erop gewezen dat de stukken waar ASR ter onderbouwing naar verwijst, gedateerd zijn. ASR heeft vervolgens niet nader toegelicht dan wel onderbouwd, waarom zij op dit moment risico loopt indien dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De rechtbank ziet om die reden geen aanleiding om af te wijken van het uitgangspunt dat een vonnis op verzoek uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
veroordeelt ASR tot betaling aan [eisende partij] van € 139.478,82, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 16 januari 2018 tot de dag van volledige voldoening,
3.2.
veroordeelt ASR in de proceskosten van [eisende partij] , tot de datum van dit vonnis begroot op € 15.666,73, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als ASR niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
veroordeelt ASR tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Gaertman en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024