ECLI:NL:RBMNE:2024:6202

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/4222
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling WIA-uitkering en geschiktheid van functies na medische beoordeling

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 28 januari 2019 ziekmeldde, beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv dat haar loongerelateerde WGA-uitkering per 26 januari 2023 zou veranderen in een loonaanvullingsuitkering. Eiseres had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar het Uwv concludeerde na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage was vastgesteld op 36,38%. Eiseres betwistte de medische beoordeling en voerde aan dat het Uwv onvoldoende onderzoek had verricht naar haar beperkingen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de besluiten over de arbeidsongeschiktheid mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldeden. Eiseres diende medische onderbouwing te leveren om haar claims te ondersteunen, maar de rechtbank oordeelde dat de door het Uwv ingebrachte rapporten zorgvuldig waren en geen tegenstrijdigheden vertoonden. De rechtbank concludeerde dat het Uwv zorgvuldig had gehandeld en dat de medische beoordeling juist was. Eiseres kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4222

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Weijer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als ‘ambulant werkende’ bij [ex-werkgever] (de ex-werkgever) voor 28 uur per week. Zij heeft zich op 28 januari 2019 ziekgemeld in verband met gezondheidsklachten. Het Uwv heeft eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend met ingang van 26 januari 2021. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 100%.
1.1.
Met het besluit van 27 oktober 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat de loongerelateerde uitkering per 26 januari 2023 (de datum in geding) verandert in een loonaanvullingsuitkering. De ex-werkgever heeft tegen dit besluit op 28 november 2022 bezwaar gemaakt met het verzoek aan het Uwv om een actueel medisch en arbeidsdeskundig onderzoek te verrichten. Dat heeft het Uwv gedaan.
1.2.
De primaire verzekeringsarts Krijt heeft op 24 augustus 2023 een rapportage opgemaakt in het kader van de Wet WIA en een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de belastbaarheid van eiseres per 1 augustus 2021 en ook per 26 januari 2023 ongewijzigd is ten opzichte van de belastbaarheid per einde wachttijd. De arbeidsdeskundige heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage op grond hiervan vastgesteld op 100%.
1.3.
Naar aanleiding van het actueel medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft de ex-werkgever zich op het standpunt gesteld dat eiseres in aanmerking moet komen voor een IVA-uitkering.
1.4.
Naar aanleiding van de zienswijze van de ex-werkgever heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts] (arts bezwaar en beroep onder supervisie van verzekeringsarts [A] ) opnieuw een medische beoordeling uitgevoerd. Er is een rapportage opgemaakt op 28 februari 2024. De FML is op 7 maart 2024 gewijzigd. Het beoordelingspunt 4.9 (buigen) is aangepast naar de norm van 90 graden. Aan beoordelingspunt 5.2 (zitten tijdens het werk) is toegevoegd dat houdingswisseling mogelijk moet zijn, eiseres mag niet continu gekluisterd zijn door pedaalbediening. Het beoordelingspunt 6.3 (uren per week) is aangepast naar maximaal 30 uur per week. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft eiseres op grond van deze nieuwe FML 36,38% arbeidsongeschikt geacht.
1.5.
Op 8 april 2024 heeft het Uwv een voornemen wijziging beslissing aan de ex-werkgever en eiseres gestuurd. De wijziging houdt in dat eiseres per 26 januari 2023 36,38% arbeidsongeschikt wordt geacht. De ex-werkgever heeft geen bezwaren tegen de voorgenomen beslissing geuit. Eiseres heeft op 26 april 2024 haar zienswijze gegeven, zij is het niet eens met de bevindingen van de beoordelend verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 2 mei 2024 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het eerdere medische oordeel in bezwaar.
1.6.
Met het bestreden besluit van 17 mei 2024 heeft het Uwv de beslissing van 27 oktober 2022 gewijzigd. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vastgesteld op 36,38%. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Zij heeft op 16 juli 2024 aanvullende gronden ingediend en nadere (medische) informatie overgelegd.
1.7.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
1.8.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, vergezeld door [B] van het buurtteam en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zichzelf voelt zónder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank twijfel te zaaien aan de medische beoordeling.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
3. Eiseres voert aan dat het Uwv onvoldoende onderzoek heeft verricht naar haar beperkingen. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij in bezwaar niet is onderzocht door een BIG-geregistreerde verzekeringsarts, maar door een basisarts. De arts heeft dit gedaan onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts, maar de verzekeringsarts kan het onderzoek niet goed controleren, zo voert eiseres aan. De verzekeringsarts had bij het onderzoek aanwezig moeten zijn. Omdat dat niet is gebeurd is het onderzoek onzorgvuldig.
4. Eiseres heeft in het kader van de herbeoordeling Wet WIA het spreekuur bezocht van een geregistreerde verzekeringsarts die eiseres psychisch en lichamelijk heeft onderzocht. In de bezwaarprocedure heeft een psychisch en lichamelijk onderzoek en observatie plaatsgevonden door een arts bezwaar en beroep. De arts bezwaar en beroep is ingegaan op de in bezwaar aangevoerde gronden. Verder heeft de arts toegelicht welke beperkingen dienen te worden aangenomen. Daarbij heeft zij in de FML een beperking aangepast, een beperking toegevoegd en de urenbelasting per week aangepast. Het door de arts bezwaar en beroep opgestelde medische rapport is getoetst en akkoord bevonden door een geregistreerd verzekeringsarts bezwaar en beroep, waarmee deze verzekeringsarts bezwaar en beroep de inhoud van dat rapport voor zijn rekening heeft genomen.
5. Op grond van vaste rechtspraak geldt als uitgangspunt dat in de fase van bezwaar een spreekuurcontact met een verzekeringsarts bezwaar en beroep moet plaatsvinden als de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist én in de primaire fase geen spreekuurcontact met een geregistreerd verzekeringsarts heeft plaatsgehad. [1] Uit deze uitspraak volgt dus niet dat in bezwaar opnieuw een spreekuurcontact met een geregistreerd verzekeringsarts had moeten plaatsvinden. Eiseres heeft in het kader van de herbeoordeling Wet WIA namelijk al een spreekuur van een geregistreerd verzekeringsarts bezocht. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv zorgvuldig heeft gehandeld.

De medische beoordeling

6. Eiseres is van mening dat de medische beoordeling onjuist is. Zij heeft hiervoor een aantal argumenten aangevoerd, die de rechtbank hierna zal beoordelen.

Medische informatie

7. Als onderbouwing van haar argumenten heeft eiseres in beroep een brief van de reumatoloog van 9 mei 2023, een brief van de oogarts van 19 juni 2023 en een doorverwijzing naar de oogarts van 26 juni 2024 overgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de door eiseres ingebrachte stukken van het buurtteam, de gemeente [plaats] en [zorgorganisatie]
geenmedische informatie betreft. De door eiseres zelf ingevulde FML laat de rechtbank buiten beschouwing. Net als de overige ingebrachte stukken. Deze zijn namelijk of al eerder overgelegd of bevatten algemene informatie.
7.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 29 augustus 2024 gerapporteerd over de nieuw ingebrachte medische stukken. Hierbij heeft zij allereerst opgemerkt dat de brieven van de reumatoloog en oogarts en de doorverwijzing allen van na de datum in geding zijn. Uit de brief van de reumatoloog blijkt bovendien dat er onvoldoende argumenten zijn voor reumatoïde artritus. Ook kan er geen andere diagnose worden gesteld en wordt door de reumatoloog het belang van bewegen met vermijden van overbelasting benadrukt. Uit de brief van de oogarts volgt alleen dat er sprake is van aandoeningen bij eiseres die met een bril of oogdruppels te corrigeren zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat in deze medische stukken geen medische argumenten zijn opgenomen om af te wijken van het eerdere medische oordeel in bezwaar.
7.2.
De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen en ziet in de overgelegde medische informatie geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling.
Urenbeperking (rubriek 6)
8. Eiseres voert aan dat zij als gevolg van energetische beperkingen niet in staat is om 6 uur per dag en 30 uur per week te werken. Ook wijst eiseres erop dat zij wel degelijk overdag een slaapbehoefte heeft. Zij kijkt dan televisie om tijdens het rusten niet in slaap te vallen. Er moet een verdergaande urenbeperking worden aangenomen. De primaire verzekeringsarts achtte per datum in geding een urenbeperking van 20 uur aan de orde.
8.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 28 februari 2024 toegelicht waarom zij uitgaat van een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week. De primaire verzekeringsarts heeft een urenbeperking van 6 uur per dag en 20 uur per week vastgesteld, maar dit verder niet onderbouwd. [gezondheidsconsulent] heeft op 3 augustus 2020 een urenbeperking geadviseerd van 6 uur per dag. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vindt het daarom onduidelijk waarom de urenbelasting van eiseres zou moeten worden beperkt tot 20 uur per week. Eiseres geeft nergens een slaapbehoefte overdag aan. Ook heeft zij het revalidatietraject destijds goed kunnen volgen. Bovendien is tijdens het anderhalf uur durende onderzoek in bezwaar geen sprake geweest van verval bij eiseres. Zij heeft haar verhaal met veel bezieling en gebaren verteld. Ook zijn er geen duidelijke afwijkingen waarneembaar bij concentratie en geheugen. Dit wordt door de primaire verzekeringsarts ook niet geconstateerd. Daarnaast volgt uit de standaard betreffende urenbelasting duidelijk dat er vrijwel geen ziekten zijn waarbij er de ene dag een bepaalde urenbelasting mogelijk is en dan de volgende dag niet meer. Op basis van het voorgaande heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de urenbeperking per week aangepast naar 30 uur. Over de ervaren slaapbehoefte geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapportage van 29 augustus 2024 aan dat het in het kader van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek belangrijker is om vast te stellen waar iemand toe in staat is, dan wat iemand aangeeft te ervaren.
8.2.
De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij verdergaand of aanvullend beperkt moet worden geacht voor wat betreft duurbelasting. Bij de einde wachttijd beoordeling (rapportage van 23 februari 2021) werd eiseres 6 uur per dag belastbaar geacht en
tijdelijk15 uur per week in verband met een intensieve revalidatie behandeling van 3 tot 4 dagdelen per week. De primaire verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat de belastbaarheid van eiseres ongewijzigd is (rapportage van 24 augustus 2023). Zonder nadere onderbouwing gaat de primaire verzekeringsarts uit van een urenbeperking van 20 uur per week. In de bij de rapportage behorende FML is de urenbeperking van 15 uur per week blijven staan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet daarvoor geen aanleiding. Er is steeds consequent uitgegaan van een belastbaarheid van 6 uur per dag, hetgeen leidt tot een urenbeperking van 30 uur per week. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Buigen (rubriek 4.9)
9. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de conclusie dat eiseres in staat is om haar armen tot 90 graden te heffen heeft gebaseerd op een onjuiste waarneming. Eiseres heeft niet ‘zonder aarzeling haar jas van de kapstok’ gepakt en aangetrokken. Eiseres heeft haar jas van de kapstok gehaald door deze met twee handen tegelijk iets omhoog te tillen zodat deze los kwam van de haak. De verzekeringsarts heeft het strekken van haar armen niet kunnen onderzoeken vanwege de pijn die eiseres daarbij ervaart.
9.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft in haar rapportage van 29 augustus 2024 aan dat een waarneming een punt is waarover moeilijk te discussiëren is. Observatief onderzoek is een belangrijk en binnen de verzekeringsgeneeskundige beroepsgroep algemeen geaccepteerd instrument. Dat is waarom (verzekerings)artsen bij het Uwv veel aandacht aan dergelijke waarnemingen besteden. Daarmee acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep het onwaarschijnlijk dat de waarneming foutief is vastgesteld en gerapporteerd.
9.2.
De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij haar armen niet tot 90 graden kan heffen. Daarom ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Geen benutbare mogelijkheden
10. Eiseres voert aan dat er bij haar sprake is van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid. De operaties en de plaatsing van een neurotransmitter hebben geen effect gesorteerd. Er is geen afname van haar (pijn)klachten en er zijn geen operatieve opties voorhanden. Bovendien heeft eiseres alle mogelijke trajecten en therapieën doorlopen. Haar rugklachten, slaapproblematiek, diabetes en fibromyalgie zijn chronisch. Zij kan een taak tien minuten doen, daarna moet zij uitrusten. Daarom is volgens eiseres sprake van duurzame en volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank begrijpt dat eiseres hiermee zegt dat zij geen benutbare mogelijkheden (GBM) heeft, zoals bedoeld in art 1a van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Schattingsbesluit).
10.1.
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de medische rapportage van 28 februari 2024 heeft beschreven waarom eiseres niet voldoet aan een van de criteria uit artikel 1a van het Schattingsbesluit. Daarnaast komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis van de bevindingen bij het onderzoek en uit de medische informatie geen dermate ernstig ziektebeeld naar voren dat aannemelijk is dat eiseres niet in staat is tot enige activiteit. De rechtbank overweegt hierbij dat eiseres zelf verder ook geen medische informatie heeft ingebracht die een GBM claim ondersteunen. De rechtbank oordeelt daarom dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor GBM.
Conclusie over de medische beoordeling
11. Eiseres heeft verder geen medische informatie ingebracht en ook niet op een andere wijze aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van haar gezondheidstoestand. Evenmin heeft eiseres twijfel doen rijzen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over haar gezondheidstoestand en haar belastbaarheid voor arbeid. Hoewel de rechtbank zeker begrip heeft voor de beleving door eiseres van al haar klachten, betekent het hebben van klachten en hoe die door eiseres worden ervaren nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML.
Arbeidskundige beoordeling
12. Eiseres voert aan dat de geduide functies niet passend zijn, de geduide functies zijn te zwaar voor eiseres. Op de zitting is duidelijk geworden dat alle gronden die over de arbeidskundige beoordeling zijn aangevoerd terug te voeren zijn op de medische beoordeling. Eiseres heeft dus geen arbeidskundige beroepsgronden aangevoerd.
12. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, is de rechtbank van oordeel dat het Uwv met het arbeidsdeskundig rapport van 14 maart 2024 deugdelijk heeft gemotiveerd dat de voorbeeldfuncties de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen. Hieruit volgt ook dat het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres juist heeft vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M.M. Tijink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:99,.