In deze zaak vordert een moeder dat haar volwassen zoon de woning verlaat binnen 24 uur na betekening van het vonnis. De zoon, die samen met zijn moeder in de huurwoning woont, wenst in de woning te blijven tot hij zijn opleiding heeft afgerond en een eigen woning heeft gevonden. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een duurovereenkomst en dat de moeder een zwaarwegende grond heeft voor de opzegging, maar dat de zoon een redelijke termijn moet krijgen om de woning te verlaten. De voorzieningenrechter beslist dat de zoon tot en met 31 maart 2025 in de woning mag blijven, mits hij maandelijks een bedrag van € 353,00 aan de Belastingdienst terugbetaalt voor teveel ontvangen huurtoeslag en een kopie van de betaalafschriften aan zijn moeder verstrekt. De moeder heeft financiële problemen en ervaart een verstoorde relatie met haar zoon, wat haar vordering ondersteunt. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en komt tot de conclusie dat de zoon voldoende tijd moet krijgen om zijn opleiding af te ronden en een nieuwe woning te vinden, maar dat hij uiteindelijk de woning moet verlaten. De moeder heeft recht op compensatie voor de huurtoeslag die zij moet terugbetalen als gevolg van het inkomen van haar zoon. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de moeder grotendeels toe, met inachtneming van de voorwaarden die aan de beslissing zijn verbonden.