ECLI:NL:RBMNE:2024:619

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/5056 en 23/6240
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kapvergunning voor beschermwaardige bomen in parkwijk

Op 6 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser verzocht om een voorlopige voorziening tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het kappen van een grove den en een kastanjeboom op zijn perceel in een parkwijk. Eiser, eigenaar van het perceel, had de vergunning aangevraagd in verband met de bouw van een woning. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest had de aanvraag geweigerd op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening Soest, die beschermwaardige bomen in parkwijken beschermt. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze weigering, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de grove den onder de beschermwaardige bomen valt en dat er geen zwaarwegend belang was dat de kap rechtvaardigde. Eiser voerde aan dat de den geen beeldbepalende waarde had en dat de boom scheef stond, maar de rechtbank volgde deze argumenten niet. De boombeheerder van de gemeente had de stabiliteit van de den beoordeeld en geen aanleiding gezien voor kap. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt de bescherming van bomen in parkwijken en de strikte voorwaarden waaronder kapvergunningen kunnen worden verleend. De voorzieningenrechter stelde dat de kap van de grove den een onevenredige afbreuk zou doen aan het karakter van de parkwijk, en dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om een uitzondering te maken op de regels van de verordening.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5056 en 23/6240
uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 februari 2024 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser,

(gemachtigde: mr. F.A. Geevers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest (het college), verweerder
(gemachtigde: S. Smit).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser. Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2. Eiser heeft op 28 februari 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het kappen van een kastanjeboom en een grove den op het perceel [adres] in [plaats 2] . Eiser is eigenaar van dit perceel en laat hierop een woning bouwen. In dit verband heeft eiser de omgevingsvergunning aangevraagd.
3. Het college heeft met het primaire besluit van 20 december 2022 de gevraagde omgevingsvergunning geweigerd.
4. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het bezwaar van eiser is met de beslissing van 29 augustus 2023 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Het beroep en het verzoek van eiser hebben alleen betrekking op de weigering van de kap van de grove den.
5. De voorzieningenrechter heeft het beroep en het verzoek op 23 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van het college en [A] , [functie] bij de gemeente Soest.

Beoordelingskader

6. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat de aanvraag om de omgevingsvergunning vóór die datum is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
7. Volgens artikel 2:2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wabo geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een project, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
8. Het toetsingskader voor het verlenen van een kapvergunning is in dit geval de Algemene Plaatselijke Verordening Soest (de Verordening). De regels uit de Verordening zijn nader uitgewerkt in de beleidsnota “Bomen, de groene parels van Soest” (de Beleidsnota).
In artikel 4:10 van de Verordening is onder meer het volgende bepaald:
“c. Beschermwaardige boom: boom in categorie 1 tot en met 3 van het Beleid en vastgelegd op de Bomenkaart "de groene parels van Soest" […]
m. Parkwijk: begrensd woongebied met houtopstanden die tezamen een functioneel geheel vormen.”
In artikel 4:11 van de Verordening is onder meer het volgende bepaald:
“1. Het bevoegd gezag stelt een bomenkaart "de groene parels van Soest" met register vast. De kaart met bijbehorend register bevat een samenhangend geheel van beschermwaardige bomen. Op de Bomenkaart staan alle beschermwaardige bomen vermeld.”
In artikel 4:11b van de Verordening is onder meer het volgende bepaald:
“1. Het is verboden beschermwaardige bomen op de Bomenkaart "de groene parels van Soest":
a. te vellen of te doen vellen;
b. in hun groeiruimte aan te tasten, zodat duurzaam behoud niet gewaarborgd is.
2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het vellen van beschermwaardige bomen slechts bij uitzondering en onder verwijzing naar het beleid verlenen indien:
een zwaarwegend maatschappelijk belang, het belang van verkeersveiligheid of het belang van dunning zwaarder weegt dan duurzaam behoud van de beschermwaardige boom en daarbij een of meerdere alternatieven voor behoud zijn onderzocht;
naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade;
het vellen van de houtopstand geen onevenredige afbreuk doet aan het karakter en het behoud van de bomenstructuur/parkwijk; of
e houtopstand zich binnen een krachtens een bestemmingsplan bestaand bouwvlak van een hoofdgebouw bevindt.”

Beoordeling door de voorzieningenrechter

9. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het beroep ongegrond en is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
10. Partijen zijn het erover eens dat het perceel [adres] in [plaats 2] in een parkwijk ligt. Op grond van artikel 4:11b, eerste lid van de Verordening en de Beleidsnota valt de grove den onder categorie 1 van de te beschermen bomen, de bomenstructuren. In de Verordening en de Beleidsnota is bepaald dat alle bomen in een parkwijk in beginsel beschermwaardig zijn. Dit betekent dat de grove den in beginsel op grond van artikel 4:11b van de Verordening beschermd is. Op grond van het tweede lid van artikel 4:11b van de Verordening kan een kapvergunning slechts worden verleend indien sprake is van een zwaarwegend verwijderingsbelang.
De den staat los van andere bomen en de kap van de den doet geen afbreuk
11. Eiser voert aan dat de den alleen staat en los staat van de andere bomen in de omgeving. Volgens eiser doet het vellen van de grove den geen onevenredige afbreuk aan het bosachtige karakter en het behoud van de parkwijk. Eiser wijst daarbij op foto’s die hij heeft overgelegd. Volgens eiser blijkt uit deze foto’s dat het ‘‘parkkarakter’’ van de straat wordt gevormd door een groot aantal bomen, met grote groene kronen en dit karakter is volgens eiser niet afhankelijk van de ene den op het perceel van eiser. Eiser heeft op de zitting aangevoerd dat de grove den geen beeldbepalende waarde heeft in de zin van paragraaf 5.1.1. van de Beleidsnota en geen onderdeel uitmaakt van de structuur.
12. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De rechtbank overweegt dat paragraaf 5.1.1 van de Beleidsnota niet het toepasselijke toetsingskader is omdat dit ziet op bomen die niet op de bomenkaart staan. De grove den staat op de bomenkaart en is gelegen in een parkwijk. Deze boom is daardoor een beschermwaardige boom in de zin van de Verordening. [1] Het college heeft op de zitting toegelicht dat de grove den is gelegen in een bomenstructuur/parkwijk en dat de kap wel een onevenredige afbreuk zou doen aan het karakter en het behoud van de bomenstructuur/parkwijk. Dit komt doordat de grove den een gebiedseigen boom is, die hoort bij de omgeving van de Soesterduinen, waartoe ook het perceel van eiser behoort. Er zijn in de omgeving al veel bomen gekapt. Indien de grove den ook zou worden gekapt, zou het perceel van eiser compleet kaal worden. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Scheefstand en stabiliteit van de den
13. Eiser voert aan dat de grove den scheef staat en getwijfeld moet worden aan de stabiliteit van de den, zelfs als de den gezond zou zijn. Bij zowel eiser als bij de buren van eiser bestaat de vrees dat de boom zal omvallen.
14. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Daarbij is van belang dat de boombeheerder van de gemeente op locatie een visuele inspectie heeft uitgevoerd. Volgens de boombeheerder is de conditie, stabiliteit en levensverwachting van de grove den op dit moment voldoende. Daarbij is ook aangegeven dat een boom met een scheefstand niet noodzakelijkerwijs ook instabiel is. Eiser heeft hier geen rapport van een boomdeskundige tegenovergesteld. De rechtbank heeft ook overigens geen aanknopingspunten om aan de juistheid van het oordeel van de boombeheerder van het college te twijfelen. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Beperking bebouwingsmogelijkheden
15. Eiser voert aan dat de grove den hem beperkt in zijn mogelijkheden om het perceel te bebouwen.
16. De rechtbank geeft eiser ook op dit punt geen gelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is er namelijk geen sprake van één van de uitzonderingen die zijn opgenomen in artikel 4:11b, tweede lid van de Verordening om een kapvergunning te verlenen voor een beschermwaardige boom. Zoals ook op de zitting is bevestigd staat de grove den niet binnen een bestemmingsplan bestaand bouwvlak van een hoofdgebouw. De uitzondering in onderdeel d van artikel 4:11b, tweede lid van de Verordening doet zich dus niet voor. De beroepsgrond slaagt niet.
Het perceel was voorheen onbebouwd
17. Eiser voert aan dat het perceel waarop hij een huis laat bouwen voorheen onbebouwd was. Met medeweten en medewerking van het college wordt een woning gerealiseerd op een plek waar die er voorheen niet was. Een dergelijke wijziging kan volgens eiser leiden tot een botsing tussen de oude en de nieuwe situatie en het nieuwe gebruik. In dat verband kan het volgens eiser redelijk zijn dat een relatief klein obstakel moet wijken om het nieuwe gebruik mogelijk te maken.
18. Voor zover dit als beroepsgrond moet worden opgevat, slaagt deze beroepsgrond niet. Gelet op artikel 4:11b, tweede lid van de Verordening vormt deze reden geen uitzonderingsgrond om voor een beschermwaardige boom een kapvergunning te verlenen.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Omdat het beroep ongegrond is, is er ook geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W.A. Schimmel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024.
De rechter is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 4:11b van de Verordening.