ECLI:NL:RBMNE:2024:6184

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
24/4053 UTR
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 31 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit dat op 18 maart 2024 bekend was gemaakt. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroep binnen zes weken na bekendmaking te worden ingediend. Dit betekent dat het beroepschrift uiterlijk op 20 maart 2024 bij de rechtbank had moeten zijn ontvangen. Echter, de rechtbank ontving het beroepschrift pas op 6 juni 2024, wat te laat is. Hierdoor kan de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen.

De rechtbank heeft in overweging genomen dat er soms geldige redenen kunnen zijn voor een te late indiening, maar in dit geval heeft eiser geen overtuigend bewijs kunnen leveren dat het beroepschrift op tijd was ingediend. Eiser stelde dat hij op 5 april 2024 een beroepschrift had ingediend, maar de rechtbank heeft dit beroepschrift nooit ontvangen. De door eiser overgelegde screenshot toont slechts aan dat hij op die datum een stuk heeft ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland, wat niet relevant is voor deze zaak.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Awb. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4053

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: F.R. Eggink).
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 7 februari 2024.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 18 maart 2024. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 20 maart 2024 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 6 juni 2024. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser geeft aan per brief gedateerd van 23 juli 2024 dat hij op 5 april 2024 al een beroepschrift zou hebben ingediend en dat dit niet door de rechtbank geregistreerd zou zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift gedateerd van 5 april 2024 echter nooit ontvangen. De screenshot, die eiser op 23 juli 2024 stuurde, maakt het voor de rechtbank niet aannemelijk dat het beroepschrift dan wel zou zijn ingediend. Hieruit blijkt slechts dat eiser op 5 april 2024 een stuk heeft ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland.
5. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb).
6. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.