Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.Kern van de zaak
3.De beoordeling
.De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en zijn verhuurder, aangeduid als [gedaagde] B.V. De eiser vorderde een bedrag van € 17.109,16, vermeerderd met rente en kosten, op basis van onverschuldigde betaling. De eiser stelde dat hij te veel huur had betaald, omdat de kantonrechter in een eerder vonnis de huurprijs had vastgesteld op een lager bedrag dan wat hij maandelijks aan huur had betaald. De gedaagde betwistte de hoofdsom niet, maar voerde verweer tegen de gevorderde incassokosten en de uitvoerbaar bij voorraadverklaring.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van de eiser toewijsbaar was, omdat de gedaagde het totaalbedrag van € 17.789,14 onverschuldigd had ontvangen. De kantonrechter wees de vordering toe en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. De wettelijke rente werd toegewezen vanaf 16 december 2023, omdat de gedaagde in verzuim was geraakt na een verzoek tot betaling. De vordering van de eiser om incassokosten te vergoeden werd afgewezen, omdat de eiser niet had aangetoond dat er buitengerechtelijke incassowerkzaamheden waren verricht.
De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de eiser, die in totaal € 1.034,00 bedroegen. De kantonrechter weigerde de uitvoerbaar bij voorraadverklaring te schorsen, omdat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een restitutierisico. De beslissing van de kantonrechter geldt totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt, mocht er hoger beroep worden ingesteld.