ECLI:NL:RBMNE:2024:6162

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
C/16/579163 / FO RK 24-44
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing, inschrijving school en wijziging zorgregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 november 2024 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen de moeder en de vader van de minderjarige [minderjarige]. De moeder verzocht de rechtbank om toestemming te verlenen voor verhuizing naar [plaats 1], inschrijving van [minderjarige] op een nieuwe school en wijziging van de zorgregeling. De vader was het niet eens met deze verzoeken en vroeg de rechtbank om de verzoeken van de moeder af te wijzen en te bepalen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij hem zou hebben in het geval de moeder zou verhuizen.

De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verhuizing niet in het belang van [minderjarige] was, die op dat moment 7 jaar oud was en goed functioneerde in zijn huidige omgeving. De rechtbank benadrukte dat de ouders samen het gezag over [minderjarige] hebben en dat zij belangrijke beslissingen over hem gezamenlijk moeten nemen. De moeder had weliswaar persoonlijke en financiële belangen bij de verhuizing, maar deze belangen wogen niet op tegen de belangen van [minderjarige] en de vader.

De rechtbank heeft ook de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader gewijzigd, waarbij de zorg nu gelijker verdeeld wordt. De rechtbank heeft de regeling zo aangepast dat [minderjarige] meer tijd bij de vader doorbrengt, wat in het belang van het kind werd geacht. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden opgevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/579163 / FO RK 24-944
Verhuizing, inschrijving school, hoofdverblijf en zorgregeling (inclusief vakanties)
Beschikking van 14 november 2024
in de zaak van:
[de moeder],
wonende in [woonplaats 1] , gemeente [gemeente 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E.M. Rengelink,
tegen
[de vader],
wonende in [woonplaats 2] , gemeente [gemeente 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S.S. Zijderveld.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen), binnengekomen op 25 juli 2024;
  • het verweerschrift van de vader met daarin een aantal zelfstandige verzoeken (tegenverzoeken) (met bijlagen) van 26 september 2024;
  • het bericht van de moeder van 30 september 2024 (met bijlagen);
  • het verweerschrift van de moeder tegen de zelfstandige verzoeken van de vader (met bijlagen) van 7 oktober 2024;
  • het bericht van de vader van 8 oktober 2024 (met bijlagen);
  • het bericht van de moeder van 9 oktober 2024 (met bijlagen);
  • het bericht van de vader van 10 oktober 2024.
1.2.
De verzoeken zijn door de meervoudige kamer (drie rechters) besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 10 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • de heer [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige [minderjarige] , de zoon van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat hij van de verzoeken vindt. [minderjarige] is hiervoor nog te jong.
2. Waar de procedure over gaat
2.1.
De ouders hebben met elkaar een relatie gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
[minderjarige], geboren op
[geboortedatum] 2017 in Utrecht.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem nemen.
2.4.
De ouders hebben geen ouderschapsplan opgesteld.
2.5.
Nadat partijen uit elkaar gingen, bleef de moeder in de voormalige gezamenlijke huurwoning van partijen in [woonplaats 1] wonen. De vader is toen verhuisd naar een door hem gekochte koopwoning in [woonplaats 2] . [minderjarige] zit op basisschool [school] in [woonplaats 1] .
2.6.
Deze rechtbank heeft bij beschikking van 6 juli 2023 de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] vastgesteld bij de moeder. Bij diezelfde beschikking is een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [minderjarige] , die inhoudt dat [minderjarige] de ene week van vrijdagmiddag uit school tot dinsdagochtend naar school bij de vader is en de andere week van maandagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school. Verder is een regeling voor de vakanties en feestdagen vastgesteld. Tot slot heeft de rechtbank bepaald dat de vader met ingang van 6 juli 2023 een bijdrage aan kinderalimentatie van € 77,- per maand moet betalen aan de moeder, steeds vóór de eerste van de maand. Vermeerderd met de wettelijke indexering bedraagt de bijdrage aan kinderalimentatie nu € 81,77 per maand.
2.7.
In 2024 heeft de moeder een kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. Bij vonnis van 18 juli 2024 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om te verhuizen naar Bergen of omgeving, om [minderjarige] in te schrijven op een andere school en voorlopig de zorgregeling te wijzigen, afgewezen.
2.8.
De moeder vraagt de rechtbank nu, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, kort gezegd, haar toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen, [minderjarige] in te schrijven op een nieuwe school en de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader te wijzigen. Ook vraagt de moeder om toestemming te verlenen aan de huidige school van [minderjarige] om informatie over hem en zijn onderwijsbehoefte te delen met deze nieuwe school.
2.9.
De vader is het met de verzoeken van de moeder oneens. Hij wil dat de verzoeken van de moeder worden afgewezen en vraagt de rechtbank in plaats daarvan, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat in de situatie dat de moeder verhuist, [minderjarige] zijn hoofdverblijf heeft bij hem en de zorgregeling te wijzigen, zowel in de situatie dat de moeder verhuist als in de situatie dat de moeder niet verhuist. Verder wil de vader dat een vakantieregeling wordt vastgesteld.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal hierna per onderwerp de beslissing noemen en uitleggen waarom zij die beslissing neemt.
De verhuizing
3.2.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder afwijzen. Dat betekent dat aan de moeder geen vervangende toestemming wordt verleend om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen.
Juridisch kader
3.3.
Voorop staat dat de ouders samen het gezag over [minderjarige] hebben en dat zij beslissingen over hem daarom samen moeten nemen. In dit geval lukt dat de ouders niet, omdat zij het niet eens zijn over de door de moeder gewenste verhuizing met [minderjarige] naar [plaats 1] . In zo’n situatie kan een ouder de rechtbank vragen hierover een beslissing te nemen. [1]
3.4.
Iedere ouder heeft het recht om zijn of haar leven met het kind in te richten op een manier die hem of haar goed lijkt. Daaronder valt in beginsel ook de vrijheid om op een andere plek met het kind te gaan wonen. Als de ene ouder het niet eens is met de verhuisplannen van de andere ouder, dan moet de rechtbank alle omstandigheden in kaart brengen en een belangenafweging maken. Het belang van het kind staat hierbij voorop, maar afhankelijk van de omstandigheden kunnen andere belangen zwaarder wegen.
Inhoudelijke belangenafweging
3.5.
De moeder heeft gesteld dat haar belang bij de verhuizing ligt in de noodzaak om haar werk als [functie] in [plaats 2] te kunnen uitvoeren. Dit is zowel een persoonlijk belang, want zij wil graag uitvoering geven aan haar ambitie en opleiding, als ook een financieel belang omdat zij hiermee een hoger inkomen kan verdienen (€ 1.400,- netto meer per maand). Dit laatste is van groot belang omdat de moeder nu in de ziektewet zit, schulden heeft die voortvloeien uit de beëindiging van de relatie met de vader en onvoldoende kinderalimentatie ontvangt om in de behoefte van [minderjarige] te voorzien. De moeder moet zich nu wenden tot de voedselbank voor hulp. Volgens de moeder kan zij deze functie als [functie] niet uitvoeren in de omgeving van [woonplaats 1] . Zij heeft dit geprobeerd, maar zij kon of helemaal geen baan vinden of geen baan vinden die met de werktijden en reisafstand aansloot bij de zorg voor [minderjarige] . De baan als [functie] in [plaats 2] heeft de moeder per
1 september 2024 geaccepteerd. Als zij met [minderjarige] naar [plaats 1] mag verhuizen kan zij deze baan wel combineren met de zorg voor [minderjarige] . Zij heeft hierover afspraken gemaakt met haar werkgever.
3.6.
De vader stelt dat het juist in het belang van [minderjarige] is dat [minderjarige] in zijn vertrouwde omgeving van [woonplaats 1] blijft wonen. Er geldt sinds vorig jaar een duidelijke zorgregeling. [minderjarige] weet waar hij aan toe is doordat voor hem duidelijk is wanneer hij bij welke ouder is. Met beide ouders heeft [minderjarige] een goede band. Een verhuizing van [minderjarige] naar [plaats 1] betekent dat de huidige zorgregeling niet meer door kan gaan. De vader en [minderjarige] zullen elkaar minder vaak zien. Bovendien kan de vader, alleen al door de afstand, onmogelijk betrokken blijven bij belangrijke aspecten van [minderjarige] ’s leven, zoals schoolactiviteiten, zijn vriendenkring, sport en therapie. Dit zal tot gevolg hebben dat de rol van de vader bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] wordt uitgehold. Volgens de vader zijn er in de omgeving van Utrecht voldoende mogelijkheden voor de moeder om een beter inkomen te verdienen, als [functie] of in een andere functie.
3.7.
De rechtbank volgt het standpunt van de vader dat een verhuizing van [minderjarige] niet in zijn belang is. [minderjarige] is 7 jaar. De relatie van zijn ouders is verbroken toen hij nog heel jong was en zij kunnen niet op een fijne manier met elkaar omgaan en zijn niet in staat om goed met elkaar te communiceren over [minderjarige] . Dit blijkt uit de door de beide ouders overgelegde producties, maar ook uit het gesprek dat op de zitting met de ouders is gevoerd. Als [minderjarige] bij de moeder is, verblijft hij in [plaats 3] en als [minderjarige] bij de vader is, is hij in [woonplaats 2] . Zijn school staat in [woonplaats 1] . [minderjarige] is er nu aan gewend dat zijn beide ouders ongeveer even veel voor hem zorgen. Als de moeder met [minderjarige] verhuist dan zal dit veranderen. Alleen al door de reisafstand zal [minderjarige] dan een van zijn ouders minder vaak gaan zien. Dit zou voor ieder kind ingrijpend zijn en dus ook voor [minderjarige] . Maar juist doordat de ouders niet goed met elkaar communiceren zal dit voor [minderjarige] meer dan gemiddeld ingewikkeld zijn. Bovendien zal [minderjarige] ’s sociale centrum dan niet in de omgeving van de vader liggen. Dat betekent dat de vader niet meer actief zal kunnen deelnemen aan de school- en sportactiviteiten van [minderjarige] , vriendjes kan meenemen uit school naar zijn huis etc. De rechtbank is daarbij net als de Raad bang dat de kans dan groot is dat als [minderjarige] ouder wordt hij door de afstand (nog) minder vaak naar zijn vader zal gaan, juist omdat zijn sociale centrum dan bij de moeder ligt. Deze vermindering van contact, feitelijk het wijzigen van het bestaande co-ouderschap, is niet in het belang van [minderjarige] en de vader. De compensatie die de moeder aanbiedt door middel van een regeling voor alle studiedagen en videomomenten, is niet voldoende om het nadeel voor [minderjarige] en de vader op te vangen.
3.8.
Uit de stukken en wat is verteld op de zitting volgt dat het goed gaat met [minderjarige] op zijn huidige school. Anders dan de moeder heeft verklaard, zijn zijn schoolrapporten goed en volgen hieruit geen zorgen. Hij heeft het fijn in de klas bij zijn juf, heeft vriendjes op school en neemt regelmatig vriendjes mee naar huis. Ook bij de buitenschoolse opvang heeft hij volgens de vader vrienden. Als [minderjarige] gaat verhuizen, zal hij zijn vertrouwde omgeving moeten achterlaten. [minderjarige] heeft al eerder een ingrijpende verandering meegemaakt, namelijk de breuk van de relatie van zijn ouders en de verhuizing uit de gemeenschappelijke woning. Hij is nu net gewend aan de huidige regeling en het is voor hem niet goed als hij nu weer een ingrijpende verandering moet meemaken. Zeker niet omdat beide ouders, maar vooral de moeder, aangeven dat [minderjarige] een heel gevoelig jongetje is.
3.9.
Het persoonlijke en financiële belang dat de moeder heeft gesteld bij haar nieuwe functie en daarmee de verhuizing is invoelbaar. Maar dit belang weegt niet zwaarder dan de hiervoor beschreven belangen van [minderjarige] en de vader. De wens om als [functie] te werken zal daarom voor nu moeten worden uitgesteld. De rechtbank is van oordeel dat de moeder ook op andere manieren aan een inkomen kan komen. De moeder stelt wel dat zij dit niet kan, maar zij heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat zij zich niet in de huidige omgeving van [woonplaats 1] kan blijven ontwikkelen of werken. Bovendien heeft de moeder een opleiding op HBO-niveau afgerond en heeft zij door de jaren heen banen in diverse werkomgevingen gehad. In het licht hiervan vindt de rechtbank de stelling van de moeder dat zij, als zij de functie als [functie] in [plaats 2] niet kan uitoefenen, een bijstandsuitkering zal moeten aanvragen, niet aannemelijk.
3.10.
De moeder heeft naar voren gebracht dat de cijfermatige gegevens die ten grondslag liggen aan de huidige kinderalimentatie niet overeenkomen met haar huidige financiële situatie. Op de zitting heeft de rechtbank gezegd dat het voor de hand ligt dat de kinderalimentatie aan de hand van de actuele financiële gegevens van beide ouders opnieuw wordt berekend. De vader heeft op de zitting gezegd dat hij hiervoor openstaat. De rechtbank merkt op dat er in de beschikking uit 2023 bijvoorbeeld van uitgegaan is dat de moeder de volledige kinderbijslag ontvangt, dit terwijl de ouders na de beschikking hebben afgesproken dat zij voortaan ieder de helft van de kinderbijslag ontvangen. Ook de Raadsmedewerker heeft op de zitting gezegd dat het voor de communicatie en samenwerking tussen de ouders helpend is als de vader op een invoelende manier mee kan denken bij het verbeteren van de financiële situatie van de moeder.
3.11.
De moeder heeft nog gesteld dat het noodzakelijk is dat zij van huis en woonplaats verandert, omdat in de omgeving van haar woning in [woonplaats 1] veel nare dingen zijn gebeurd. De moeder voelt zich daar niet meer veilig. Zij heeft veel last (gehad) van lichamelijke klachten, veelal in huis, die van invloed zijn op haar gezondheid. De moeder heeft behoefte aan een woning in een omgeving waar zij geen herbelevingen kan krijgen en de straat op kan zonder paniek. Op de zitting is gebleken dat de moeder feitelijk niet meer in de woning in [woonplaats 1] verblijft. Als [minderjarige] bij haar is, verblijft de moeder in het chalet van partijen in [plaats 3] en op de andere dagen verblijft de moeder in een appartement in [plaats 4] . Van de onveilige situatie die de moeder beschrijft is daarom geen sprake meer. De moeder heeft ook op de zitting gezegd dat zij in ieder geval niet meer terug gaat naar de woning in [woonplaats 1] . Omdat de moeder heeft verteld dat zij door woningruil concreet zicht heeft op een woning in [plaats 1] , verwacht de rechtbank dat de moeder de woning in [woonplaats 1] ook kan (proberen te) ruilen met met een woning in de nabije omgeving van [woonplaats 1] .
Toestemming inschrijving school en toestemming informatie delen school
3.12.
Omdat de moeder geen toestemming krijgt om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats 1] , zal de rechtbank haar verzoek om vervangende toestemming om [minderjarige] in te schrijven op een school in [plaats 1] ook afwijzen. Zij heeft daarbij immers geen belang. Dit geldt ook voor het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen aan de huidige school van [minderjarige] om informatie over hem en zijn onderwijsbehoefte te delen met de nieuwe school in [plaats 1] .
Het hoofdverblijf van [minderjarige] als de moeder verhuist
3.13.
De vader heeft op de zitting verklaard dat hij wil dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf heeft bij hem, als de moeder verhuist naar [plaats 1] . De rechtbank zal het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1] te verhuizen, afwijzen. De moeder heeft op de zitting verklaard dat zij zonder toestemming van de rechtbank om met [minderjarige] te verhuizen, niet naar [plaats 1] zal verhuizen. Daarom hoeft de rechtbank geen beslissing meer te nemen op het verzoek van de vader.
De zorgregeling
3.14.
De rechtbank zal de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader wijzigen, in die zin dat [minderjarige] bij de vader is:
  • in week 1: van maandag na school (of vanaf 14.15 uur) tot woensdag naar school (of 8.30 uur);
  • in week 2: van vrijdag na school (of vanaf 14.15 uur) tot woensdag naar school (of om 8.30 uur).
De rechtbank zal deze beslissing hierna uitleggen.
3.15.
Bij de beschikking van 6 juli 2023 heeft deze rechtbank een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [minderjarige] , waarbij [minderjarige] de ene week van vrijdagmiddag uit school tot dinsdagochtend naar school bij de vader is en de andere week van maandagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school. De vader wil deze regeling wijzigen. Hij wil de verdeling van de zorg uitbreiden naar een volledig evenredige verdeling van de zorg. De vader heeft qua werk en beschikbaarheid voor [minderjarige] alle ruimte om invulling te geven aan de zorg. Anders dan op het moment van de procedure in 2023 het geval was, is de vader in staat om bijvoorbeeld iedere dinsdagmiddag met [minderjarige] door te brengen, zodat [minderjarige] bij hem thuis met vriendjes kan spelen. Het gaat goed met [minderjarige] , hij is ouder en weerbaarder geworden. De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verweerd. Op de zitting heeft zij gezegd dat het verzoek van de vader om uitbreiding van de huidige zorgregeling voelt alsof zij wordt gestraft omdat zij de rechtbank om toestemming voor de verhuizing heeft verzocht. [minderjarige] is eenmaal per twee weken op dinsdagmiddag bij de vader, waardoor er volgens haar voldoende ruimte is om bij de vader thuis te spelen.
3.16.
De rechtbank kan een zorgregeling wijzigen als de omstandigheden zijn gewijzigd of als bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. [2] In dit geval zijn de omstandigheden gewijzigd. In de beschikking van 6 juli 2023, waarin de zorgregeling is vastgesteld, is expliciet rekening gehouden met de afstand tussen [woonplaats 1] , waar de moeder en [minderjarige] woonden en de school van [minderjarige] is, en de woonplaats van de vader in [woonplaats 2] . Gebleken is dat de moeder nu niet meer in [woonplaats 1] verblijft maar samen met [minderjarige] in [plaats 3] verblijft. De moeder heeft verklaard ook niet meer terug te willen gaan naar [woonplaats 1] . Ook het feit dat [minderjarige] ouder is geworden, vriendjes heeft en deze mee naar huis neemt, is een wijziging van omstandigheden, op grond waarvan de zorgregeling kan worden gewijzigd.
3.17.
Het uitgangspunt is dat de zorg voor een kind gelijkwaardig tussen ouders moet worden verdeeld. De rechtbank ziet geen redenen hiervan af te wijken. In dit geval hebben beide ouders de mogelijkheid om de helft van de tijd voor [minderjarige] te zorgen. Hoewel de vader destijds in 2023 een volledig gelijke verdeling van de zorgregeling wenste, heeft de rechtbank in de beschikking van 6 juli 2023 de zorgregeling niet helemaal in overeenstemming met het verzoek van de vader vastgesteld. De rechtbank heeft de zorgregeling in de eerste week vastgesteld tot dinsdagochtend naar school. De reden daarvoor was het feit dat de ouders niet bij elkaar ‘om de hoek’ woonden, maar op een afstand van 15 kilometer, oftewel een autorit van ongeveer 20 minuten. Gelet op de reistijd en de sociale activiteiten van [minderjarige] heeft de rechtbank de zorgregeling met de vader daarom destijds beperkt, Inmiddels is, zoals hierboven in 3.15. is beschreven, de situatie anders. De rechtbank vindt nu een volledig gelijkwaardige verdeling van de zorgregeling in het belang van [minderjarige] . De rechtbank heeft er vertrouwen in dat de gewijzigde en meer gelijkwaardige zorgregeling voor [minderjarige] goed zal verlopen, temeer nu de ouders op de zitting hebben gezegd hulp te zullen zoeken bij hun communicatie en samenwerking. Eerder was de moeder hier nog niet aan toe en het is fijn dat dat nu anders is. Ook de Raad heeft op de zitting het belang van een goede communicatie en samenwerking tussen de ouders benadrukt. Voor het slagen van een co-ouderschapsregeling is het noodzakelijk dat de ouders met elkaar communiceren en samenwerken, zij kunnen dit bijvoorbeeld via een ouderschapsbemiddelingstraject leren.
De vakantieregeling
3.18.
De rechtbank zal, in aanvulling op de vakantieregeling, zoals is opgenomen in de beschikking van 6 juli 2023, bepalen dat:
o iedere vakantie van een week op de vrijdag na school start en op maandag na die vakantie naar school eindigt;
o de wisseldag in de vakantie (van meer dan één week) de zaterdag in het midden van de vakantie is om 15.00 uur;
o tijdens de kerstvakantie de overdracht plaatsvindt op 30 december om 15.00 uur;
o overdrachtsmomenten op studiedagen volgens de reguliere overdracht verlopen met een wisselmoment om 14.15 uur (of 12.00 uur op woensdagen);
o er tijdens een vakantie van minimaal één week, wekelijks een belmoment plaatsvindt met de andere ouder op woensdagochtend 10.00 uur.
3.19.
De vader heeft verzocht om de bestaande vakantieregeling, die is opgenomen in de beschikking van 6 juli 2023, te specificeren. De moeder heeft op de zitting gezegd dat zij zich kan voorstellen dat de regeling gedetailleerder wordt opgenomen. Zij vindt het goed als de vakanties specifieker vastliggen. Zij heeft hiervoor een voorstel gedaan in productie 48 bij haar brief van 9 oktober 2024.
3.20.
De rechtbank volgt het voorstel van de vader. De ouders kunnen nu nog niet goed met elkaar overleggen en de spanning tussen hen zal voor [minderjarige] zeker voelbaar zijn. De rechtbank kon de spanning op de zitting tussen de ouders goed merken, dus die zal voor [minderjarige] ook zeker voelbaar zijn. Hopelijk wordt deze situatie tussen de ouders met hulp van hulpverlening verbeterd, maar totdat dat het geval is, is het beter voor [minderjarige] om de overdrachtsmomenten zoveel mogelijk via school te laten plaatsvinden. De start van een vakantie op een vrijdag is daarom het meest voor de hand liggend. Door wissel in de kerstvakantie op 30 december te laten plaatsvinden hebben de ouders ieder jaar om en om de gelegenheid om kerst en oud en nieuw met [minderjarige] te vieren. De studiedagen kunnen de reguliere zorgregeling volgen, dat zorgt voor zo min mogelijk onrust in het schema van [minderjarige] . De moeder heeft tegen het belmoment tijdens een vakantie die in ieder geval één week duurt geen bezwaar gemaakt. Het lijkt de rechtbank ook fijn voor [minderjarige] dat hij dan een keer contact met de andere ouder kan hebben, juist omdat hij er in de reguliere zorgregeling aan gewend is dat hij beide ouders evenveel ziet.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.21.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader, in die zin dat [minderjarige] bij de vader is:
  • in week 1: van maandag na school (of vanaf 14.15 uur) tot woensdag naar school (of 8.30 uur);
  • in week 2: van vrijdag na school (of vanaf 14.15 uur) tot woensdag naar school (of om 8.30 uur);
4.2.
stelt in aanvulling op de regeling tijdens de vakanties en feestdagen uit de beschikking van 6 juli 2023 vast:
  • iedere vakantie van een week start op de vrijdag na school en eindigt op maandag na die vakantie naar school;
  • de wisseldag in de vakantie (van meer dan één week) is de zaterdag in het midden van de vakantie om 15.00 uur;
  • tijdens de kerstvakantie vindt de overdracht plaats op 30 december om 15.00 uur;
  • overdrachtsmomenten op studiedagen verlopen volgens de reguliere overdracht met een wisselmoment om 14.15 uur (of 12.00 uur op woensdagen);
  • tijdens een vakantie van minimaal één week vindt wekelijks een belmoment plaats met de andere ouder op woensdagochtend 10.00 uur;
4.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. G.L.M. Urbanus, mr. R.M. Maliepaard (voorzitter) en mr. A.M.J. van der Weide, (kinder)rechters, in samenwerking met mr. A. Sie, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken en ondertekend door
mr. G.L.M. Urbanus op 14 november 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo. artikel 1:377e BW