ECLI:NL:RBMNE:2024:6160

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
16.035724.23 en 16.059339.24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en mishandeling met honkbalknuppels in Zeewolde

Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die betrokken was bij openlijk geweld en mishandeling. De zaak betreft twee incidenten, waarbij de verdachte samen met medeverdachten op 3 februari 2023 in Zeewolde geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers met honkbalknuppels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op een openbare weg geweld hebben gepleegd tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], en [slachtoffer 3], waarbij [slachtoffer 1] ernstig letsel opliep. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot moord, maar werd wel schuldig bevonden aan openlijk geweld en mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, ook al was niet bewezen dat hij zelf de honkbalknuppel had gebruikt tegen [slachtoffer 1]. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uren op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3], en [slachtoffer 4]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die hij heeft veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.035724.23 en 16.059339.24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning-Stein en van hetgeen:
  • verdachte en zijn raadslieden, mr. B.I. Keukens en T.G.M. Houben, beiden advocaat te Amsterdam;
  • mr. L. Pauwelussen van Klaverblad Rechtsbijstand, namens benadeelde partij [slachtoffer 1] , en
  • de advocaat van benadeelde partij [slachtoffer 2] , mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht;
  • mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland, namens benadeelde partij [slachtoffer 3] ; en
  • de advocaat van benadeelde partij [slachtoffer 4] , mr. L.C. van Leeuwen, advocaat te Leiden,
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Parketnummer 16.035724.23
Feit 1
primair:op 3 februari 2023 in Zeewolde, samen met een of meer ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven door hem een of meerdere malen met een honkbalknuppel op zijn hoofd te slaan;
subsidiair: tenlastegelegd als zware mishandeling (met een schedelbreuk als gevolg);
meer subsidiair: tenlastegelegd als openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel (een schedelbreuk) als gevolg;
Feit 2
op 3 februari 2023 in Zeewolde, te weten [straat] , samen met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een personenauto;
Parketnummer 16.059339.24
primair:op 3 december 2023 in Zeewolde, te weten op het terrein op/ [straat] , samen met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4] ;
subsidiair:tenlastegelegd als mishandeling.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.035724.23 en 16.059339.24 tenlastegelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2 en feit 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte dient vrijgesproken te worden van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde nu onvoldoende vastgesteld kan worden op welke wijze en op welk moment verdachte betrokken was bij het geweld tegen [slachtoffer 1] .
De officier van justitie acht het onder 2 en 3 primair tenlastegelegde wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben vrijspraak bepleit van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte enig geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en nu niet gebleken is dat hij wetenschap had van het gepleegde geweld. De raadslieden hebben partiële vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde wanneer het gaat om de openlijke geweldpleging richting [slachtoffer 3] , nu verdachte geen wetenschap had van dit geweld. Verdachte dient daarnaast partieel te worden vrijgesproken van het openlijk geweld tegen de auto nu dit geweld op grond van het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld. De raadslieden stellen zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging. Verdachte en zijn medeverdachte waren op een besloten feest in een schuur. De uiteindelijke geweldpleging heeft plaatsgevonden achter deze schuur. Het is dan ook zeer onwaarschijnlijk dat willekeurig publiek de geweldpleging had kunnen zien. De raadslieden refereren zich ten aanzien van het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank kan – net als de officier van justitie en de raadsvrouw – op basis van de inhoud van het procesdossier niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen dat verdachte zelf geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gepleegd door hem met een honkbalknuppel te slaan of daarbij nauw en bewust met zijn broer [medeverdachte 2] heeft samengewerkt. De rechtbank zal verdachte dan ook integraal vrijspreken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 1 meer subsidiair en feit 2 [1]
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op vrijdag 3 februari 2023 omstreeks 22.45 uur kwam ik aangereden in mijn auto bij mijn huis. Ik heb een vriend genaamd [slachtoffer 3] en hij woont [straat] te Zeewolde. Nadat ik mijn auto had geparkeerd ben ik naar de woning van [slachtoffer 3] gelopen. Ineens stond de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] in de achtertuin. Ik weet dat deze man [medeverdachte 1] genaamd is. Ik weet dat er nog twee (2) bij [medeverdachte 1] stonden. Wij zijn naar buiten gegaan via de voordeur. [slachtoffer 5] rende in de richting van waar ik woon. Ik zag ineens een jongen met een honkbalknuppel in zijn hand op mij af komen rennen. Ik weet nu dat deze jongen is genaamd [medeverdachte 2] . Ik kende [medeverdachte 2] wel van gezicht maar verder totaal niet. Toen ik [medeverdachte 2] met de honkbalknuppel in zijn hand zag rennen ben ik ook weg gaan rennen in de richting van mijn woning. Ik zag dat hij de honkbalknuppel in zijn rechterhand hield en dat hij deze boven zijn hoofd hield. Ik denk dat de afstand op dat moment een meter of vijf (5) zes (6) was. Ik ben gaan rennen. Ik ben langs mijn auto gerend. Ik zag dat [medeverdachte 2] achter mij aan kwam rennen. Ik zag dat [medeverdachte 2] met de honkbalknuppel op mijn auto sloeg. Ik zag dat hij op het dak van mijn auto sloeg. Later zag ik dat ik een deuk had boven het linker achter portier. Ik zag dat [medeverdachte 2] in mijn voortuin kwam staan. Ik zag dat [medeverdachte 2] zijn rechterhand met hierin de honkbalknuppel naar boven deed, hierna naar achteren en hierna mij sloeg
met de honkbalknuppel. Ik deed mijn linkerarm naar boven. Ik wilde mij beschermen. Ik voelde dat ik zeer hard geraakt werd op mijn linker pols.
Ik zag dat [medeverdachte 2] wederom de honkbalknuppel naar achteren deed en mij hiermee sloeg. Ik werd nu geraakt op mijn hoofd. Hierdoor ben ik out gegaan. Toen ik bij kwam lag ik op de grond en zag ik [medeverdachte 2] niet meer bij mij. Ik zag dat [medeverdachte 2] nu aan het rennen was achter [slachtoffer 5] aan. zag. Ik zag dat [medeverdachte 2] weer op mij afgerend kwam met de honkbalknuppel in zijn hand. Ik weet dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] ook geslagen zijn door [medeverdachte 2] en de andere mannen. [slachtoffer 2] had twee hoofdwonden en [slachtoffer 5] was voornamelijk op zijn rug geraakt. Wij zijn allemaal geslagen door deze mannen en zij hadden allemaal een honkbalknuppel bij zich.
Een
proces-verbaal van aangifte,houdende de verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [3]
Gisteravond, vrijdag 3 februari 2023 was ik aan het chillen met in Zeewolde. Ik was daar met [slachtoffer 5] , [B] , [slachtoffer 3] , [C] en [D] . Omstreeks 22.30 uur zijn we met ons allen naar het huis van [slachtoffer 3] gegaan. Om omstreeks 23.10 uur zagen wij vanuit de woonkamer dat er drie mannen aan onze fietsen zaten. Op het moment dat wij naar buiten gingen zagen wij dat de drie mannen al naast het huis van [slachtoffer 3] stonden. Ik zag dat de mannen in een rijtje stonden en dat de eerste man van het rijtje een knuppel in zijn handen had. Hierop ben ik gaan rennen richting de woning van [slachtoffer 1] . Ik zag dat de drie mannen achter ons aan kwamen. Ik denk dat ik ongeveer een twintig meter heb gerend toen ik een klap op mijn achterhoofd voelde. Ik had op dat moment ook meteen een hevige pijn op mijn achterhoofd. Ik heb mij vervolgens klein proberen te houden. Ik lag op dat moment op de grond en heb mijn armen en handen voor mijn hoofd gehouden om mijn hoofd en gezicht te beschermen. Ik zag en voelde dat de tweede man mij met een knuppel op mijn gezicht probeerde te slaan. Deze slagen heb ik voornamelijk kunnen afweren. Ik voelde dat ik pijn had aan mijn gezicht en hoofd. Vervolgens zag ik dat de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] bij mij kwam. Ik weet zeker dat dit de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] was doordat [slachtoffer 3] dit tegen mij gezegd heeft en ik hem herkende aan zijn duidelijk wat dikkere lichaamsbouw. Ik voelde dat die man mij optilde en tegen een hek aan gooide. Ik heb tegen de man geroepen dat ik al was geslagen en dat hij moest stoppen. Vervolgens zag en voelde ik dat die man mij meerdere malen in mijn gezicht heeft geslagen. Ik heb niet kunnen zien hoe hij mij geslagen heeft want ik had nog steeds mijn handen en mijn armen voor mijn gezicht
Een
proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever,houdende de verklaring van [slachtoffer 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
Op 03 februari 2023, omstreeks 23:30 uur, hoorde ik in de achtertuin gerommel. Ik keek naar buiten en ik zag dat [medeverdachte 1] in de achtertuin stond. Ik zag dat hij met zijn twee zonen was. De twee zonen van [medeverdachte 1] zijn genaamd [verdachte] en [medeverdachte 2] . Via de voordeur liepen wij naar buiten. Ik keek en ik zag dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] aan kwamen rennen. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [verdachte] in hun handen honkbalknuppels vast hielden. Ik zag dat ze deze omhoog hielden. Ik zag dat ze de intentie hadden om iemand te gaan slaan. Ik riep vervolgens heel hard: "rennen". [slachtoffer 1] en ik renden in de richting van de woning van [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn beide handen voor zijn gezicht hield met de intentie zijn gezicht te beschermen. Ik zag dat [slachtoffer 1] over zijn gehele lichaam werd geraakt. Op zijn rug, benen, armen en achterhoofd. Kort hierop werd ik gepakt. Tegen de gevel van de woning staat een bankje. Ik werd
door [medeverdachte 2] en [verdachte] in de richting van het bankje geduwd. Ik kwam op het bankje
terecht. Ik zag en voelde dat [medeverdachte 2] en [verdachte] op mij in begonnen te slaan met de
honkbalknuppels. Ik voelde dat ik overal op mijn lichaam werd geraakt. Ik beschermde mijn hoofd met mijn handen. Ik voelde over heel mijn lichaam pijn. Ik werd geraakt op mijn, rug, schouders, schouderbladen, achterhoofd, nek en mijn benen.
Een
proces-verbaal verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [5]
Op vrijdag 3 februari 2023, laat in de avond, hoorde ik geklop op een raam. Het was
niet bij ons, dus ik dacht bij de buren waar [slachtoffer 3] woont. Ik was in de kamer en ik hoorde aan de achterkant van de woning veel commotie. Ik keek uit het raam en ik zag [medeverdachte 1] met zijn twee zoons, de voor mij bekende [medeverdachte 2] en [verdachte] , aan de achterkant van de woning waar [slachtoffer 3] woont. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [verdachte] wat in hun handen hadden, het leek op hout. Ik zag dat [medeverdachte 1] ook iets in zijn handen had, gelijkend op een knuppel. Hierna zag ik dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] via de achterkant de tuin verlieten en via de zijkant van het woonblok naar de voorkant gingen. Ik liep naar mijn voordeur en opende deze. Ik zag dat [slachtoffer 3] en zijn vrienden de woning via de voorkant verlieten. Ik zag dat [slachtoffer 3] met zijn vrienden in de straat weer in de richting van mijn woning renden. Ik zag dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] er achteraan renden. Halverwege de straat zag ik dat iemand met een knuppel sloeg en dat de ander zich verdedigde door een container voor zich vast te houden. Ik zag dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] er eerst achteraan renden. Toen ontstond er best wel een chaos. Er waren veel gewonden.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [6]
Toen was het chaos. Ik zag drie mannen waaronder de stiefvader, jongen met pet en
nog iemand op ons afrennen. De drie mannen hadden honkbalknuppels vast. Iedereen rende vervolgens een kant op. Ik rende ook weg. Ik zag dat de jongen met zijn pet achter mij aan rende. Ik hoorde vervolgens een harde bonk. Ik hoorde later dat deze bonk het slaan op de auto van [slachtoffer 1] was.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2024, inhoudende zakelijk weergegeven:
Er was een confrontatie. Er stond iemand voor mij en die heb ik geslagen, waarna deze persoon op de grond is gevallen. Het kan goed zijn dat dit [slachtoffer 2] was.
Bewijsoverweging feit 1 meer subsidiair en feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachten in een korte opeenvolgende tijd onder meer het volgende geweld hebben gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachten rennen met honkbalknuppels op de groep jongens af waardoor de groep zich opsplitst. Aangever [slachtoffer 2] wordt tijdens zijn vlucht geslagen met de knuppel, waardoor hij op de grond terecht komt. De tweede verdachte slaat nog een keer met een knuppel richting het gezicht van [slachtoffer 2] . Vervolgens wordt [slachtoffer 2] tegen een hek geduwd en meerdere keren in zijn gezicht geslagen. Aangever [slachtoffer 3] rent eveneens weg en probeert zich tevergeefs nog te verstoppen, maar wordt vervolgens ook op diverse plekken op zijn lichaam geslagen. Aangever [slachtoffer 1] ziet dan nog dat met een knuppel op zijn auto wordt geslagen, hetgeen door getuige [getuige 2] wordt bevestigd nu hij een harde bonk hoorde. Later constateerde aangever [slachtoffer 1] dat er een deuk boven het linker achterportier van zijn auto zat.
Anders dan door de verdediging is betoogd, dient niet per verdachte te worden beoordeeld tegen wie hij (openlijk) geweld heeft gepleegd. Het kenmerk en het strafwaardige van openlijk geweld is er immer juist in gelegen dat door of vanuit een groep geweld wordt gepleegd waardoor de orde wordt verstoord. Voor een bewezenverklaring van het ‘in vereniging’ plegen van geweld hoeft dan ook slechts vast komen te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld. Zo’n bijdrage kan ook bestaan uit bijvoorbeeld vocale aanmoedigingen of het achtervolgen van het slachtoffer. In dat geval is de dader ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde, in de tenlastelegging vermelde, geweld.
Verdachte en zijn beide medeverdachten hebben alle drie zelf bewust de confrontatie opgezocht, zijn met zijn drieën achter de slachtoffers aangelopen en hebben ook alle drie zelf in de confrontatie geweldshandelingen verricht. Zij hebben daarmee dus elk een significante bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging tegen alle slachtoffers en de auto. De rechtbank acht derhalve de onder feit 1 meer subsidiair (ten aanzien van [slachtoffer 1] ) en onder feit 2 (ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en de auto) tenlastegelegde openlijke geweld wettig en overtuigend bewezen.
Van de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid van het (zware) lichamelijke letsel van [slachtoffer 1] moet verdachte worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat dit letsel door het door
verdachtegepleegde geweld is veroorzaakt.
Vrijspraak feit 3 primair
Van het bestanddeel ‘openlijk’ is sprake wanneer de geweldpleging zich op dusdanige manier heeft geopenbaard dat de openbare orde is verstoord. De mogelijke aanwezigheid van in zekere zin willekeurig publiek bepaalt mede of sprake is van openlijkheid. Uit het dossier volgt dat verdachte en aangever aanwezig waren op een besloten feest dat plaatsvond op het erf van de woning van een vriendin. De rechtbank stelt vast dat daadwerkelijk geweld jegens aangever heeft plaatsgevonden achter een schuur welke plek niet zichtbaar was vanaf de openbare weg. Hierdoor wordt niet voldaan aan alle vereisten voor ‘openlijke’ geweldpleging. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 3 primair tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen feit 3 subsidiair
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende verklaring van [slachtoffer 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [7]
Ik was samen met mijn vriendin [E] uitgenodigd voor een feestje bij [F] . Het feestje werd gehouden in een schuur bij haar woning [straat] te Zeewolde. We kwamen daar ongeveer om 23.30 uur aan. Op 3 december 2023 om 00.45 uur moest ik naar het toilet. [G] vroeg mij om mee te lopen naar de caravan.
Ik liep achter [G] aan. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 3] achter ons aan kwamen lopen. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen en ik voelde dat hij mij met kracht met zijn vuist in mijn gezicht sloeg. De klap was zo hard dat ik meteen op de grond viel. Terwijl ik op de grond lag werd ik door [verdachte] en [medeverdachte 3] geschopt en geslagen. Zij hebben mij meermaals tegen mijn lichaam geschopt en hebben mij meerdere malen tegen mijn hoofd aan getrapt en geslagen. Het ging allemaal heel snel en ik voelde veel pijn.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [8]
Ik zag twee personen buiten voor de schuur staan. Ik herkende deze personen. Het zijn [medeverdachte 3] en [verdachte] . Ik keek om en ik zag dat [medeverdachte 3] en [verdachte] op [slachtoffer 4] te vuist ging. Ik sprong ertussen om ze uit elkaar te halen. Ik riep: "Doe normaal, hey doe normaal". Ik sprong weer naar achteren en zag dat ze [slachtoffer 4] weer in elkaar sloegen.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2024, inhoudende zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik aangever een keer hard in zijn gezicht heb geslagen waardoor hij vervolgens op de grond viel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 meer subsidiair
hij op 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland, openlijk, te weten op de openbare weg [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een honkbalknuppel op het hoofd en/of het lichaam te slaan;
Feit 2
op 3 februari 2023 te Zeewolde, openlijk, te weten op de openbare weg [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]en een goed, te weten een personenauto, door- die [slachtoffer 2] met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op het hoofd en/of het lichaam te slaan en (met kracht) tegen een hek te duwen en in het gezicht te slaan en- die [slachtoffer 3] met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op het lichaam te slaan, en- met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op die personenauto te slaan;
Feit 3 subsidiair
op 3 december 2023 te Zeewolde, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]- in het gezicht te stompen en/of te slaan, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 4] ten val is gekomen, en- tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen en/of te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 meer subsidiair, 2 en 3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De door de officier van justitie gekozen wijze van tenlasteleggen heeft tot gevolg dat het openlijk geweld is gesplitst ten aanzien van [slachtoffer 1] en de andere slachtoffers (en de auto). Dit neemt niet weg dat sprake is van één en dezelfde openlijke geweldpleging. De rechtbank zal de feiten 1 meer subsidiair en 2 daarom als eendaadse samenloop kwalificeren.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 meer subsidiair en 2
de eendaadse samenloop van
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
Feit 3 subsidiair
medeplegen van mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde meldplicht bij de reclassering. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen, waarbij verdachte geen contact mag opnemen met alle vier de aangevers. Voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan dient vervangende hechtenis te worden toegepast voor de duur van 5 dagen, met een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden verzoeken de rechtbank om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte is een first offender. Hij heeft zijn leven goed op de rit. De reclassering heeft positief geadviseerd, al was de reclassering niet op de hoogte van de verdenking van feit 3. Het recidiverisico is laag en toezicht is niet noodzakelijk. Verdachte wil zich houden aan de eventueel op te leggen meldplicht. De raadslieden verzoeken de rechtbank om aan verdachte een taakstraf op te leggen met eventueel nog een voorwaardelijke gevangenisstraf. De raadslieden hebben geen opmerkingen met betrekking de 38v Sr maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en aan een mishandeling. Verdachte is op 3 februari 2023 samen met zijn vader en broer (hierna: medeverdachten) naar het huis van zijn stiefmoeder. Even daarvoor had er al een confrontatie bij de woning plaatsgevonden tussen de vader van verdachte en de stiefzoon. Bij de woning aangekomen ontstaat er opnieuw een confrontatie. Verdachte en zijn medeverdachten lopen met honkbalknuppels op de stiefzoon en zijn vrienden af en slaan op hen in. Wat volgt is een heftige confrontatie, waarbij slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door verdachte en zijn medeverdachten worden geslagen met en zonder een honkbalknuppel. Hierbij wordt eveneens de auto van slachtoffer [slachtoffer 1] geraakt.
Verdachte heeft zich later in hetzelfde jaar terwijl zijn voorlopige hechtenis voor het feit van 3 februari 2023 geschorst was, samen met een ander wederom schuldig gemaakt aan een geweldsmisdrijf: een mishandeling waarbij verdachte het slachtoffer tijdens een feestje, waar het leuk en gezellig had moeten zijn, hard in het gezicht heeft geslagen. Nadat het slachtoffer op de grond was gevallen is hij nog eens geslagen en gestompt.
Het gaat hier om ernstige geweldsdelicten. Bij alle twee de feiten gaat het om zinloos geweld, waarbij de slachtoffers zonder noemenswaardige aanleiding flink te grazen zijn genomen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Feiten als de onderhavige maken ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het geweld moet ook voor de getuigen en buurtbewoners heel beangstigend zijn geweest. Dat de impact op de slachtoffers groot is geweest volgt ook uit de verschillende slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgedragen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 16 september 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Omtrent verdachte is een rapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 5 april 2024, opgesteld door mevrouw J. Scheenstra, reclasseringswerker. Uit het advies blijkt dat alleen feiten 1 en 2 zijn betrokken in de advisering. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de reclassering niet had verteld over de verdenking van feit 3, omdat hij dacht het voor hem niet gunstig zou uitpakken als hij dit wel vertelde. De rechtbank stelt vast dat er daarom geen waarde kan worden gehecht aan de conclusies van de reclassering, die een positief beeld van verdachte schetsen en inhouden dat er geen delictpatroon is en weinig risico op recidive.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) gaan bij openlijke geweldpleging, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend uit van een taakstraf van 150 uren. Op mishandeling, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend staat een geldboete.
De ernst van de openlijke geweldpleging tezamen met het feit dat verdachte tijdens zijn schorsing wederom de fout is gegaan en iemand zonder reden heeft mishandeld, rechtvaardigt de oplegging van een vrijheidsstraf. De rechtbank zal rekening houden met het feit dat verdachte reeds enkele dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met zijn jeugdige leeftijd. Zij zal daarom aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarmee beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank vindt dat er wel degelijk aanwijzingen voor een delictpatroon zijn en vindt het daarom van belang dat de reclassering een vinger aan de pols houdt; zij zal dan ook als bijzondere voorwaarde de meldplicht bij de reclassering opleggen. Anders dan door de officier van justitie is gevorderd ziet de rechtbank geen aanleiding om het contactverbod met de aangevers op te opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr. De rechtbank zal het contactverbod dan ook opleggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
Om de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte daadwerkelijk de consequenties van zijn strafbare gedrag te laten voelen, zal de rechtbank daarnaast ook een taakstraf van 200 uren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren taakstraf per dag, met 100 dagen vervangende hechtenis als verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren uitvoert.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.547,19 Dit bedrag bestaat uit € 4.547,19 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.218,40. Dit bedrag bestaat uit € 1.718,40 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit. Tevens wordt een bedrag van € 119,16 aan proceskosten gevorderd.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.053,85. Dit bedrag bestaat uit € 53,85 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.126,00. Dit bedrag bestaat uit € 2.626,00 materiële schade en € 1.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde schade voor de fiets niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De materiele schade kan voor het overige worden toegewezen tot het bedrag van € 3.840,55. De immateriële schade is voldoende onderbouwd en kan in zijn geheel worden toegewezen. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde proceskosten van € 119,16 komen eveneens voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade, welke in zijn geheel ziet op schade aan de fiets, niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is onvoldoende rechtstreeks verband met het aan verdachte tenlastegelegde feit. De immateriële schade is goed onderbouwd en kan in zijn geheel worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de toegewezen bedragen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hoofdelijk aan verdachte en zijn medeverdachten op te leggen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] hebben de raadslieden bepleit dat gezien de verzochte vrijspraak benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor de schadepost van de auto. De schadeposten studievertraging, verlies van verdienvermogen, mantelzorg en huishoudelijk hulp zijn in zijn geheel niet onderbouwd en dienen daarom te worden afgewezen. De verzochte reiskostenvergoeding voor het bijwonen van een getuigenverhoor dient te worden afgewezen nu deze kosten door de rechtbank worden vergoed. Als laatste is er nog de schadepost met betrekking tot de beschadigde kleding. Deze post is niet in het voegingsformulier opgenomen en tevens niet onderbouwd met aankoopbewijzen. Deze schadepost dient dan ook te worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] verzoeken de raadslieden primair om benadeelde partij, gezien de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair stellen de raadslieden zich op standpunt dat wanneer de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt enkel de kosten voor de fiets af te wijzen nu niet is vast te stellen dat deze schade door verdachte is veroorzaakt. Benadeelde partij kan eveneens niet- ontvankelijk worden verklaard wegens onvoldoende rechtstreeks verband.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] hebben de raadslieden bepleit dat de schadeposten kleding en schoenen dienen te worden afgewezen nu er geen aankoopbon bij de vordering is gevoegd en onduidelijk is om wat voor broek het gaat. Niet is vast te stellen dat de schade aan de fiets door verdachte is veroorzaakt, er is tevens onvoldoende verband met het aan verdachte tenlastegelegde. Benadeelde partij dient ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk te worden verklaard. De schadepost misgelopen inkomsten is onvoldoende onderbouwd. Zo is niet aangegeven waarom benadeelde partij voor de twee dagen dat hij niet kon werken niet is doorbetaald door zijn werkgever. In het geval van de stage is er geen stageovereenkomst bij de stukken gevoegd waardoor eveneens niet geverifieerd kan worden dat bij ziekte niet wordt doorbetaald. De raadslieden verzoeken deze schadeposten dan ook af te wijzen. Verder worden er reiskosten van en naar de stageplaats gevorderd. Normaliter worden deze reiskosten door de werkgever vergoed. Uit de vordering volgt niet dat reiskosten niet vergoed zijn of waarom dit niet mogelijk was. Deze kostenpost dient eveneens afgewezen te worden. Als laatst zijn er nog de gevorderde proceskosten. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking nu met een gemachtigde wordt geprocedeerd. De raadslieden verzoeken de rechtbank om ook deze kosten af te wijzen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] merken de raadslieden op dat de medeverdachte [medeverdachte 3] bij een OM-hoorgesprek is geweest waarbij de officier van justitie de posten eigen risico, de kosten van de stomerij, de reiskosten en een vergoeding van € 500,00 aan immateriële schade heeft toegewezen. Deze schade is niet hoofdelijk toegewezen. Nu deze schade door de medeverdachte is vergoed kan deze niet nogmaals worden toegewezen. De officier van justitie vond een vergoeding van € 500,00 voor immateriële schade billijk voor het aandeel van [medeverdachte 3] bij feit 3. De benadeelde partij dient niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van deze schadeposten omdat deze dus al door de medeverdachte worden vergoed. Er worden gederfde inkomsten gevorderd. De hoofdregel bij ziekte is dat door de werkgever wordt doorbetaald, ook bij een 0-uren contract. Dat benadeelde partij voor 134 uur stond ingeroosterd is niet onderbouwd. Daarnaast ontbreken medische stukken waaruit volgt dat benadeelde partij vanwege zijn schouder niet in staat was om te werken. Deze schadepost dient dan ook te worden afgewezen. Tot slot valt bij de gevorderde studiekosten op dat de overgelegde factuur dateert van 1 december 2023, dat is nog voor het tenlastegelegde feit. Benadeelde partij was dus al van plan om zijn studie te verlengen. De raadslieden verzoeken de rechtbank dan ook om deze schadepost af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
Vast staat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde per schadepost beoordelen.
Schade aan de auto
De in voldoende mate onderbouwde schade aan de auto van € 819,17 zal worden toegewezen.
Eigen risico zorgverzekering 2023 en 2024
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 417,88 zullen worden toegewezen.
Schadeposten Studievertraging en Verlies van verdienvermogen
In de vordering staat achter deze schadeposten opgenomen dat de bedragen nog volgen. Nu deze schade nog niet concreet is begroot zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze twee schadeposten niet- ontvankelijk verklaren.
Schadepost parkeerkosten
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 73,50 zullen worden toegewezen.
Schadepost reiskosten
De rechtbank zal de in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste reiskosten, met uitzondering van de reiskosten voor het getuigenverhoor bij de Rechter-Commissaris op 11 september 2023, toewijzen tot het bedrag van € 576,18. Voor het overige wijst zij de vordering af.
Schadeposten mantelzorg en huishoudelijke hulp
De rechtbank stelt vast dat deze schadeposten niet met stukken zijn onderbouwd en dat onvoldoende is toegelicht waarom mantelzorg en huishoudelijk hulp noodzakelijk waren. De rechtbank zal daarom beide schadeposten afwijzen.
Schadepost beschadigde kleding
De rechtbank stelt vast dat deze schadepost niet staat opgenomen in het voegingsformulier. In de bijlage bij het voegingsformulier staat in een tabel een bedrag van € 211,45 genoemd bij de schadepost ‘beschadigde kleding’, onderbouwd met foto’s. De rechtbank gaat ervan uit dat dit bedrag onderdeel is van de vordering tot vergoeding van materiële schade. Op de foto’s bij de vordering is een kapotte broek te zien en een vest met een bloedvlek. De rechtbank vindt het voldoende onderbouwd dat er schade is aan de broek en het vest als gevolg van het bewezen verklaarde, maar het bedrag van € 211,45 is verder niet met stukken onderbouwd. De rechtbank schat deze schade op € 70,00 en wijst de vordering voor het overige af.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 1.956,73 aan materiële schade toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 5.000,00 toewijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 6.956,73 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.956,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 69 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]Materiële schade
Door benadeelde partij wordt een bedrag van 53,85 gevorderd wegens het herstellen van zijn beschadigde fiets. De rechtbank zal dit bedrag afwijzen nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.000,00 toewijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 1.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
Vaststaat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de door de vordering van de benadeelde per schadeposten beoordelen.
Schadepost kleding en schoenen
De rechtbank stelt vast dat door het geweld richting aangever zijn kleding en schoenen beschadigd zijn geraakt. De rechtbank acht de gevorderde bedragen voor de diverse kledingstukken en schoenen voldoende onderbouwd en zal daarom het volledige bedrag van 264,18 toewijzen.
Schadepost fiets
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 377,85 gevorderd voor het herstellen van zijn beschadigde fiets. De rechtbank zal dit bedrag afwijzen nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde.
Schadepost medicatie
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 64,65 zullen worden toegewezen.
Schadepost medische kosten
De rechtbank stelt vast dat deze kosten zien op het eigen risico dat benadeelde partij waarschijnlijk in 2025 zal moeten betalen als gevolg van de behandeling voor zijn PTSS. Nu deze schadepost ziet op toekomstige schade zal de rechtbank benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk verklaren.
Schadepost gederfde inkomsten ( [naam] )
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de mishandeling niet in staat was om te werken. De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 85,25 dan ook toewijzen.
Schadepost stagevergoeding
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de mishandeling niet in staat was om te beginnen met zijn stage bij [stageplek] . De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 164,00 dan ook toewijzen.
Schadepost parkeerkosten ziekenhuis en reiskosten diverse zorgverleners
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 156,04 zullen worden toegewezen.
Schadepost reiskosten werk en stage
De rechtbank acht deze schadepost onvoldoende onderbouwd, nu uit de stukken bij de vordering niet kan worden opgemaakt of benadeelde partij de door hem gemaakte reiskosten door zijn werkgever vergoed heeft gekregen. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 221,43 dan ook afwijzen.
Proceskosten
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 119,16 aan reiskosten gevorderd, die onder ander zien op OV-kosten die gemaakt zijn voor een bezoek aan zijn advocaat en officier van justitie en de reiskosten die zijn gemaakt om een zitting bij te wonen. Op grond van art. 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover in persoon – dat wil zeggen: zonder gemachtigde (advocaat) – wordt geprocedeerd. Nu benadeelde partij wordt bijgestaan door een advocaat zal de rechtbank het gevorderde bedrag dan ook afwijzen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 734,12 aan materiële schade toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Het bestaan van immateriële schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Het gevorderde bedrag als vergoeding voor deze schade komt de rechtbank te hoog voor, gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. De rechtbank acht een vergoeding van € 1.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 2.234,12 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.234,12, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4]
Materiële schade
Vaststaat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij per schadepost beoordelen.
Schadeposten eigen risico zorgverzekering, kosten stomerij en reiskosten
De rechtbank stelt vast dat deze schadeposten al vergoed zijn of zullen worden door de medeverdachte [medeverdachte 3] . De rechtbank zal daarom deze schadeposten afwijzen.
Schadepost gederfde inkomsten
De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd dat benadeelde partij door de pijn in zijn schouder ruim 134 uur niet heeft kunnen werken. Bij de vordering zijn geen medische stukken gevoegd om het letsel aan de schouder te duiden. De rechtbank acht wel voldoende aannemelijk dat benadeelde partij op grond van het andere letsel, te weten het letsel aan zijn gezicht en oor een aantal dagen niet heeft kunnen werken. De rechtbank schat de schade als gevolg daarvan op een bedrag van € 500.00. De rechtbank zal deze schadepost voor het overige afwijzen.
Schadepost studievertraging
In de bijvoegde factuur van [school] wordt gesproken over een verlengde inschrijving. De benadeelde partij stelt dat hij hiertoe is overgegaan omdat hij vanwege de pijn en het ongemak, veroorzaakt door het strafbare feit, minder gebruik heeft kunnen maken van de lessen en daardoor zijn tentamens niet heeft gehaald. De rechtbank stelt echter vast dat de factuur dateert van 1 december 2023 wat er op lijkt te wijzen dat de verlengde inschrijving al voor het strafbare feit heeft plaatsgevonden. Door de advocaat is ter zitting verklaard dat dit anders moet worden gezien, maar gelet op deze onduidelijkheid acht de rechtbank deze schadepost onvoldoende onderbouwd. Benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van deze schadepost.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 500,00 aan materiële schade toewijsbaar.
Immateriële schade
Ten gevolge van het onder 3 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, vindt de rechtbank een vergoeding van € 750,00 voor de geleden immateriële schade billijk. Van deze € 750,00 zal € 500,00 worden vergoed door de medeverdachte, waardoor het resterende bedrag van € 250,00 voor toewijzing vatbaar is. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 750,00 (€ 250,00 + € 500,00) toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 december 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 15 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 55, 57, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair en subsidiair en 3 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 subsidiair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 2 (twee) maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres Zeehaenkade 30, 3526 LC Utrecht. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de slachtoffers, [slachtoffer 1] (geboren op [1999] ), [slachtoffer 3] (geboren op [2005] ), [slachtoffer 2] (geboren op [2006] ) en [slachtoffer 4] (geboren op [2003] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 (tweehonderd) uren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren taakstraf per dag;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt
vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 6.956,73, bestaande uit een vergoeding van € 1.956,73 voor materiële schade en € 5.000,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van materiële schade in verband met studievertraging en verlies van verdienvermogen niet-ontvankelijk;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 6.956,73 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 69 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft de gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft de gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.234,12, bestaande uit een vergoeding van € 734,12 voor materiële schade en € 1.500,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk ten aanzien van materiële schade in verband met medische kosten;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • wijst de gevorderde proceskosten van [slachtoffer 2] af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.234,12 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 32 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 750,00, bestaande uit een vergoeding van € 500,00 voor materiële schade en € 250,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 december 2023 tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk ten aanzien van materiële schade in verband met studievertraging;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 750,00 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 15 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. H.C. Piet en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2024.
Mr. Wiersma is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.035724.23
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans
enig voorwerp op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] een of meermalen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op het hoofd en/of het lichaam te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
openlijk, te weten [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans
enig voorwerp op het hoofd en/of het lichaam te slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
openlijk, te weten [straat] in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
[slachtoffer 3] en/of een goed, te weten een personenauto,
door
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp
op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of (met kracht) tegen een hek te duwen
en/of een of meerdere malen in het gezicht te slaan en/of
- die [slachtoffer 3] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp
op het lichaam te slaan, en/of
- een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op die
personenauto te slaan;
Parketnummer 16.059339.24
hij op of omstreeks 3 december 2023 te Zeewolde openlijk, te weten, op het terrein
op/ [straat] 2, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor
het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een
persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 4] door die [slachtoffer 4]
- (met kracht) in het gezicht te stompen en/of te slaan, ten gevolge waarvan die Van
Eck ten val is gekomen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen
en/of te slaan en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 december 2023 te Zeewolde tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]
- (met kracht) in het gezicht te stompen en/of te slaan, ten gevolge waarvan die Van
Eck ten val is gekomen, en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen
en/of te slaan en/of te schoppen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 maart 2023, genummerd PL0900-2023036024 – Einddossier-, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 208 (PV feit 2) en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 januari 2024, genummerd PL0900-2023369699, opgemaakt door politie Eenheid Midden- Nederland, genummerd 1 tot en met 46 (PV feit 3).
2.Pagina’s 35 en 36 (PV feit 2)
3.Pagina’s 52 en 53 (PV feit 2)
4.Pagina 21 t/m 23 (PV feit 2)
5.Pagina’s 70 en 71 (PV feit 2)
6.Pagina 87 (PV feit 2)
7.Pagina’s 12 en 13
8.Pagina 24 (PV feit 3)