ECLI:NL:RBMNE:2024:6156

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
16.035725.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd door verdachte en medeverdachten met honkbalknuppels in Zeewolde

Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 februari 2023 in Zeewolde openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte, samen met zijn twee zonen, heeft een groep jongeren aangevallen met honkbalknuppels, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor meerdere slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten in vereniging geweld hebben gepleegd, waarbij de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ernstig gewond zijn geraakt. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere tenlasteleggingen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan openlijk geweld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 180 dagen geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 150 dagen opgelegd, waarvan 101 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 80 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.035725.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna toe noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning- Stein en van hetgeen:
  • verdachte en zijn raadslieden, mr. B.I. Keukens en T.G.M. Houben, beiden advocaat te Amsterdam;
  • mr. L. Pauwelussen van Klaverblad Rechtsbijstand, namens benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
  • de advocaat van benadeelde partij [slachtoffer 2] , mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht; en
  • mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland, namens benadeelde partij [slachtoffer 3] ,
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Feit 1
op 3 februari 2023 in Zeewolde, te weten aan [straat] , samen met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , met zwaar lichamelijk letsel (een schedelbreuk) ten gevolg;
Feit 2
primair: op 3 februari 2023 in Zeewolde, te weten aan [straat] , samen met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een personenauto, met zwaar lichamelijk letsel (een hoofdwond en gekneusde kaak bij [slachtoffer 2] en een gekneusde rug bij [slachtoffer 3] ) ten gevolg;
subsidiair: tenlastegelegd als mishandeling van [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde nu niet vastgesteld kan worden of verdachte enig geweld tegen [slachtoffer 1] heeft uitgeoefend.
De officier van justitie acht het onder 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van het gekwalificeerde letsel.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte enig geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] of wetenschap had van het gepleegde geweld. De raadslieden hebben partiële vrijspraak bepleit van het onder feit 2 tenlastegelegde wanneer het aankomt op de openlijke geweldpleging richting [slachtoffer 3] , nu verdachte geen wetenschap had van dit geweld. Verdachte dient eveneens partieel vrijgesproken te worden van het gekwalificeerde letsel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Verdachte is niet degene die het letsel bij [slachtoffer 3] heeft veroorzaakt. Ten aanzien van het letsel van [slachtoffer 2] kan niet worden vastgesteld wie van de drie verdachten dit letsel heeft veroorzaakt. Mocht de rechtbank hier niet in meegaan, dan verzoeken de raadslieden verdachte partieel vrij te spreken van het zwaar lichamelijk letsel nu een gekneusde kaak, rafelige hoofdwond of gekneusde rug niet als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden aangemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 2 primair [1]
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op vrijdag 3 februari 2023 omstreeks 22.45 uur kwam ik aangereden in mijn auto bij mijn huis. Ik heb een vriend genaamd [slachtoffer 3] en hij woont [straat] te Zeewolde. Nadat ik mijn auto had geparkeerd ben ik naar de woning van [slachtoffer 3] gelopen. Ineens stond de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] in de achtertuin. Ik weet dat deze man [verdachte] genaamd is. Ik weet dat er nog twee (2) bij [verdachte] stonden. Wij zijn naar buiten gegaan via de voordeur. [slachtoffer 4] rende in de richting van waar ik woon. Ik zag ineens een jongen met een honkbalknuppel in zijn hand op mij af komen rennen. Ik weet nu dat deze jongen is genaamd [medeverdachte 1] . Ik kende [medeverdachte 1] wel van gezicht maar verder totaal niet. Toen ik [medeverdachte 1] met de honkbalknuppel in zijn hand zag rennen ben ik ook weg gaan rennen in de richting van mijn woning. Ik zag dat hij de honkbalknuppel in zijn rechterhand hield en dat hij deze boven zijn hoofd hield. Ik denk dat de afstand op dat moment een meter of vijf (5) zes (6) was. Ik ben gaan rennen. Ik ben langs mijn auto gerend. Ik zag dat [medeverdachte 1] achter mij aan kwam rennen. Ik zag dat [medeverdachte 1] met de honkbalknuppel op mijn auto sloeg. Ik zag dat hij op het dak van mijn auto sloeg. Later zag ik dat ik een deuk had boven het linker achter portier. Ik weet dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] ook geslagen zijn door [medeverdachte 1] en de andere mannen. [slachtoffer 2] had twee hoofdwonden en [slachtoffer 4] was voornamelijk op zijn rug geraakt. Wij zijn allemaal geslagen door deze mannen en zij hadden allemaal een honkbalknuppel bij zich.
Een
proces-verbaal van aangifte,houdende de verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [3]
Gisteravond, vrijdag 3 februari 2023 was ik aan het chillen met vrienden in het MMM bos in Zeewolde. Ik was daar met [slachtoffer 4] , [B] , [slachtoffer 3] , [C] en [D] .
Omstreeks 22.30 uur zijn we met ons allen naar het huis van [slachtoffer 3] gegaan. Om omstreeks 23.10 uur zagen wij vanuit de woonkamer dat er drie mannen aan onze
fietsen zaten. Op het moment dat wij naar buiten gingen zagen wij dat de drie mannen al naast het huis van [slachtoffer 3] stonden. Ik zag dat de mannen in een rijtje stonden en dat de eerste man van het rijtje een knuppel in zijn handen had. Hierop ben ik gaan rennen richting de woning van [slachtoffer 1] . Ik zag dat de drie mannen
achter ons aan kwamen. Ik denk dat ik ongeveer een twintig meter heb gerend toen ik een klap op mijn achterhoofd voelde. Ik had op dat moment ook meteen een hevige pijn op mijn achterhoofd. Ik heb mij vervolgens klein proberen te houden. Ik lag op dat moment op de grond en heb mijn armen en handen voor mijn hoofd gehouden om mijn hoofd en gezicht te beschermen. Ik zag en voelde dat de tweede man mij met een knuppel op mijn gezicht probeerde te slaan. Deze slagen heb ik voornamelijk kunnen afweren. Ik voelde dat ik pijn had aan mijn gezicht en hoofd. Vervolgens zag ik dat de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] bij mij kwam. Ik weet zeker dat dit de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] was doordat [slachtoffer 3] dit tegen mij gezegd heeft en ik hem herkende aan zijn duidelijk wat dikkere lichaamsbouw. Ik voelde dat die man mij optilde en tegen een hek aan gooide. Ik heb tegen de man geroepen dat ik al was geslagen en dat hij moest stoppenVervolgens zag en voelde ik dat die man mij meerdere malen in mijn gezicht heeft geslagen. Ik heb niet kunnen zien hoe hij mij geslagen heeft want ik had nog steeds mijn handen en mijn armen voor mijn gezicht.
In een
letselbeschrijvingbetreffende aangever [slachtoffer 2] , opgemaakt door forensisch arts J. Overkamp, is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende beschreven: [4]
Gemelde toedracht
Bij een ruzie ben ik meerdere keren met een honkbalknuppel tegen m’n achterhoofd geslagen Wond in achterhoofd opgelopen en hersenschudding. Wond is gehecht
op de SEH. Daarna veel last van hoofdpijn, misselijkheid en overgeven.
Klachten
Gemelde behandeling / toelichting: Op SEH gezien en onderzocht. Wond op achterhoofd, gehecht.
Gedeelte medisch dossier. Anamnese door SEH-arts afgenomen. Er is sprake van hoofdletsel (scheurwond op achterhoofd) en een hersenschudding.
Beoordeling
Past het gemelde tijdsinterval bij het letsel: goed
Past de gemelde toedracht bij het letsel: goed
Een
proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever,houdende de verklaring van [slachtoffer 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [5]
Op 03 februari 2023, omstreeks 23:30 uur, hoorde ik in de achtertuin gerommel. Ik keek naar buiten en ik zag dat [verdachte] in de achtertuin stond. Ik zag dat hij met zijn twee zonen was. De twee zonen van [verdachte] zijn genaamd [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Via de voordeur liepen wij naar buiten. Ik keek en ik zag dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan kwamen rennen. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in hun handen honkbalknuppels vast hielden. Ik zag dat ze deze omhoog hielden. Ik zag dat ze de intentie hadden om iemand te gaan slaan. Ik riep vervolgens heel hard: "rennen". [slachtoffer 1] en ik renden in de richting van de woning van [slachtoffer 1] . Kort hierop zag ik [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] voor ons staan. Ik zag dat zij [slachtoffer 1] vast pakte. Ik zag dat beide, zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] met de honkbalknuppels op [slachtoffer 1] begonnen in te slaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn beide handen voor zijn gezicht hield met de intentie zijn gezicht te beschermen. Ik zag dat [slachtoffer 1] over zijn gehele lichaam werd geraakt. Op zijn rug, benen, armen en achterhoofd. Kort hierop werd ik gepakt. Tegen de gevel van de woning staat een bankje. Ik werd
door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de richting van het bankje geduwd. Ik kwam op het bankje
terecht. Ik zag en voelde dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op mij in begonnen te slaan met de
honkbalknuppels. Ik voelde dat ik overal op mijn lichaam werd geraakt. Ik beschermde mijn hoofd met mijn handen. Ik voelde over heel mijn lichaam pijn. Ik werd geraakt om mijn, rug, schouders, schouderbladen, achterhoofd, nek en mijn benen.
Een
proces-verbaal verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [6]
Op vrijdag 3 februari 2023, laat in de avond, hoorde ik geklop op een raam. Het was
niet bij ons, dus ik dacht bij de buren waar [slachtoffer 3] woont. Ik was in de kamer en ik hoorde aan de achterkant van de woning veel commotie. Ik keek uit het raam en ik zag [verdachte] met zijn twee zoons, de voor mij bekende [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , aan de achterkant van de woning waar [slachtoffer 3] woont. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wat in hun handen hadden, het leek op hout. Ik zag dat [verdachte] ook iets in zijn handen had, gelijkend op een knuppel. Hierna zag ik dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] via de achterkant de tuin verlieten en via de zijkant van het woonblok naar de voorkant gingen. Ik liep naar mijn voordeur en opende deze. Ik zag dat [slachtoffer 3] en zijn vrienden de woning via de voorkant verlieten. Ik zag dat [slachtoffer 3] met zijn vrienden in de straat weer in de richting van mijn woning renden. Ik zag dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] er achteraan renden. Halverwege de straat zag ik dat iemand met een knuppel sloeg en dat de ander zich verdedigde door een container voor zich vast te houden. Ik zag dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] er eerst achteraan renden. Toen ontstond er best wel een chaos. Er waren veel gewonden.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [7]
Toen was het chaos. Ik zag drie mannen waaronder de stiefvader, jongen met pet en
nog iemand op ons afrennen. De drie mannen hadden honkbalknuppels vast. Iedereen rende vervolgens een kant op. Ik rende ook weg. Ik zag dat de jongen met zijn pet achter mij aan rende. Ik hoorde vervolgens een harde bonk. Ik hoorde later dat deze bonk het slaan op de auto van [slachtoffer 1] was.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2024, inhoudende zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik twee personen met mijn vuisten heb geslagen. Ook heb ik er eentje tegen een hek aangeduwd.
Bewijsoverweging feit 1 en feit 2 primair
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachten in een korte opeenvolgende tijd onder meer het volgende geweld hebben gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachten rennen met honkbalknuppels op de groep jongens af waardoor de groep zich opsplitst. Aangever [slachtoffer 2] wordt tijdens zijn vlucht geslagen met de knuppel, waardoor hij op de grond terecht komt. De tweede verdachte slaat nog een keer met een knuppel richting het gezicht van [slachtoffer 2] . Vervolgens wordt [slachtoffer 2] tegen een hek geduwd en meerdere keren in zijn gezicht geslagen. Aangever [slachtoffer 3] rent eveneens weg en probeert zich tevergeefs nog te verstoppen, maar wordt vervolgens ook op diverse plekken op zijn lichaam geslagen. Aangever [slachtoffer 1] ziet dan nog dat met een knuppel op zijn auto wordt geslagen, hetgeen door getuige [getuige 2] wordt bevestigd nu hij een harde bonk hoorde. Later constateerde aangever [slachtoffer 1] dat er een deuk boven het linker achterportier van zijn auto zat.
Anders dan door de verdediging is betoogd, dient niet per verdachte te worden beoordeeld tegen wie hij (openlijk) geweld heeft gepleegd. Het kenmerk en het strafwaardige van openlijk geweld is er immer juist in gelegen dat door of vanuit een groep geweld wordt gepleegd waardoor de orde wordt verstoord. Voor een bewezenverklaring van het ‘in vereniging’ plegen van geweld hoeft dan ook slechts vast komen te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld. Zo’n bijdrage kan ook bestaan uit bijvoorbeeld vocale aanmoedigingen of het achtervolgen van het slachtoffer. In dat geval is de dader ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde, in de tenlastelegging vermelde, geweld.
Verdachte en zijn beide medeverdachten hebben alle drie zelf bewust de confrontatie opgezocht, zijn met zijn drieën achter de slachtoffers aangelopen en hebben ook alle drie zelf in de confrontatie geweldshandelingen verricht. Zij hebben daarmee dus elk een significante bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging tegen alle slachtoffers en de auto. De rechtbank acht derhalve de onder feit 1 (ten aanzien van [slachtoffer 1] ) en feit 2 (ten aanzien van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en de auto) tenlastegelegde openlijke geweld wettig en overtuigend bewezen.
Van de onder 1 ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid van het (zware) lichamelijke letsel van [slachtoffer 1] moet verdachte worden vrijgesproken, nu niet kan worden bewezen dat dit letsel door het door
verdachtegepleegde geweld is veroorzaakt
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat het bij [slachtoffer 2] geconstateerde letsel, dat door verdachte is veroorzaakt, niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd, zodat voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspraak zal volgen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
hij op 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,openlijk, te weten op de openbare weg [straat] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een honkbalknuppel op het hoofd en/of het lichaam te slaan;
Feit 2 primair
op 3 februari 2023 te Zeewolde, openlijk, te weten op de openbare weg [straat] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
en een goed, te weten een personenauto, door
- die [slachtoffer 2] met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op het hoofd en/of het lichaam te slaan en (met kracht) tegen een hek te duwen en in het gezicht te slaan en- die [slachtoffer 3] met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op het lichaam te slaan, en- met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op die personenauto te slaan;
terwijl dit door hem gepleegde geweld lichamelijk letsel, namelijk een hoofdwond voor [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De door de officier van justitie gekozen wijze van tenlasteleggen heeft tot gevolg dat het openlijk geweld is gesplitst ten aanzien van [slachtoffer 1] en de andere slachtoffers (en de auto). Dit neemt niet weg dat sprake is van één en dezelfde openlijke geweldpleging. De rechtbank zal de feiten 1 en 2 primair daarom als eendaadse samenloop kwalificeren.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en feit 2 primair:
de eendaadse samenloop van
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen, terwijl het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 35 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met daarbij door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, te weten de meldplicht en meewerken aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. De officier van justitie heeft verder gevorderd om aan verdachte de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen, waarbij verdachte geen contact mag opnemen met alle vier de aangevers. Voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan dient vervangende hechtenis te worden toegepast voor de duur van 5 dagen, met een maximum van zes maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden verzoeken de rechtbank om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte heeft zich tijdens de schorsing goed aan alle voorwaarden gehouden en is inmiddels begonnen met een behandeling bij De Waag. Het is van belang dat deze behandeling kan worden voortgezet, verdachte kan zich derhalve vinden in de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. De raadslieden kunnen zich vinden in de eis van de officier van justitie en hebben geen verdere opmerkingen met betrekking tot de 38v Sr maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte is op 3 februari 2023 samen met zijn twee zoons naar het huis van hun stiefmoeder gegaan om daar hun jongere broertje op te halen. Even daarvoor had er al een confrontatie bij de woning plaatsgevonden tussen verdachte en de stiefzoon. Even daarvoor had er al een confrontatie bij de woning plaatsgevonden tussen de verdachte en de stiefzoon. Bij de woning aangekomen ontstaat er opnieuw een confrontatie. Verdachte en zijn zoons lopen met honkbalknuppels op de stiefzoon en zijn vrienden af en slaan op hen in. Wat volgt is een heftige confrontatie, waarbij slachtoffers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door verdachte en zijn zoons worden geslagen met en zonder een honkbalknuppel. Verdachte heeft met zijn klappen slachtoffer [slachtoffer 2] , een minderjarige jongen, letsel toegebracht. Bij het openlijk geweld is eveneens de auto van slachtoffer [slachtoffer 1] geraakt.
Het gaat hier om een ernstig geweldsdelict, waarbij de slachtoffers zonder noemenswaardige aanleiding flink te grazen zijn genomen. De rechtbank rekent dit verdachte in het bijzonder zwaar aan; van hem had als oudste volwassen man verstand en zelfbeheersing verwacht mogen worden, maar hij heeft juist zijn zoons bij het door hem aangegane conflict betrokken en heeft zich afgereageerd op nog erg jonge slachtoffers. Een feit als de onderhavige maakt een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het geweld moet ook voor de getuigen en buurtbewoners heel beangstigend zijn geweest. Dat de impact op de slachtoffers groot is geweest volgt ook uit de verschillende slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgedragen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 16 september 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte in het verleden is veroordeeld voor mishandeling.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte ook rekening met het reclasseringsadvies van Tactus Reclassering Flevoland van 11 oktober 2024, opgesteld door mevrouw J. van Keulen, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat in de basis de leefgebieden van verdacht stabiel lijken. Zo heeft verdachte een eigen woning, een eigen bedrijf en is er geen sprake van een schuldenlast. Daarnaast zijn er geen signalen van een negatief sociaal netwerk of problematisch middelengebruik. De grootste risicofactoren zijn relatie en psychosociaal functioneren. In de afgelopen periode zijn er negen meldingen binnengekomen bij Veilig Thuis van huiselijk geweld. Sinds verdachte is geschorst is de behandeling bij De Waag opgestart. Verdachte komt hij zijn afspraken bij zowel de reclassering als zijn behandelaar na. Wat opvalt is dat verdachte niet het achterste van zijn tong laat zien ten aanzien van zijn relatie. Verdachte geeft aan dat hij door behandeling meer zelfinzicht krijgt en werkt aan zijn impulsiviteit. De reclassering is dan ook van mening dat het voorzetten en positief afronden van de behandeling noodzakelijk is voor gedragsverandering en recidivevermindering. Daarnaast kan de reclassering een monitorende functie hebben en waar nodig andere interventies inzetten om de risico’s op zowel recidive als geweld te doen verminderen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij de reclassering;
  • Ambulante behandeling.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van het openlijk geweld en de gevolgen daarvan rechtvaardigen een vrijheidsstraf. Niet voor niets heeft verdachte een geruime periode in voorlopige hechtenis doorgebracht. Strafverzwarend vindt de rechtbank, zoals hiervoor is overwogen, de rol van verdachte en zijn bagatelliserende houding. Verdachte heeft ook tijdens de zitting weinig blijk gegeven van oprecht inzicht in de ernst van wat hij heeft veroorzaakt.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van het voorarrest. Een gedeelte van 101 dagen zal voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarmee beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte hulp en begeleiding krijgt, zoals deze in de vorm van bijzondere voorwaarden door de reclassering zijn geadviseerd.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd ziet de rechtbank geen aanleiding om het contactverbod met de aangevers op te opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr. De rechtbank zal het contactverbod dan ook opleggen in de vorm van een bijzondere voorwaarde.
Om verdachte daarnaast ook daadwerkelijk de consequenties van zijn strafbare gedrag te laten voelen, zal de rechtbank daarnaast ook een taakstraf van 80 uren opleggen, met 40 dagen vervangende hechtenis als de taakstraf niet of niet naar behoren wordt uitgevoerd.
Voorlopige hechtenis
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.547,19. Dit bedrag bestaat uit € 4.547,19 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.218,40. Dit bedrag bestaat uit € 1.718,40 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit. Tevens wordt een bedrag van € 119,16 aan proceskosten gevorderd.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.053,85. Dit bedrag bestaat uit € 53,85 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde schade voor de fiets niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De materiële schade kan voor het overige worden toegewezen tot het bedrag van € 3.840,55. De immateriële schade is voldoende onderbouwd en kan in zijn geheel worden toegewezen. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde proceskosten van € 119,16 komen eveneens voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiele schade, welke in zijn geheel ziet op schade aan de fiets, niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is onvoldoende rechtstreeks verband met het aan verdachte tenlastegelegde feit. De immateriële schade is goed onderbouwd en kan in zijn geheel worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de toegewezen bedragen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hoofdelijk aan verdachte en zijn medeverdachten op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] hebben de raadslieden bepleit dat gezien de verzochte vrijspraak benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor de schadepost van de auto. De schadeposten studievertraging, verlies van verdienvermogen, mantelzorg en huishoudelijk hulp zijn in zijn geheel niet onderbouwd en dienen daarom te worden afgewezen. De verzochte reiskostenvergoeding voor het bijwonen van een getuigenverhoor dient te worden afgewezen nu deze kosten door de rechtbank worden vergoed. Als laatste is er nog de schadepost met betrekking tot de beschadigde kleding. Deze post is niet in het voegingsformulier opgenomen en tevens niet onderbouwd met aankoopbewijzen. Deze schadepost dient dan ook te worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] verzoeken de raadslieden primair om benadeelde partij, gezien de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair stellen de raadslieden zich op het standpunt dat wanneer de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt enkel de kosten voor de fiets af te wijzen nu niet is vast te stellen dat deze schade door verdachte is toegebracht. Benadeelde partij kan eveneens niet- ontvankelijk worden verklaard wegens onvoldoende rechtstreeks verband.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] hebben de raadslieden bepleit dat de schadeposten kleding en schoenen dienen te worden afgewezen nu er geen aankoopbon bij de vordering is gevoegd en onduidelijk is om wat voor broek het gaat. Niet is vast te stellen dat de schade aan de fiets door verdachte is veroorzaakt, er is tevens onvoldoende verband met het aan verdachte tenlastegelegde. Benadeelde partij dient ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk te worden verklaard. De schadepost misgelopen inkomsten is onvoldoende onderbouwd. Zo is niet aangegeven waarom benadeelde partij voor de twee dagen dat hij niet kon werken niet is doorbetaald door zijn werkgever. In het geval van de stage is er geen stageovereenkomst bij de stukken gevoegd waardoor eveneens niet geverifieerd kan worden dat bij ziekte niet wordt doorbetaald. De raadslieden verzoeken deze schadeposten dan ook af te wijzen. Verder worden er reiskosten van en naar de stageplaats gevorderd. Normaliter worden deze reiskosten door de werkgever vergoed. Uit de vordering volgt niet dat reiskosten niet vergoed zijn of waarom dit niet mogelijk was. Deze kostenpost dient eveneens afgewezen te worden. Als laatst zijn er nog de gevorderde proceskosten. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking nu met een gemachtigde wordt geprocedeerd. De raadslieden verzoeken de rechtbank om ook deze kosten af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
Vast staat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde per schadepost beoordelen.
Schade aan de auto
De in voldoende mate onderbouwde schade aan de auto van € 819,17 zal worden toegewezen.
Eigen risico zorgverzekering 2023 en 2024
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 417,88 zullen worden toegewezen.
Schadeposten Studievertraging en Verlies van verdienvermogen
In de vordering staat achter deze schadeposten opgenomen dat de bedragen nog volgen. Nu deze schade nog niet concreet is begroot zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze twee schadeposten niet- ontvankelijk verklaren.
Schadepost parkeerkosten
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 73,50 zullen worden toegewezen.
Schadepost reiskosten
De rechtbank zal de in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste reiskosten, met uitzondering van de reiskosten voor het getuigenverhoor bij de Rechter-Commissaris op 11 september 2023, toewijzen tot het bedrag van € 576,18. Voor het overige wijst zij de vordering af.
Schadeposten mantelzorg en huishoudelijke hulp
De rechtbank stelt vast dat deze schadeposten niet met stukken zijn onderbouwd en dat onvoldoende is toegelicht waarom mantelzorg en huishoudelijk hulp noodzakelijk waren. De rechtbank zal daarom beide schadeposten afwijzen.
Schadepost beschadigde kleding
De rechtbank stelt vast dat deze schadepost niet staat opgenomen in het voegingsformulier. In de bijlage bij het voegingsformulier staat in een tabel een bedrag van € 211,45 genoemd bij de schadepost ‘beschadigde kleding’, onderbouwd met foto’s. De rechtbank gaat ervan uit dat dit bedrag onderdeel is van de vordering tot vergoeding van materiële schade. Op de foto’s bij de vordering is een kapotte broek te zien en een vest met een bloedvlek. De rechtbank vindt het voldoende onderbouwd dat er schade is aan de broek en het vest als gevolg van het bewezen verklaarde, maar het bedrag van € 211,45 is verder niet met stukken onderbouwd. De rechtbank schat deze schade op € 70,00 en wijst de vordering voor het overige af.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 1.956,73 aan materiële schade toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 5.000,00 toewijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 6.956,73 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.956,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 69 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]Materiële schade
Door benadeelde partij wordt een bedrag van 53,85 gevorderd wegens het herstellen van zijn beschadigde fiets. De rechtbank zal dit bedrag afwijzen nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.000,00 toewijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 1.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
Vaststaat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de door de vordering van de benadeelde per schadeposten beoordelen.
Schadepost kleding en schoenen
De rechtbank stelt vast dat door het geweld richting aangever zijn kleding en schoenen beschadigd zijn geraakt. De rechtbank acht de gevorderde bedragen voor de diverse kledingstukken en schoenen voldoende onderbouwd en zal daarom het volledige bedrag van 264,18 toewijzen.
Schadepost fiets
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 377,85 gevorderd voor het herstellen van zijn beschadigde fiets. De rechtbank zal dit bedrag afwijzen nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde.
Schadepost medicatie
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 64,65 zullen worden toegewezen.
Schadepost medische kosten
De rechtbank stelt vast dat deze kosten zien op het eigen risico dat benadeelde partij waarschijnlijk in 2025 zal moeten betalen als gevolg van de behandeling voor zijn PTSS. Nu deze schadepost ziet op toekomstige schade zal de rechtbank benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk verklaren.
Schadepost gederfde inkomsten ( [naam] )
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de mishandeling niet in staat was om te werken. De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 85,25 dan ook toewijzen.
Schadepost stagevergoeding
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de mishandeling niet in staat was om te beginnen met zijn stage bij [stageplek] . De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 164,00 dan ook toewijzen.
Schadepost parkeerkosten ziekenhuis en reiskosten diverse zorgverleners
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 156,04 zullen worden toegewezen.
Schadepost reiskosten werk en stage
De rechtbank acht deze schadepost onvoldoende onderbouwd, nu uit de stukken bij de vordering niet kan worden opgemaakt of benadeelde partij de door hem gemaakte reiskosten door zijn werkgever vergoed heeft gekregen. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 221,43 dan ook afwijzen.
Proceskosten
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 119,16 aan reiskosten gevorderd, die onder ander zien op OV-kosten die gemaakt zijn voor een bezoek aan zijn advocaat en officier van justitie en de reiskosten die zijn gemaakt om een zitting bij te wonen. Op grond van art. 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover in persoon – dat wil zeggen: zonder gemachtigde (advocaat) – wordt geprocedeerd. Nu benadeelde partij wordt bijgestaan door een advocaat zal de rechtbank het gevorderde bedrag dan ook afwijzen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 734,12 aan materiële schade toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Het bestaan van immateriële schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Het gevorderde bedrag als vergoeding voor deze schade komt de rechtbank te hoog voor, gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. De rechtbank acht een vergoeding van € 1.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 2.234,12 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.234,12, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 55 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en onder 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en onder 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 150 (honderdvijftig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 101 (honderdéén) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
* zich laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is al gestart en dient verdachte positief af te ronden. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de slachtoffers, [slachtoffer 1] (geboren op [1999] ), [slachtoffer 3] (geboren op [2005] ) en [slachtoffer 2] (geboren op [2006] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 (tachtig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 6.956,73, bestaande uit een vergoeding van € 1.956,73 voor materiële schade en € 5.000,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van materiële schade in verband met studievertraging en verlies van verdienvermogen niet-ontvankelijk;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 6.956,73 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 69 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft de gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft de gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.234,12, bestaande uit een vergoeding van € 734,12 voor materiële schade en € 1.500,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk ten aanzien van materiële schade in verband met medische kosten;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • wijst de gevorderde proceskosten van [slachtoffer 2] af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.234,12 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 32 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. H.C. Piet en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2024.
Mr. Wiersma is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
openlijk, te weten [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging,
geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
door
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans
enig voorwerp op het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan,
terwijl dit gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel,
te weten een schedelbreuk voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
openlijk, te weten [straat] in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of een goed, te weten een personenauto,
door
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp
op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of (met kracht) tegen een hek te duwen
en/of een of meerdere malen in het gezicht te slaan en/of
- die [slachtoffer 3] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp
op het lichaam te slaan, en/of
- een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op die
personenauto te slaan,
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, namelijk een rafelige hoofdwond en/of een zwaar gekneusde kaak
voor [slachtoffer 2] en/of een zwaar gekneusde rug voor [slachtoffer 3] ten gevolge heeft
gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp
op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of (met kracht) tegen een hek te duwen
en/of een of meerdere malen in het gezicht te slaan.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 maart 2023, genummerd PL0900-2023036024 – Einddossier-, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 208.
2.Pagina’s 35 en 36
3.Pagina’s 52 en 53
4.Pagina’s 62 en 63
5.Pagina 21 t/m 23
6.Pagina’s 70 en 71
7.Pagina 87