Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift (met bijlagen) van de GI, binnengekomen bij de rechtbank op
- een e-mail (met bijlagen) van de GI van 30 augustus 2024;
- het verweerschrift (met bijlagen) van de gezinshuisouders;
- een bericht (met bijlagen) van de GI van 2 september 2024;
- het aanvullend verweerschrift (met bijlagen) van de gezinshuisouders.
- [A] en [B] namens de GI;
- de gezinshuisouders met hun advocaat;
- de deeltijdpleegouders;
- [C] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
2.Waar gaat de procedure over
19 september 2016 overgedragen aan de GI.
3.De beoordeling
De beslissing
In de overgelegde e-mailwisseling tussen de voogd van pupil [letter] ,. en de gezinshuisouders schrijft de gezinshuismoeder op 30 januari 2024 onder andere over pupil [letter] .: ‘Afluisteren doet ze maar al te graag, tja, dan hoor je weleens wat, ook al was dat niet zo netjes wat ik zei, dat geef ik direct toe’. Dat gaat over een voorval waarbij [letter] . heeft gehoord dat de gezinshuismoeder tegen de gezinshuisvader zich kennelijk zeer negatief uitliet over [letter] ., niet wetende dat zij dat hoorde. Verder schrijft de gezinshuismoeder: ‘Het is hier geen hotel. Wat denkt dat meisje wel?!’ en ‘Dit meisje en jij dus blijkbaar ook, waardeert en accepteert ons en onze zorgen voor haar niet, prima, dan moet je hier niet eens willen blijven wonen.’ De gezinshuisouders hebben verklaard dat deze e-mails moeten worden gelezen in de context van de moeilijke situatie waarin zij zaten met pupil [letter] ., die de stabiliteit en de veiligheid van de andere kinderen ondermijnde. De rechtbank is echter van oordeel dat dit de inhoud van de e-mails onvoldoende rechtvaardigt. Los van wat er wel en niet is misgegaan bij de plaatsing en het verblijf van pupil [letter] . en aan wie dit te wijten is, vindt de rechtbank de laatdunkende manier waarop de gezinshuismoeder zich uitlaat over pupil [letter] . - een zeer kwetsbaar en beschadigd meisje - en de toon die zij gebruikt, niet passend bij wat verwacht mag worden van een jeugdprofessional.
“Nee, dat moet ze inderdaad niet zeggen. Als de voogd dit weet zal ze maatregelen nemen. Nu kunnen we van alles regelen en op afstand helpen. Dat moet zo blijven (als dat voor jou ook kan natuurlijk).”
[minderjarige] geeft aan dat zij in het kindverhoor niet eerlijk is geweest tegen de kinderrechter. Ze heeft gezegd dat ze niet lang op de kamer hoefde te zitten en dat ze niet werd uitgescholden bij [F] en [G] , omdat ze dat van hen niet mag zeggen. [minderjarige] zegt dat ook al is dit gebeurd (en zij zegt van wel), ze dat niet gaat zeggen omdat ze anders niet naar [F] en [G] terug mag. Al die tijd hebben de uitspraken van [F] en [G] in haar hoofd gezeten, vrijdag heeft ze dat alles kunnen zeggen tegen de kinderrechter en nu gaat ze er vanuit dat ze terug mag en gaat ze niet meer luisteren in het gezinshuis.”