ECLI:NL:RBMNE:2024:6154

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
16.035727.23 en 16.002317.24 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel

Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die wordt beschuldigd van ernstige geweldsmisdrijven. De zaak betreft twee incidenten: op 3 februari 2023 in Zeewolde, waar de verdachte samen met medeverdachten een poging tot doodslag heeft gepleegd op slachtoffer 1 door hem meerdere malen met een honkbalknuppel op het hoofd te slaan, en openlijke geweldpleging tegen slachtoffers 2 en 3. Daarnaast is er een derde feit, waarbij de verdachte op 21 januari 2023 in Goes slachtoffer 4 heeft mishandeld, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van het geweld hebben ondervonden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.035727.23 en 16.002317.24 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. S.K. Lanning-Stein en van hetgeen:
  • verdachte en zijn raadslieden, mr. B.I. Keukens en T.G.M. Houben, beiden advocaat te Amsterdam;
  • mr. L. Pauwelussen van Klaverblad Rechtsbijstand, namens benadeelde partij [slachtoffer 1] ;
  • de advocaat van benadeelde partij [slachtoffer 2] , mr. A.M.R. van Ginneken, advocaat te Utrecht;
  • mevrouw [A] van Slachtofferhulp Nederland, namens benadeelde partij [slachtoffer 3] ; en
  • de advocaat van benadeelde partij [slachtoffer 4] , mr. J.J.J. Broekhuizen, advocaat te Harderwijk,
naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
Parketnummer 16.035727.23
Feit 1
primair:op 3 februari 2023 in Zeewolde, samen met een of meer ander(en) heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven door hem een of meerdere malen met een honkbalknuppel op zijn hoofd te slaan;
subsidiair: tenlastegelegd als zware mishandeling (met een schedelbreuk als gevolg);
meer subsidiair: tenlastegelegd als openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel (een schedelbreuk) als gevolg;
Feit 2
op 3 februari 2023 in Zeewolde, te weten [straat] , samen met een of meer ander(en), openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een personenauto;
Parketnummer 16.002317.24
op 21 januari 2023 in Goes [slachtoffer 4] heeft mishandeld door hem onder meer tegen het hoofd en/of arm te slaan en/of te schoppen, met zwaar lichamelijk letsel (een armfractuur) als gevolg.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.035727.23 en 16.002317.24 tenlastegelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2 en feit 3.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden refereren zich ten aanzien van feit 1 aan het oordeel van de rechtbank, waarbij zij wel verzoeken verdachte partieel vrij te spreken van het medeplegen. De raadslieden verzoeken de rechtbank om verdachte eveneens partieel vrij te spreken van de onder feit 2 tenlastegelegde gedragingen richting [slachtoffer 3] . Voor openlijke geweldpleging is vereist dat iedere betrokkene een significante bijdrage aan het geweld richting het slachtoffer heeft geleverd en er moet daarnaast sprake zijn van opzet. De andere twee medeverdachten hadden geen wetenschap van het door verdachte toegepaste geweld jegens [slachtoffer 3] . Dit maakt dat het geweld door verdachte niet in vereniging is gepleegd, wat wel een vereiste is voor openlijke geweldpleging. Verdachte dient daarnaast partieel te worden vrijgesproken van het openlijk geweld tegen de auto nu dit op grond van het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld. De raadslieden stellen zich ten aanzien van feit 3 op het standpunt dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het meerdere keren slaan en het schoppen van aangever [slachtoffer 4] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 1 en 2 [1]
Een
proces-verbaal van aangifte, houdende de verklaring van [slachtoffer 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op vrijdag 3 februari 2023 omstreeks 22.45 uur kwam ik aangereden in mijn auto bij mijn huis. Ik heb een vriend genaamd [slachtoffer 3] en hij woont [straat] te Zeewolde. Nadat ik mijn auto had geparkeerd ben ik naar de woning van [slachtoffer 3] gelopen. Ineens stond de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] in de achtertuin. Ik weet dat deze man [medeverdachte 1] genaamd is. Ik weet dat er nog twee (2) bij [medeverdachte 1] stonden. Wij zijn naar buiten gegaan via de voordeur. [slachtoffer 5] rende in de richting van waar ik woon. Ik zag ineens een jongen met een honkbalknuppel in zijn hand op mij af komen rennen. Ik weet nu dat deze jongen is genaamd [verdachte] . Ik kende [verdachte] wel van gezicht maar verder totaal niet. Toen ik [verdachte] met de honkbalknuppel in zijn hand zag rennen ben ik ook weg gaan rennen in de richting van mijn woning. Ik zag dat hij de honkbalknuppel in zijn rechterhand hield en dat hij deze boven zijn hoofd hield. Ik zag dat [verdachte] achter mij aan kwam rennen. Ik zag dat [verdachte] met de honkbalknuppel op mijn auto sloeg. Ik zag dat hij op het dak van mijn auto sloeg. Later zag ik dat ik een deuk had boven het linker achter portier. Ik ben gaan rennen naar mijn woning. Ik zag dat [verdachte] in mijn voortuin kwam staan. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand met hierin de honkbalknuppel naar boven deed, hierna naar achteren en hierna mij sloeg met de honkbalknuppel. Ik deed mijn linkerarm naar boven. Ik wilde mij beschermen. Ik voelde dat ik zeer hard geraakt werd op mijn linker pols. Ik zag dat [verdachte] wederom de honkbalknuppel naar achteren deed en mij hiermee sloeg. Ik werd nu geraakt op mijn hoofd. Ik voelde dat ik geraakt werd aan de linkerzijde van mijn achterhoofd. Hierdoor ben ik out gegaan. Ik ben langs de muur van mijn woning gevallen. Ik ben op de grond terecht gekomen. Ook nu ging ik out. Ik denk dat ik tien (10) a twintig (20) seconden out ben geweest. Toen ik bij kwam lag ik op de grond en zag ik [verdachte] niet meer bij mij. Ik zag dat [verdachte] nu aan het rennen was achter [slachtoffer 5] aan. Ik zag dat [verdachte] weer op mij afgerend kwam met de honkbalknuppel in zijn hand. Ik zag dat hij de honkbalknuppel weer omhoog hield. [verdachte] heeft de gehele tijd de honkbalknuppel omhoog gehouden. Ik voelde dat [verdachte] mij wederom met de honkbalknuppel op mijn hoofd sloeg. Ik ben wederom links achter op mijn hoofd geslagen door [verdachte] met de honkbalknuppel. Ik ben toen gevallen. Ik zag dat [verdachte] mij weer wilde slaan met de honkbalknuppel terwijl ik op de grond lag. Ik heb wederom mijn rechter arm ter bescherming voor mijn gezicht gehouden. Ik voelde dat ik geraakt werd op mijn rechter onderarm. Ik zag dat [verdachte] wederom de honkbalknuppel naar achteren deed en weer uithaalde naar mijn hoofd en arm. Ik voelde dat ik geraakt werd op mijn hoofd en linker arm. Ik lag op mijn rechterzij. Ik werd weer geraakt op mijn linker achterhoofd. Ik weet dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] ook geslagen zijn door [verdachte] en de andere mannen. [slachtoffer 2] had twee hoofdwonden en [slachtoffer 5] was voornamelijk op zijn rug geraakt. Wij zijn allemaal geslagen door deze mannen en zij hadden allemaal een honkbalknuppel bij zich.
In een
letselbeschrijvingbetreffende aangever [slachtoffer 1] , opgemaakt door forensisch arts J. Overkamp, is onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende beschreven: [3]
Gemelde toedracht
Meerdere malen op hoofd geslagen met ijzeren honkbalknuppel.
Klachten
Gemelde behandeling/ toelichting: schedelfractuur
Samenvatting medische informatie: Trauma capitis: schedelfractuur occipitaal links.
Beoordeling
Samenvatting letsel: Gebroken schedel
Een
proces-verbaal van aangifte,houdende de verklaring van [slachtoffer 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
Gisteravond, vrijdag 3 februari 2023 was ik aan het chillen met vrienden in Zeewolde. Ik was daar met [slachtoffer 5] , [C] , [slachtoffer 3] , [D] en [F] .
Omstreeks 22.30 uur zijn we met ons allen naar het huis van [slachtoffer 3] gegaan. Om omstreeks 23.10 uur zagen wij vanuit de woonkamer dat er drie mannen aan onze
fietsen zaten. Op het moment dat wij naar buiten gingen zagen wij dat de drie mannen al naast het huis van [slachtoffer 3] stonden. Ik zag dat de mannen in een rijtje stonden en dat de eerste man van het rijtje een knuppel in zijn handen had. Hierop ben ik gaan rennen richting de woning van [slachtoffer 1] . Ik zag dat de drie mannen
achter ons aan kwamen. Ik denk dat ik ongeveer een twintig meter heb gerend toen ik een klap op mijn achterhoofd voelde. Ik had op dat moment ook meteen een hevige pijn op mijn achterhoofd. Ik heb mij vervolgens klein proberen te houden. Ik lag op dat moment op de grond en heb mijn armen en handen voor mijn hoofd gehouden om mijn hoofd en gezicht te beschermen. Ik zag en voelde dat de tweede man mij met een knuppel op mijn gezicht probeerde te slaan. Deze slagen heb ik voornamelijk kunnen afweren. Ik voelde dat ik pijn had aan mijn gezicht en hoofd. Vervolgens zag ik dat de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] bij mij kwam. Ik weet zeker dat dit de ex-stiefvader van [slachtoffer 3] was doordat [slachtoffer 3] dit tegen mij gezegd heeft en ik hem herkende aan zijn duidelijk wat dikkere lichaamsbouw. Ik voelde dat die man mij optilde en tegen een hek aan gooide. Ik heb tegen de man geroepen dat ik al was geslagen en dat hij moest stoppen. Vervolgens zag en voelde ik dat die man mij meerdere malen in mijn gezicht heeft geslagen. Ik heb niet kunnen zien hoe hij mij geslagen heeft want ik had nog steeds mijn handen en mijn armen voor mijn gezicht..
Een
proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever,houdende de verklaring van [slachtoffer 3] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [5]
Op 03 februari 2023, omstreeks 23:30 uur, hoorde ik in de achtertuin gerommel. Ik keek naar buiten en ik zag dat [medeverdachte 1] in de achtertuin stond. Ik zag dat hij met zijn twee zonen was. De twee zonen van [medeverdachte 1] zijn genaamd [medeverdachte 2] en [verdachte] . Via de voordeur liepen wij naar buiten. Ik keek en ik zag dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] aan kwamen rennen. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 2] in hun handen honkbalknuppels vast hielden. Ik zag dat ze deze omhoog hielden. Ik zag dat ze de intentie hadden om iemand te gaan slaan. Ik riep vervolgens heel hard: "rennen". [slachtoffer 1] en ik renden in de richting van de woning van [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] zijn beide handen voor zijn gezicht hield met de intentie zijn gezicht te beschermen. Ik zag dat [slachtoffer 1] over zijn gehele lichaam werd geraakt. Op zijn rug, benen, armen en achterhoofd. Kort hierop werd ik gepakt. Tegen de gevel van de woning staat een bankje. Ik werd
door [verdachte] en [medeverdachte 2] in de richting van het bankje geduwd. Ik kwam op het bankje
terecht. Ik zag en voelde dat [verdachte] en [medeverdachte 2] op mij in begonnen te slaan met de
honkbalknuppels. Ik voelde dat ik overal op mijn lichaam werd geraakt. Ik beschermde mijn hoofd met mijn handen. Ik voelde over heel mijn lichaam pijn. Ik werd geraakt om mijn, rug, schouders, schouderbladen, achterhoofd, nek en mijn benen.
Een
proces-verbaal verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 1] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [6]
Op vrijdag 3 februari 2023, laat in de avond, hoorde ik geklop op een raam. Het was
niet bij ons, dus ik dacht bij de buren waar [slachtoffer 3] woont. Ik was in de kamer en ik hoorde aan de achterkant van de woning veel commotie. Ik keek uit het raam en ik zag [medeverdachte 1] met zijn twee zoons, de voor mij bekende [verdachte] en [medeverdachte 2] , aan de achterkant van de woning waar [slachtoffer 3] woont Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte 2] wat in hun handen hadden, het leek op hout. Ik zag dat [medeverdachte 1] ook iets in zijn handen had, gelijkend op een knuppel. Hierna zag ik dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] via de achterkant de tuin verlieten en via de zijkant van het woonblok naar de voorkant gingen. Ik liep naar mijn voordeur en opende deze. Ik zag dat [slachtoffer 3] en zijn vrienden de woning via de voorkant verlieten. Ik zag dat [slachtoffer 3] met zijn vrienden in de straat in de richting van mijn woning renden. Ik zag dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] er achteraan renden. Halverwege de straat zag ik dat iemand met een knuppel sloeg en dat de ander zich verdedigde door een container voor zich vast te houden. Ik zag dat [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] er eerst achteraan renden. Toen ontstond er best wel een chaos. Er waren veel gewonden.
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van [getuige 2] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [7]
Toen was het chaos. Ik zag drie mannen waaronder de stiefvader, jongen met pet en
nog iemand op ons afrennen. De drie mannen hadden honkbalknuppels vast. Iedereen rende vervolgens een kant op. Ik rende ook weg. Ik zag dat de jongen met zijn pet achter mij aan rende. Ik hoorde vervolgens een harde bonk. Ik hoorde later dat deze bonk het slaan op de auto van [slachtoffer 1] was.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2024, inhoudende zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik aangever [slachtoffer 3] meerdere malen met op zijn rug heb geslagen met het voorwerp dat ik in mijn handen had. Ook klopt het dat ik aangever [slachtoffer 1] een aantal keren met dat voorwerp heb geslagen waarbij ik eveneens zijn hoofd heb geraakt. Aangever [slachtoffer 2] heb ik er ook mee geslagen, hij was de eerste die op ons afkwam.
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.
Bewijsoverweging feit 1
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte meerdere malen met een honkbalknuppel tegen het hoofd van aangever [slachtoffer 1] heeft geslagen. Dat verdachte met kracht heeft geslagen volgt uit de verklaring van aangever en het feit dat aangever zelfs een keer het bewustzijn heeft verloren. Ook uit het opgelopen letsel (een gebroken schedel) blijkt dat er met kracht is geslagen. Door iemand op deze manier een gebroken schedel – die de zeer kwetsbare hersenen moet beschermen – te slaan, heeft verdachte bewust de reële en niet onwaarschijnlijke kans op dodelijk letsel aanvaard. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair tenlastegelegde, te weten de poging tot doodslag.
Bewijsoverweging feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte en zijn medeverdachten in een korte opeenvolgende tijd onder meer het volgende geweld hebben gepleegd. Verdachte en zijn medeverdachten rennen met honkbalknuppels op de groep jongens af waardoor de groep zich opsplitst. Aangever [slachtoffer 2] wordt tijdens zijn vlucht geslagen met de knuppel, waardoor hij op de grond terecht komt. De tweede verdachte slaat nog een keer met een knuppel richting het gezicht van [slachtoffer 2] . Vervolgens wordt [slachtoffer 2] tegen een hek geduwd en meerdere keren in zijn gezicht geslagen. Aangever [slachtoffer 3] rent eveneens weg en probeert zich tevergeefs nog te verstoppen, maar wordt vervolgens ook op diverse plekken op zijn lichaam geslagen door verdachte en zijn medeverdachten. Aangever [slachtoffer 1] ziet dat met een knuppel op zijn auto wordt geslagen, hetgeen door getuige [getuige 2] wordt bevestigd nu hij een harde bonk hoorde. Later constateerde aangever [slachtoffer 1] dat er een deuk boven het linker achterportier van zijn auto zat.
Anders dan door de verdediging is betoogd, dient niet per verdachte te worden beoordeeld tegen wie hij (openlijk) geweld heeft gepleegd. Voor een bewezenverklaring van het ‘in vereniging’ plegen van geweld moet komen vast te staan dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan dat openlijke geweld. Zo’n bijdrage kan ook bestaan uit bijvoorbeeld vocale aanmoedigingen of het achtervolgen van het slachtoffer. In dat geval is de dader ook strafrechtelijk aansprakelijk voor het niet door hemzelf gepleegde, in de tenlastelegging vermelde, geweld.
Verdachte en zijn beide medeverdachten hebben alle drie zelf bewust de confrontatie opgezocht, zijn met zijn drieën achter de slachtoffers aangelopen en hebben ook alle drie zelf geweldshandelingen verricht. Zij hebben daarmee dus elk een significante bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, in vereniging, openlijk geweld heeft gepleegd zoals onder feit 2 tenlastegelegd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Een
proces-verbaal van aangifte(met bijbehorende fotobijlagen), houdende de verklaring van aangever [slachtoffer 4] , inhoudende, zakelijk weergegeven: [8]
Op zaterdag 21 januari 2023 in Goes zag ik dat er een groep mensen op mij af kwam lopen. Vervolgens zag ik dat [verdachte] voor mij stond. Ik zag dat hij mij met zijn rechterhand met kracht vast pakte. Ik zag dat hij zijn vuist balde, zijn linkerarm naar achter deed en die vervolgens met kracht in mijn richting bewoog. Ik zag en voelde dat ik werd geraakt op de bovenzijde van mijn neus. Tevens werd ik door dezelfde vuistslag geraakt op mijn voorhoofd. Vervolgens zag ik dat [verdachte] wederom uithaalde met zijn linkerhand. Ik zag en voelde dat ik werd geraakt op mijn hoofd. Door deze laatste klap viel ik achterover met mijn hoofd tegen een nooduitgang. Vervolgens werd het zwart voor mijn ogen en viel ik op de grond. Ik zag dat [verdachte] bij mij stond. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterbeen naar achter haalde en met kracht en snelheid naar voren deed komen en mij raakte. Ik voelde dat ik werd geraakt op mijn rechter onderarm. Ik voelde een hevige stekende pijn. Ik kon vanaf dat moment mijn rechterarm niet meer bewegen.
Een
schriftelijk bescheid, te weten een letselbeschrijving, opgesteld door SEH arts [SEH arts] , namens traumachirurg drs. [traumachirurg] , voor zover van belang, zakelijk weergegeven: [9]
Diagnose
21-01-2023 fractuur van ulna rechts
Conclusie
Ulnaschachtfractuur rechts
Beleid
Bovenarmsgips neutrale stand
Een
proces-verbaal van verhoor getuige,houdende de verklaring van getuige [getuige 3] , inhoudelijk, zakelijk weergegeven: [10]
Ik zag een jongeman vanaf de bovenzijde van de tribune naar beneden komen. Die jongeman stormde echt naar beneden en rende recht op een oudere man af die daar onderlangs de tribunes liep. Die oudere man kwam mij dus eigenlijk tegemoet. Ik zag dat die jongeman die oudere man gelijk met kracht sloeg toen hij bij hem was. Ik zag dat die oudere man vol in zijn gezicht werd geraakt. Ik zag dat die oudere man door deze klap naar de zijkant viel tegen een houten afzetwand. De man viel daarna op de grond. Ik zag dat die jongeman vervolgens gelijk die oudere man begon te schoppen terwijl deze op de grond lag. Ik zag dat die oudere man een aantal schoppen vol op zijn hoofd kreeg en dat hij ook op zijn armen en benen werd geraakt.
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 25 oktober 2024, inhoudende zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik aangever [slachtoffer 4] tegen zijn hoofd heb geslagen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 3 februari 2023 te Zeewolde, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 1] meerdere malen met een honkbalknuppel op het hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 3 februari 2023 te Zeewolde, openlijk, te weten op of aan de openbare weg [straat] in vereniging geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]en een goed, te weten een personenauto, door- die [slachtoffer 2] met een honkbalknuppel op het hoofd en/of het lichaam te slaan en (met kracht) tegen een hek te duwen en in het gezicht te slaan en- die [slachtoffer 3] met een honkbalknuppel op het lichaam te slaan, en- met een honkbalknuppel op die personenauto te slaan;
Feit 3
op 21 januari 2023 te Goes, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]- in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en- tegen zijn armen en/of zijn lichaam te schoppen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een armfractuur ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair
poging tot doodslag;
Feit 2
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen;
Feit 3
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 4,5 jaar, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd om de schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben bepleit dat verdachte na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in mei 2023 er alles aan heeft gedaan om zijn leven op orde te krijgen en de kans op recidive te verkleinen. Hij werkt inmiddels al 12 jaar voor dezelfde werkgever en is daarnaast ook nog een eigen onderneming begonnen. Verdachte heeft de training Cognitieve Vaardigheden (CoVa) met goed gevolg afgerond waardoor hij inzicht heeft gekregen in zijn eigen valkuilen. Verdachte is een impulsieve jongen, maar wel eentje die geleerd heeft van zijn fouten. Als verdachte weer terug moet naar de gevangenis zal hij alles kwijtraken, waaronder zijn baan. De raadslieden verzoeken de rechtbank om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd dat verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Mocht de rechtbank hier niet in meegaan dan verzoeken de raadslieden de rechtbank om een zo kort mogelijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Naast de gevangenisstraf kan de maximale taakstraf worden opgelegd tezamen met een lange voorwaardelijke gevangenisstraf. Als laatste verzoeken de raadslieden om de schorsing van de voorlopige hechtenis niet op te heffen zodat verdachte met de reclassering in contact kan blijven en zijn hoger beroep in vrijheid kan afwachten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige geweldsmisdrijven, te weten een poging tot doodslag, openlijke geweldpleging en zware mishandeling.
Hij heeft zich op 21 januari 2023 bij een motorcross-evenement schuldig gemaakt aan een mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Hierbij heeft verdachte een oudere man tegen het hoofd geslagen, waardoor deze ten val kwam. Vervolgens heeft verdachte zo hard tegen de arm van het slachtoffer geschopt dat het slachtoffer een nare armfractuur heeft opgelopen en daar nog altijd de gevolgen van ondervindt.
Verdachte is vervolgens nog geen twee weken later, op 3 februari 2023, weer overgegaan tot geweld. Samen met zijn vader en broer (hierna: medeverdachten) is hij naar het huis van zijn stiefmoeder gegaan. Even daarvoor had er al een confrontatie bij de woning plaatsgevonden tussen de vader van verdachte en de stiefzoon. Bij de woning aangekomen ontstaat er opnieuw een confrontatie. Verdachte en zijn medeverdachten lopen met honkbalknuppels op de stiefzoon en zijn vrienden af en slaan op hen in. Verdachte slaat slachtoffer [slachtoffer 1] zo hard met een honkbalknuppel op zijn hoofd dat die een schedelbreuk oploopt. Slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] worden eveneens door verdachte en zijn medeverdachten geslagen, zowel met een honkbalknuppel als met vuisten. Ook op de auto van slachtoffer [slachtoffer 1] wordt met een knuppel geslagen. Na deze geweldsexplosie blijven drie slachtoffers gewond achter. Schoonderwoerd heeft zodanig letsel opgelopen dat hij ook had kunnen komen te overlijden. Uit de door zijn moeder voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat hij daar nu, bijna twee jaar later, nog steeds de gevolgen van ondervindt.
Het gaat hier om ernstige geweldsdelicten. Bij alle drie de feiten gaat het om zinloos geweld, waarbij zonder noemenswaardige aanleiding de slachtoffers flink te grazen zijn genomen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Feiten als de onderhavige maken ernstig inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Het geweld moet ook voor de getuigen en buurtbewoners heel beangstigend zijn geweest. Dat de impact op de slachtoffers groot is geweest volgt ook uit de verschillende slachtofferverklaringen die ter terechtzitting zijn voorgedragen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 16 september 2024 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte in het verleden al eens straffen heeft gekregen voor een mishandeling en een poging tot zware mishandeling.
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte ook rekening met het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 12 februari 2024, opgesteld door mevrouw M. Dijkstra, reclasseringswerker. Hieruit volgt dat bij verdachte in sommige situaties sprake is van impulsief en ondoordacht gedrag, met alle consequenties van dien. Dit ligt ook ten grondslag aan de eerdere twee veroordelingen betreffende geweldsdelicten. Het leefgebied psychosociaal functioneren is daarom een risico verhogende factor. Verdachte heeft tijdens zijn schorsing de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden met goed gevolg afgerond. Verdachte heeft geleerd om eerst na te denken en dan pas te doen. Op de praktische leefgebieden doen zich verder geen problemen voor. Verdachte heeft huisvesting, dagbesteding en daarmee een inkomen. Van middelengebruik of psychische problematiek is geen sprake. De reclassering ziet geen meerwaarde in het continueren van het reclasseringstoezicht. Andere interventies worden niet geïndiceerd. De reclassering acht enkel bijzondere, controlerende voorwaarden (met politieopvolging) geïndiceerd gericht op slachtofferproblematiek. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten en de gevolgen daarvan zijn zodanig dat er met geen andere straf kan worden volstaan dan een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt. De wijze waarop verdachte kort achter elkaar tot ernstig geweld overgaat baart, in samenhang met zijn strafblad, ernstige zorgen. Het signaal aan verdachte zal uit een oogpunt van normstelling moeten zijn dat dit soort feiten streng bestraft worden. Een taakstraf (laat staan een geldboete) is niet passend meer. Voor een poging doodslag zijn geen oriëntatiepunten. De rechtbank kijkt daarom naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en vindt het ook passend om – hoewel in dit geval tot een zwaardere kwalificatie van het feitelijk handelen wordt gekomen – aansluiting te zoeken bij het LOVS-oriëntatiepunt voor zware mishandeling met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) met zeer zwaar lichamelijk letsel ten gevolg; als vertrekpunt geldt daarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank er rekening mee houden dat de voorlopige hechtenis van verdachte al geruime tijd geleden is geschorst en verdachte vanaf mei 2023 hard met zichzelf aan de slag is gegaan. Verdachte heeft hierdoor meer inzicht gekregen in zijn eigen handelen en is sinds die tijd ook niet meer de fout ingegaan. De rechtbank neemt tevens mee dat verdachte ter terechtzitting, meer dan zijn medeverdachten, enigszins openheid van zaken heeft gegeven met betrekking tot zijn eigen handelen. Verdachte heeft hierin zijn verantwoordelijkheid genomen en hij heeft zijn spijt betuigd naar de slachtoffers toe.
Gelet op het voorgaande acht het opleggen van een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden. De rechtbank zal een deel van die gevangenisstraf in voorwaardelijke zin opleggen, te weten een gedeelte van zes maanden, om verdachte ervan te weerhouden wederom tot een (dergelijk) strafbaar feit over te gaan. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel een proeftijd van twee jaren koppelen. Deze straf betekent dat verdachte opnieuw enige tijd gedetineerd zal worden. De rechtbank realiseert zich dat dit ingrijpend voor hem zal zijn, maar de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers laten aan lagere of andersoortige straf niet toe. Anderzijds is de straf aanmerkelijk lager dan door de officier van justitie is gevorderd; dit vanwege de genoemde aansluiting bij het LOVS-oriëntatiepunt, de jeugdige leeftijd van verdachte en de wijze waarop hij zich gedurende de schorsing van zijn voorlopige hechtenis heeft gedragen.
Aangezien in de zaken van de medeverdachten een contactverbod met de slachtoffers is gevorderd en opgelegd als bijzondere voorwaarde, vindt de rechtbank het passend om ook aan verdachte deze bijzondere voorwaarde op te leggen.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 9.547,19 Dit bedrag bestaat uit € 4.547,19 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.218,40. Dit bedrag bestaat uit € 1.718,40 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit. Tevens wordt een bedrag van € 119,16 aan proceskosten gevorderd.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.053,85. Dit bedrag bestaat uit € 53,85 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde feit.
[slachtoffer 4] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 34.776,60. Dit bedrag bestaat uit € 14.776,60 materiële schade en € 20.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 tenlastegelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] op het standpunt gesteld dat deze in zijn geheel kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij voor de gevorderde schade voor de fiets niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De materiële schade kan voor het overige worden toegewezen tot het bedrag van € 3.840,55. De immateriële schade is voldoende onderbouwd en kan in zijn geheel worden toegewezen. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De gevorderde proceskosten van € 119,16 komen eveneens voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade, welke in zijn geheel ziet op schade aan de fiets, niet- ontvankelijk dient te worden verklaard. Er is onvoldoende rechtstreeks verband met het aan verdachte tenlastegelegde feit. De immateriële schade is goed onderbouwd en kan in zijn geheel worden toegewezen vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de toegewezen bedragen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hoofdelijk aan verdachte en zijn medeverdachten op te leggen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade, met uitzondering van de schadeposten ‘kosten van de band van de bus’ en de kosten voor het horloge, kan worden toegewezen. De immateriële schade dient te worden gematigd. Het toe te wijzen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] hebben de raadslieden bepleit dat gezien de verzochte vrijspraak benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard voor de schadepost van de auto. De schadeposten studievertraging, verlies van verdienvermogen, mantelzorg en huishoudelijk hulp zijn in zijn geheel niet onderbouwd en dienen daarom te worden afgewezen. De verzochte reiskostenvergoeding voor het bijwonen van een getuigenverhoor dient te worden afgewezen nu deze kosten door de rechtbank worden vergoed. Als laatste is er nog de schadepost met betrekking tot de beschadigde kleding. Deze post is niet in het voegingsformulier opgenomen en tevens niet onderbouwd met aankoopbewijzen. Deze schadepost dient dan ook te worden afgewezen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3] verzoeken de raadslieden primair om de benadeelde partij, gezien de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair stellen de raadslieden zich op het standpunt dat wanneer de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt de kosten voor de fiets niet kunnen worden toegewezen omdat niet is vast te stellen dat deze schade door verdachte is veroorzaakt en er onvoldoende rechtstreeks verband is met het tenlastegelegde.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] hebben de raadslieden bepleit dat de schadeposten kleding en schoenen dienen te worden afgewezen nu er geen aankoopbon bij de vordering is gevoegd en onduidelijk is om wat voor broek het gaat. Niet is vast te stellen dat de schade aan de fiets door verdachte is veroorzaakt, er is tevens onvoldoende verband met het aan verdachte tenlastegelegde. Benadeelde partij dient ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk te worden verklaard. De schadeposten voor wat betreft de misgelopen inkomsten zijn onvoldoende onderbouwd. De raadslieden verzoeken deze schadeposten dan ook af te wijzen. Verder worden er reiskosten van en naar stage gevorderd. Normaliter worden deze reiskosten door de werkgever vergoed. Uit de vordering volgt niet dat reiskosten niet vergoed zijn of waarom dit niet mogelijk was. Deze kostenpost dient eveneens afgewezen te worden. Als laatste zijn er nog de gevorderde proceskosten. Deze kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking nu met een gemachtigde wordt geprocedeerd. De raadslieden verzoeken de rechtbank om ook deze kosten af te wijzen.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] merken de raadslieden op dat de kosten voor het doen van aangifte niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ditzelfde geldt voor de gevorderde kosten voor het ophalen van de auto van benadeelde partij in Vlissingen, nu onduidelijk is waarom de auto daar moest blijven staan. Deze kosten dienen dan ook te worden afgewezen. De gevorderde kosten voor het horloge dienen te worden afgewezen nu uit het dossier niet volgt dat er schade aan het horloge is ontstaan door het aan verdachte tenlastegelegde feit. Benadeelde partij dient ten aanzien van de schadepost die ziet op de lekke band van de bus niet-ontvankelijk te worden verklaard nu er onvoldoende verband is met het tenlastegelegde feit. De raadslieden verzoeken de rechtbank om voor de gederfde inkomsten een bedrag van € 8.420,48 toe te kennen en voor het overige af te wijzen. De immateriële schade dient te worden gematigd naar een bedrag van € 2.000,00 nu geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat benadeelde partij 5 maanden lang volledig arbeidsongeschikt was. Dat benadeelde partij niet zijn werk kon uitvoeren rechtvaardigt niet zo’n ongebruikelijk hoge schadevergoeding, temeer nu de gederfde inkomsten ook worden gevorderd. De immateriële schade dient dan ook voor het overige te worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
Materiële schade
Vast staat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde per schadepost beoordelen.
Schade aan de auto
De in voldoende mate onderbouwde schade aan de auto van € 819,17 zal worden toegewezen.
Eigen risico zorgverzekering 2023 en 2024
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 417,88 zullen worden toegewezen.
Schadeposten Studievertraging en Verlies van verdienvermogen
In de vordering staat achter deze schadeposten opgenomen dat de bedragen nog volgen. Nu deze schade nog niet concreet is begroot zal de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze twee schadeposten niet- ontvankelijk verklaren.
Schadepost parkeerkosten
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 73,50 zullen worden toegewezen.
Schadepost reiskosten
De rechtbank zal de in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste reiskosten, met uitzondering van de reiskosten voor het getuigenverhoor bij de Rechter-Commissaris op 11 september 2023, toewijzen tot het bedrag van € 576,18. Voor het overige wijst zij de vordering af.
Schadeposten mantelzorg en huishoudelijke hulp
De rechtbank stelt vast dat deze schadeposten niet met stukken zijn onderbouwd en dat onvoldoende is toegelicht waarom mantelzorg en huishoudelijk hulp noodzakelijk waren. De rechtbank zal daarom beide schadeposten afwijzen.
Schadepost beschadigde kleding
De rechtbank stelt vast dat deze schadepost niet staat opgenomen in het voegingsformulier. In de bijlage bij het voegingsformulier staat in een tabel een bedrag van € 211,45 genoemd bij de schadepost ‘beschadigde kleding’, onderbouwd met foto’s. De rechtbank gaat ervan uit dat dit bedrag onderdeel is van de vordering tot vergoeding van materiële schade. Op de foto’s bij de vordering is een kapotte broek te zien en een vest met een bloedvlek. De rechtbank vindt het voldoende onderbouwd dat er schade is aan de broek en het vest als gevolg van het bewezen verklaarde, maar het bedrag van € 211,45 is verder niet met stukken onderbouwd. De rechtbank schat deze schade op € 70,00 en wijst de vordering voor het overige af.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 1.956,73 aan materiële schade toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 5.000,00 toewijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 6.956,73 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 6.956,73, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 69 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]Materiële schade
Door benadeelde partij wordt een bedrag van 53,85 gevorderd wegens het herstellen van zijn beschadigde fiets. De rechtbank zal dit bedrag afwijzen nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. De gevorderde schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet hierop en nu dit verder ook niet voldoende gemotiveerd is betwist, zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.000,00 toewijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 1.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
Materiële schade
Vaststaat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de door de vordering van de benadeelde per schadeposten beoordelen.
Schadepost kleding en schoenen
De rechtbank stelt vast dat door het geweld richting aangever zijn kleding en schoenen beschadigd zijn geraakt. De rechtbank acht de gevorderde bedragen voor de diverse kledingstukken en schoenen voldoende onderbouwd en zal daarom het volledige bedrag van 264,18 toewijzen.
Schadepost fiets
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 377,85 gevorderd voor het herstellen van zijn beschadigde fiets. De rechtbank zal dit bedrag afwijzen nu geen sprake is van rechtstreekse schade als gevolg van het bewezen verklaarde.
Schadepost medicatie
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 64,65 zullen worden toegewezen.
Schadepost medische kosten
De rechtbank stelt vast dat deze kosten zien op het eigen risico dat benadeelde partij waarschijnlijk in 2025 zal moeten betalen als gevolg van de behandeling voor zijn PTSS. Nu deze schadepost ziet op toekomstige schade zal de rechtbank benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk verklaren.
Schadepost gederfde inkomsten ( [naam] )
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de mishandeling niet in staat was om te werken. De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 85,25 dan ook toewijzen.
Schadepost stagevergoeding
Benadeelde partij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij naar aanleiding van de mishandeling niet in staat was om te beginnen met zijn stage bij [stageplek] . De rechtbank acht de schadepost voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 164,00 dan ook toewijzen.
Schadepost parkeerkosten ziekenhuis en reiskosten diverse zorgverleners
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 156,04 zullen worden toegewezen.
Schadepost reiskosten werk en stage
De rechtbank acht deze schadepost onvoldoende onderbouwd, nu uit de stukken bij de vordering niet kan worden opgemaakt of benadeelde partij de door hem gemaakte reiskosten door zijn werkgever vergoed heeft gekregen. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 221,43 dan ook afwijzen.
Proceskosten
Door benadeelde partij wordt een bedrag van € 119,16 aan reiskosten gevorderd, die onder ander zien op OV-kosten die gemaakt zijn voor een bezoek aan zijn advocaat en officier van justitie en de reiskosten die zijn gemaakt om een zitting bij te wonen. Op grond van art. 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen reis- en verblijfkosten slechts voor vergoeding in aanmerking voor zover in persoon – dat wil zeggen: zonder gemachtigde (advocaat) – wordt geprocedeerd. Nu benadeelde partij wordt bijgestaan door een advocaat zal de rechtbank het gevorderde bedrag dan ook afwijzen.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 734,12 aan materiële schade toewijsbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten gevolge van het onder 2 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Het bestaan van immateriële schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Het gevorderde bedrag als vergoeding voor deze schade komt de rechtbank te hoog voor, gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen. De rechtbank acht een vergoeding van € 1.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 2.234,12 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is. Betalingen die door mededaders zijn gedaan worden op de betalingsverplichting van verdachte in mindering gebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.234,12, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 32 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4]
Materiele schade
Vaststaat dat benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank zal de vordering van de de benadeelde partij per schadeposten beoordelen.
Schadepost medische kosten – reis-/parkeerkosten
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 133,66 zullen worden toegewezen.
Schadepost ziekenhuisdaggeldvergoeding
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 35,00 zullen worden toegewezen.
Schadepost medische kosten- medicatie
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 36,42 zullen worden toegewezen.
Schadepost reiskosten – overig
Benadeelde partij heeft een bedrag van € 227,24 aan reiskosten gevorderd die zijn gemaakt om zijn auto op te halen in Vlissingen. De rechtbank acht deze schadepost voldoende onderbouwd nu het voor benadeelde partij, vanwege zijn gebroken arm, niet mogelijk was om zelf weer terug naar huis te rijden. De rechtbank vindt ook de gemaakte reiskosten voor het doen van aangifte toewijsbaar als redelijke kosten voor het vaststellen van aansprakelijkheid of schade.
Schadepost bril
De in voldoende mate onderbouwde, en niet betwiste kosten van € 150,00 zullen worden toegewezen.
Schadepost horloge
De rechtbank zal gevorderde schade van € 305,00 voor het beschadigde horloge afwijzen nu onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van schade en dat die is ontstaan door het bewezen verklaarde.
Schadepost band van de bus
De rechtbank zal de gevorderde schade van € 166,16 afwijzen nu er geen rechtstreeks verband is met het bewezen verklaarde.
Schadepost gederfde inkomsten
De rechtbank zal ten aanzien van de gederfde inkomsten aansluiting zoeken bij de berekening zoals deze door de raadsvrouw van verdachte is gemaakt. Dit betekent concreet dat de rechtbank een bedrag tot € 8.420,48 zal toewijzen. De rechtbank wijst de vordering voor het overige af.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank een bedrag van € 9.002,80 aan materiële schade toewijsbaar.
Immateriële schade
Ten gevolge van het onder 3 bewezen verklaarde feit is bij de benadeelde partij lichamelijk letsel ontstaan, zodat er op grond van artikel 6:106 BW een wettelijke grondslag is voor het toekennen van een vergoeding voor immateriële schade. Het bestaan van immateriële schade is namens de benadeelde partij in voldoende mate onderbouwd. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, zal de rechtbank het gevorderde bedrag matigen. De rechtbank heeft bij het bepalen van het schadebedrag aansluiting gezocht bij de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank vindt met inachtneming hiervan een vergoeding van € 3.500,00 voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal dan ook in totaal een bedrag van € 12.502,80 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 21 januari 2023 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 12.502,80, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 januari 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 97 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 141, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 6 (zes) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als
algemene voorwaardegeldt dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte gedurende de proeftijd:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met de slachtoffers, [slachtoffer 1] (geboren op [1999] ), [slachtoffer 3] (geboren op [2005] ), [slachtoffer 2] (geboren op [2006] ) en [slachtoffer 4] (geboren [1962] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 6.956,73, bestaande uit een vergoeding van € 1.956,73 voor materiële schade en € 5.000,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 1] ten aanzien van materiële schade in verband met studievertraging en verlies van verdienvermogen niet-ontvankelijk;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 6.956,73 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 69 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 1.000,00, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft de gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 3] voor wat betreft de gevorderde materiële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.234,12, bestaande uit een vergoeding van € 734,12 voor materiële schade en € 1.500,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2023 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk ten aanzien van materiële schade in verband met medische kosten;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • wijst de gevorderde proceskosten van [slachtoffer 2] af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.234,12 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 32 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] toe tot een bedrag van € 12.502,80, bestaande uit een vergoeding van € 9.002,80 voor materiële schade en € 3.500,00 voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 januari 2023 tot de dag van de algehele voldoening;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade af;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 4] voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 4] aan de Staat € 12.502,80 te betalen, vermeerderd met de hierboven genoemde wettelijke rente tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 97 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mrs. H.C. Piet en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Hardeman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2024.
Mr. Wiersma is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16.035727.23
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans
enig voorwerp op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] een of meermalen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op het hoofd en/of het lichaam te slaan;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
openlijk, te weten [straat] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , door
- die [slachtoffer 1] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans
enig voorwerp op het hoofd en/of het lichaam te slaan, terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten een schedelbreuk voor [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2023 te Zeewolde, althans in Nederland,
openlijk, te weten [straat] in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een
voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
[slachtoffer 3] en/of een goed, te weten een personenauto,
door
- die [slachtoffer 2] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp
op het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of (met kracht) tegen een hek te duwen
en/of een of meerdere malen in het gezicht te slaan en/of
- die [slachtoffer 3] een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp
op het lichaam te slaan, en/of
- een of meerdere malen met een honkbalknuppel, althans enig voorwerp op die
personenauto te slaan;
Parketnummer 16.002317.24
hij op of omstreeks 21 januari 2023 te Goes, althans in Nederland,
[slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]
- een of meermalen in het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- een of meermalen tegen zijn armen en/of zijn lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een armfractuur ten gevolge heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 maart 2023, genummerd PL0900-2023036024 – Einddossier-, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 208 (PV feiten 1 en 2) en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 23 oktober 2023, genummerd PL0900-2023045609, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 65 (PV feit 3). Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 35 en 36 (PV feiten 1 en 2)
3.Pagina’s 50 en 51 (PV feiten 1 en 2)
4.Pagina’s 52 en 53 (PV feiten 1 en 2)
5.Pagina 21 t/m 23 (PV feiten 1 en 2)
6.Pagina’s 70 en 71 (PV feiten 1 en 2)
7.Pagina 87 (PV feiten 1 en 2)
8.Pagina’s 35 en 36 (PV feit 3)
9.Pagina 49 (PV feit 3)
10.Pagina 51 (PV feit 3)