ECLI:NL:RBMNE:2024:6149

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
UTR 23/6570-T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake omgevingsvergunning voor uitbreiding kantoorpand in strijd met bestemmingsplan

Op 8 november 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een tussenuitspraak gedaan in een zaak over een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van een kantoorpand in Utrecht. De vergunninghouder had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het uitbreiden van de tweede en derde verdieping van zijn kantoorpand en het wijzigen van de achtergevel. Eiser, die in een naastgelegen pand woont, maakte bezwaar tegen deze vergunning, omdat het gebruik van de uitbreiding als kantoor in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning ten onrechte had verleend, omdat het gebruik van de uitbreiding niet onder het gebruiksovergangsrecht valt. De rechtbank heeft het college de gelegenheid gegeven om het gebrek in het besluit te herstellen en een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. De rechtbank heeft de termijn voor herstel vastgesteld op vier weken na verzending van de tussenuitspraak. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6570 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Khalil),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: C. Rietveld).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[vergunninghouder], gevestigd in [vestigingsplaats] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. H.L. van der Aa).

Inleiding

1.1.
Vergunninghouder heeft een kantoorpand aan het [adres 1] in [plaats] (het kantoorpand). Hij wil het kantoorpand op de tweede en derde verdieping uitbreiden en de achtergevel van het pand wijzigen. Hij heeft daarvoor een omgevingsvergunning nodig. Het college heeft op zijn aanvraag aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de achtergevel en het uitbreiden de verdiepingen van het kantoorpand (de omgevingsvergunning).
1.2.
Eiser woont in het naastgelegen pand aan het [adres 2] . Hij is het niet eens met de omgevingsvergunning en heeft hiertegen bezwaar gemaakt bij het college.
1.3.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 13 november 2023 op het bezwaar van eiser. Met het bestreden besluit is het college bij de omgevingsvergunning gebleven.
1.4.
Op 10 september 2024 heeft het college het bestreden besluit vervangen door een nieuw besluit op het bezwaar (het nieuwe bestreden besluit). Ook met het nieuwe bestreden besluit heeft het college met wijziging van de wettelijke grondslag de omgevingsvergunning in stand gelaten. Het beroep van eiser heeft van rechtswege mede betrekking op het nieuwe bestreden besluit, omdat hij het ook met nieuwe bestreden besluit niet eens is en daarbij dus voldoende belang heeft. [1]
1.5.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024 op zitting behandeld. Namens eiser is zijn partner [A] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde van eiser. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, zij werd vergezeld door [B] . Vergunninghouder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. Op 1 januari 2024 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ingetrokken en is de Omgevingswet in werking getreden. Omdat voor die datum de aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend, is in deze zaak de Wabo met de onderliggende regelingen nog van toepassing. [2]
3. Het nieuwe bestreden besluit vervangt het bestreden besluit. Op de zitting heeft eiser het beroep tegen het bestreden besluit ingetrokken. De rechtbank beoordeelt hierna daarom alleen het beroep tegen het nieuwe bestreden besluit.
Op welke bouwactiviteiten ziet de aanvraag?
4. Eiser voert aan dat het college met het nieuwe bestreden besluit ten onrechte meer bouwactiviteiten heeft vergund, dan waarvoor vergunninghouder een aanvraag heeft ingediend. Volgens eiser ziet de aanvraag alleen op de uitbreiding van de tweede en derde verdieping van het kantoorpand. Daarom heeft het college met het nieuwe bestreden besluit ten onrechte ook het reeds bestaande dakterras op de eerste verdieping gelegaliseerd.
5. De rechtbank is het hier niet mee eens. De bouwtekeningen die door vergunninghouder zijn ingediend, maken onderdeel uit van de aanvraag. Op de zitting heeft het college toegelicht dat het dakterras staat aangegeven op de bladen 8 met de doorsnede en 4 met de plattegrond van de eerste verdieping en op de detailtekeningen 10 en 11. Het dakterras is naar het oordeel van de rechtbank inderdaad duidelijk op deze tekeningen opgenomen en dus maakt het dakterras onderdeel uit van de aanvraag. Het college heeft daarom ook het dakterras kunnen vergunnen.
Voor welke bouwactiviteiten is vergunning verleend?
6. Ook is de rechtbank het niet eens met de beroepsgrond van eiser dat onduidelijk zou zijn voor welke bouwactiviteiten de omgevingsvergunning is verleend. In het nieuwe bestreden besluit is door het college opgenomen dat de door vergunninghouder bij de aanvraag ingediende stukken/tekeningen onderdeel zijn van de omgevingsvergunning en dat vergunninghouder zich bij het uitvoeren van de omgevingsvergunning aan deze stukken/tekeningen moet houden. Op de zitting heeft het college toegelicht dat vergunninghouder de bouwtekeningen van 22 april 2023 bij zijn aanvraag heeft vervangen door de bouwtekeningen van 4 mei 2023 en dat in het nieuwe bestreden besluit dus de tekeningen van 4 mei 2023 zijn bedoeld. De rechtbank acht het voldoende duidelijk dat in het nieuwe bestreden besluit wordt verwezen naar de gewijzigde tekeningen van
4 mei 2023 en de omgevingsvergunning dus is verleend voor de activiteiten die op deze bouwtekeningen staan. Dat vergunninghouder bepaalde gegevens nog later mag aanleveren, levert naar het oordeel van de rechtbank ook geen onduidelijkheid op over voor welke bouwactiviteiten de omgevingsvergunning is verleend.
Is het dakterras op de eerste verdieping in strijd met het bestemmingsplan?
7. Op het kantoorpand zijn twee bestemmingsplannen van toepassing. Dit zijn het bestemmingsplan ‘Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen’ en het bestemmingsplan ‘Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht’.
8. Op grond van het bestemmingsplan ‘Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen’ is een dakterras toegestaan op bijbehorende bouwwerken tot een diepte van maximaal 3 meter uit de achtergevel van een hoofdgebouw. [3] In dit geval bevindt het dakterras zich op de serre. Naar het oordeel van de rechtbank is de serre een uitbreiding van het hoofdgebouw [4] en dus een bijbehorend bouwwerk. Het dakterras is niet dieper dan 3 meter uit de achtergevel van het hoofdgebouw en is dus niet in strijd met dit bestemmingsplan.
9. Op grond van het bestemmingsplan ‘Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht’ mag een dakterras alleen bij een woning worden gerealiseerd. Het kantoorpand is niet in gebruik als woning, maar als kantoor. En dus is het dakterras wel in strijd met dit bestemmingsplan. Dit heeft het college in het nieuwe bestreden besluit onderkend.
10. De rechtbank stelt voorop dat het college in zo’n geval moet beslissen of hij wel of niet toepassing geeft aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen. Bij het nemen van die beslissing komt aan het college beleidsruimte toe, daarbij moet hij alle betrokken belangen afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiser of het bestreden besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
11. Eiser voert aan dat het dakterras bij het kantoorpand in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat dit tot andere overlast leidt dan van een dakterras bij een woning. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat dit komt doordat bewoners van een woning meer betrokken zijn bij wat er in hun woonomgeving gebeurt dan mensen voor wie de omgeving een werkomgeving is. Volgens eisers zijn met bewoners van een woning makkelijker afspraken te maken dan met een bedrijf/kantoorpersoneel.
12. Het college heeft om te beoordelen of afwijken van het bestemmingsplan ‘Chw bestemmingsplan Algemene regels Utrecht’ voor dit dakterras wenselijk is en of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd, de aanvraag voorgelegd aan de stedenbouwkundige afdeling. Omdat dakterrassen bij woningen in het plangebied zijn toegestaan, is het enkel de vraag of een dakterras ook passend is als deze bij een kantoor hoort. Het college is van mening dat dit het geval is. Er zijn in de omgeving van het kantoorpand al verschillende dakterrassen te vinden, waardoor het dakterras aansluit bij de omgeving. Het college verwacht dat de nadelige invloed die een dakterras op een omgeving kan hebben minder is als deze bij een kantoor hoort in plaats van bij een woning. Een dakterras bij een woning kan dag en nacht worden gebruikt. Bij een kantoor zal dit niet het geval is. Daarom acht het college het dakterras niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
13. De rechtbank kan deze motivering volgen. De rechtbank vindt het daarom niet onredelijk dat het college het belang van vergunninghouder bij behoud van het dakterras zwaarder heeft laten wegen dan het belang van eiser. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat het slechts een hele beperkte afwijking van het bestemmingsplan betreft. Het kantoorpand is al vele jaren in gebruik als kantoor. Eiser heeft tot op de zitting niet onderbouwd waaruit de mindere betrokkenheid van de gebruikers blijkt en hoe dit tot andere overlast heeft geleid dan van een dakterras bij een woning.
Is sprake van een evident privaatrechtelijke belemmering?
14. Eiser voert verder aan dat het college de omgevingsvergunning had moeten weigeren, omdat sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering. Volgen eiser is het dakterras in strijd met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (BW), omdat het op een afstand van minder dan 2 meter van de erfgrens is gerealiseerd.
15. Het college heeft zich in het nieuwe bestreden besluit op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een evident privaatrechtelijke belemmering, omdat zich vanaf de erfgrens op het perceel van eiser een plat dak van een aanbouw aan de woning van eiser bevindt dat breder is dan 2 meter. De rechtbank kan deze motivering van het college niet volgen. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is er geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het voor de toepasselijkheid van artikel 5:50 van het BW van belang is op welke wijze gebruikt word gemaakt van het deel van het naburige erf waarop het dakterras uitzicht biedt. Ook niet als dit een plat dak is. [5]
16. Wel acht de rechtbank het in het kader van deze beroepsgrond van belang dat vergunninghouder op de zitting heeft toegezegd dat hij bereid is om een ondoorzichtig privacy scherm op het dakterras te plaatsen. Het privacy scherm is zelfs al geplaatst. Hierdoor bestaat er vanaf het dakterras geen rechtstreeks uitzicht meer op het perceel van eiser. Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat door het realiseren van het dakterras sprake is van strijd met artikel 5:50 van het BW, kan deze strijd worden weggenomen door het aanbrengen van veranderingen van niet ingrijpende aard. [6] Naar het oordeel van de rechtbank levert het dakterras door de plaatsing van het privacy scherm geen evidente privaatrechtelijke belemmering op. En dus hoefde het college de omgevingsvergunning niet om die reden te weigeren.
Wordt het gemeentelijk monument aangetast?
17. De woning van eiser is een gemeentelijk monument. Eiser voert aan dat de serre van het kantoorpand en het daarop gerealiseerde dakterras zijn verankerd in het gemeentelijk monument. Hierdoor is het gemeentelijk monument aangetast, wat niet is toegestaan. Op de zitting heeft eiser deze beroepsgrond geherformuleerd en aangevoerd dat bij het vervangen van de balustrade van het dakterras conform de omgevingsvergunning het gemeentelijk monument zal worden aangetast.
18. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het gemeentelijk monument door het uitvoeren van de omgevingsvergunning zal worden aangetast. Door vergunninghouder is bij zijn schriftelijke reactie op het beroep van eiser een verklaring van de architect overgelegd waarin staat dat het kantoorpand zelfstandig is gerealiseerd zonder gemeenschappelijke scheidingswand met de woning van eiser. Volgens de architect is de serre verankerd in het verlengde van de buitenmuur van het kantoorpand en dus niet in het pand van eiser. Het bouwplan waarvoor de omgevingsvergunning is verleend voorziet ook niet in een verbinding of verankering in de zijmuur van de woning van eiser. Als die er nu zou zijn, waar volgens de architect geen enkele indicatie voor is, zal deze bij de vervanging van de zijwand van de serre ongedaan worden gemaakt. De enige stelling van eiser dat sprake zou zijn van een verankering zonder dat hij dit nader heeft onderbouwd, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de juistheid van de verklaring van de architect.
Valt het bestaande gebruik van het kantoorpand onder het gebruiksovergangsrecht?
19. Hierover kan de rechtbank in deze procedure geen oordeel geven. De rechtbank toetst besluiten. De omgevingsvergunning die nu ter beoordeling aan haar voorligt ziet niet op het gebruik van het bestaande kantoorpand.
Had het college voor de uitbreiding van het kantoorpand ook een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik moeten verlenen?
20. Ten slotte voert eiser aan dat het gebruik van de uitbreidingen van de tweede en derde verdieping van het kantoorpand als kantoor strijd zal opleveren met het bestemmingsplan en dit dus niet is toegestaan.
21. Partijen zijn het erover eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat op grond van het bestemmingsplan “Wilhelminapark, Buiten-Wittevrouwen’ het kantoorpand is bestemd voor wonen en dat alleen op de begane grond een kantoor is toegestaan. [7] Het gebruik van de uitbreidingen op de tweede en derde verdieping als kantoor is dus in strijd met het bestemmingsplan.
22. Het college stelt zich op het standpunt dat het strijdige gebruik van de uitbreidingen onder het gebruiksovergangsrecht valt. [8] Er is geen sprake van een verandering van het strijdig gebruik. Het pand was in gebruik als kantoor en blijft in gebruik als kantoor en dus mag het strijdige gebruik volgens het college in dit geval onder het overgangsrecht worden vergroot.
23. De rechtbank is het daar niet mee eens. Met het gebruiksovergangsrecht wordt, uit een oogpunt van rechtszekerheid, beoogd een op de peildatum bestaand gebruik van een gebouw dat in strijd is met het bestemmingsplan, gedurende een overbruggingsperiode in stand te laten. In het algemeen geldt dat overgangsrecht uitzonderingsrecht is en dat dit daarom beperkt moet worden uitgelegd. [9] Er zijn geen aanknopingspunten dat dit niet geldt voor het hier aan de orde zijnde gebruiksovergangsrecht. Het gebruiksovergangsrecht beschermt alleen onafgebroken gebruik, vóór en na de peildatum, van het bestaande kantoorpand. Er is geen grond voor het oordeel dat het gebruiksovergangsrecht ook het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de uitbreidingen van het kantoorpand beschermt.
24. De uitspraak van de Afdeling [10] waarnaar vergunninghouder op de zitting heeft verwezen leidt niet tot een ander oordeel. In de situatie die in die zaak aan de orde was ging het om een interne verbouwing en niet om de uitbreiding van een gebouw. En dus is de situatie uit die uitspraak niet vergelijkbaar met de situatie waarover de rechtbank in deze uitspraak een oordeel geeft.
Conclusie
25. Omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat de uitbreiding van het kantoorpand niet onder het gebruiksovergangsrecht valt en voor het strijdig gebruik geen omgevingsvergunning is verleend, kleeft aan het nieuwe bestreden besluit een gebrek.
Hoe nu verder?
26. De rechtbank kan niet zelf in de zaak voorzien, omdat het college afwegingsruimte heeft om te beslissen of hij gebruik wil maken van zijn bevoegdheid om voor het strijdige gebruik van de uitbreiding van het kantoorpand op de tweede en derde verdieping een omgevingsvergunning te verlenen.
27. De rechtbank ziet aanleiding om het college in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nieuwe bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het college ook een omgevingsvergunning voor de activiteit strijdig gebruik van de uitbreiding van het kantoorpand verlenen.
28. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het college het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
29. Het college moet zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Als het college gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser en vergunninghouder in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het college. In beginsel, ook in de situatie dat het college de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
30. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
31. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het college op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het college in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
8 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dat volgt uit het overgangsrecht van artikel 4.3 van de Invoeringswet Omgevingswet.
3.Artikel 31, onder c, van de regels van dit bestemmingsplan.
4.Artikel 1.21 van de regels van dit bestemmingsplan.
5.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:279.
6.De rechtbank verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1816.
7.Artikel 9.1, aanhef en onder a en b, van de regels van dit bestemmingsplan.
8.Artikel 37.2 van de regels van dit bestemmingsplan.
9.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:597.