ECLI:NL:RBMNE:2024:6137

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
C/16/568905
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake deskundigenonderzoek in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is op 6 november 2024 een tussenvonnis uitgesproken in de zaak met zaaknummer C/16/568905. De rechtbank heeft een deskundigenonderzoek bevolen naar aanleiding van eerdere processtukken en een tussenvonnis van 14 augustus 2024. De partijen, [eiseres] en [gedaagde sub 1] c.s., hebben ingestemd met het benoemen van een deskundige, de heer L. van Hoogdalem, die de door de rechtbank geformuleerde vragen zal beantwoorden. De rechtbank heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om hun standpunten over het deskundigenonderzoek kenbaar te maken, maar heeft enkele verzoeken van [eiseres] om de vragen uit te breiden afgewezen. De rechtbank benadrukt dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek en dat de kosten van de deskundige gelijkelijk over de partijen zullen worden verdeeld. De deskundige moet binnen vier maanden na betaling van het voorschot een schriftelijk rapport indienen, waarin hij zijn bevindingen en de basis van zijn oordeel uiteenzet. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot na het deskundigenrapport.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/568905 / HL ZA 24-17
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen:
[eiseres],
advocaat: mr. S. Booij te Almere,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen:
[gedaagde sub 1],
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen:
[gedaagde sub 2],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen:
[gedaagde sub 1] c.s.,
advocaat: mr. R. Zwiers te Almere.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 augustus 2024 en de daarin opgenomen processtukken (hierna: het tussenvonnis);
- de akte van [eiseres] met producties A en B;
- de akte van [gedaagde sub 1] c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over een aangekondigd deskundigenonderzoek. Dit deskundigenonderzoek zal in dit vonnis worden bevolen.
2.2.
Partijen hebben ingestemd met het voorstel van de rechtbank in het tussenvonnis tot het benoemen van één deskundige.
De door de rechtbank geformuleerde vragen
2.3.
Ten aanzien van de door de rechtbank geformuleerde vragen stelt [eiseres] voor om de eerste vraag uit rechtsoverweging 4.18 van het tussenvonnis uit te breiden. [eiseres] verzoekt de eerste vraag uit te breiden met – kortgezegd – de overweging dat de deskundige enkel uit mag gaan van eigen onderzoek en de cijfers zelf moet verifiëren en controleren. De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van [eiseres] om de eerste vraag uit te breiden. De deskundige heeft verklaard vrij te staan van partijen en onder rechtsoverweging 3.6 wordt hem bevolen het onderzoek zelfstandig te verrichten. Welke informatie de deskundige gebruikt voor het onderzoek is aan het oordeel van de deskundige.
2.4.
Voorts verzoekt [eiseres] om de eerste en tweede vraag uit rechtsoverweging 4.18 van het tussenvonnis uit te breiden met – kortgezegd – de bepaling dat de deskundige de door de rechtbank geformuleerde overwegingen in het tussenvonnis bij zijn beantwoording moet betrekken. De rechtbank gaat voorbij aan dit verzoek. Het tussenvonnis maakt onderdeel uit van het procesdossier en de deskundige zal de overwegingen van de rechtbank bij zijn oordeel moeten betrekken.
2.5.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben geen herformulering van de door de rechtbank in het tussenvonnis geformuleerde vragen voorgesteld.
Aanvullende vragen
2.6.
[eiseres] heeft in zijn akte voorgesteld om één aanvullende vraag aan de deskundige voor te leggen. [eiseres] verzoekt de deskundige – kortgezegd – te bepalen of de eigendommen van de vennootschap door [gedaagde sub 1] c.s. voor een marktconforme prijs zijn verkocht en indien dat niet het geval is het verschil ten laste van het aandeel van [gedaagde sub 1] c.s. te laten komen. De rechtbank gaat voorbij aan dit verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [gedaagde sub 1] c.s. verklaard dat zij geprobeerd hebben goederen van de vennootschap te verkopen, maar dat dit niet gelukt is omdat zij geen kopers konden vinden. In hun akte hebben [gedaagde sub 1] c.s. verklaard dat enkel de bestelauto is verkocht en toegezegd de bescheiden van de verkoop daarvan aan de deskundige te verstrekken. Dat er goederen verkocht zijn voor een niet-marktconforme prijs is niet gebleken.
2.7.
[gedaagde sub 1] c.s. hebben in hun akte voorgesteld om twee aanvullende vragen aan de deskundige voor te leggen. De eerste vraag gaat – kortgezegd – over de volledigheid van de aangeleverde administratie en de tweede vraag gaat over het totaalbedrag aan rente en buitengerechtelijke kosten dat verschuldigd is geworden. De rechtbank acht de vraag over de volledigheid van de administratie voldoende concreet en van belang voor de beoordeling van de zaak en zal die vraag daarom overnemen. De hoogte van het toe te wijzen totaalbedrag aan rente en buitengerechtelijke kosten kan in deze zaak door de rechtbank worden bepaald aan de hand van het dossier. Daarom gaat de rechtbank voorbij aan het verzoek tot het voorleggen van deze vraag aan de deskundige.
De door de deskundige te beantwoorden vragen
2.8.
De door de deskundige te beantwoorden vragen luiden als volgt:
Kunt u de slotbalans bepalen van de vennootschap per 9 januari 2024?
Kunt u naar verhouding van het aandeel van partijen in de vennootschap ( [eiseres] 50%, [gedaagde sub 1] 25% en [gedaagde sub 2] 25%) het resultaat (positief/negatief) van de vennootschap bepalen en daarbij rekening houden met schulden van de vennootschap die partijen van hun privébankrekeningen hebben betaald?
Is de door partijen aangeleverde administratie van de vennootschap volgens u compleet? Indien nee, welke bescheiden en/of informatie ontbreken/ontbreekt volgens u?
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
Kosten deskundige
2.9.
In het tussenvonnis is al aangekondigd dat de kosten van de deskundige gelijkelijk over partijen zullen worden verdeeld. De hoogte van het voorschot voor de deskundige zal in een afzonderlijk vonnis worden vastgesteld. Partijen zullen eerst in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op een begroting van het voorschot door de deskundige.
Verdere overwegingen
2.10.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals hierna onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaraan de gevolgen verbinden die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.11.
Als een partij op verzoek van de deskundige of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige toestuurt, moet zij daarvan direct een afschrift aan de wederpartij verstrekken.
2.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige voor de beantwoording van de in rechtsoverweging 2.8 geformuleerde vragen,
3.2.
benoemt tot deskundige:
de heer L. van Hoogdalemvan [onderneming]
[adres]
[postcode] [plaats]
telefoonnummer: [telefoonnummer]
e-mailadres: [e-mailadres] ,
3.3.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
het voorschot
3.4.
bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot op de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige moet
binnen twee wekenna de datum van deze beslissing een begroting van de kosten opgeven aan de griffie van de rechtbank, gespecificeerd naar het verwachte aantal te besteden uren, het uurtarief en de eventuele overige kosten,
- de griffie zal de opgave van de deskundige vervolgens toezenden aan partijen,
- partijen kunnen desgewenst
binnen twee wekenna dagtekening van de brief/het bericht van de griffie schriftelijk bij de rechtbank bezwaar maken tegen de begroting,
- als niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige worden vastgesteld op het door de deskundige begrote bedrag,
- als wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal de hoogte van het voorschot door de rechtbank worden vastgesteld,
het onderzoek
3.5.
bepaalt dat [eiseres] - na vaststelling van het voorschot - het procesdossier in afschrift aan de deskundige moet toesturen,
3.6.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.7.
wijst de deskundige erop dat:
- de deskundige voor aanvang van het onderzoek kennis moet nemen van de Gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken én van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (beide te raadplegen op www.rechtspraak.nl),
- de deskundige het onderzoek pas begint na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot,
- de deskundige het onderzoek onmiddellijk staakt en contact opneemt met de griffier, als tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
- de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht vermeldt of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige moeten verstrekken als de deskundige daarom vraagt, de deskundige toegang moeten verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid moeten geven om het onderzoek te verrichten,
het schriftelijk rapport
3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier over de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, met een gespecificeerde declaratie,
3.10.
wijst de deskundige erop dat:
- uit het schriftelijk rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
- de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, waarna partijen de gelegenheid krijgen om binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.11.
bepaalt dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben om op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.12.
draagt de griffier op om na inlevering van het deskundigenrapport de zaak op een termijn van vier weken weer op de rol te plaatsen voor een door beide partijen te nemen conclusie na deskundigenbericht en om partijen daarvan bericht te doen,
3.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Jaarsveld en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.