ECLI:NL:RBMNE:2024:6136

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
11102827 \ UC EXPL 24-3221
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van loon door werkneemsters in de functie Ambulant Dienstverlener

In deze zaak vorderen werkneemsters betaling van loon, omdat zij menen recht te hebben op hetzelfde (hogere) loon als hun collega's in de functie Leraar. De werkneemsters stellen dat zij hetzelfde werk verrichten, maar de kantonrechter wijst de vorderingen af. De rechter oordeelt dat de functie van de werkneemsters niet is veranderd en dat zij niet in een andere, hogere salarisschaal ingedeeld hoeven te worden. De werkneemsters zijn in dienst of zijn geweest van de stichting [gedaagde] in de functie Ambulant Dienstverlener, maar hebben geen lesbevoegdheid en hebben ervoor gekozen om geen scholing te volgen om deze te verkrijgen. De kantonrechter stelt vast dat de functie Ambulant Dienstverlener in het kader van een beleidswijziging is komen te vervallen en dat de werkneemsters niet in de hogere salarisschaal van Leraar kunnen worden ingedeeld zonder lesbevoegdheid. De rechter concludeert dat er geen sprake is van gelijke arbeid, omdat de werkneemsters niet dezelfde opleiding hebben genoten als hun collega’s met lesbevoegdheid. De kantonrechter wijst de vorderingen van de werkneemsters af en veroordeelt hen in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11102827 \ UC EXPL 24-3221 CMR/51145
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,

wonend in [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonend in [woonplaats 2] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonend in [woonplaats 3] ,
4.
[eiseres sub 4],
wonend in [woonplaats 4] ,
5.
[eiseres sub 5],
wonend in [woonplaats 5] ,
6.
[eiseres sub 6],
wonend in [woonplaats 6] ,
7.
[eiseres sub 7],
wonend in [woonplaats 2] ,
8.
[eiseres sub 8],
wonend in [woonplaats 7] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: werkneemsters,
gemachtigde: mr. U. Hoogland,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. I. de Graaff.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de akte vermeerdering van eis en de nagekomen producties 40 tot en met 46 van werkneemsters,
- de nagekomen productie 11 van [gedaagde] .
1.2.
Op 3 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Alle werkneemsters waren aanwezig op mevrouw [eiseres sub 2] (eisende partij sub 2) na, samen met hun gemachtigde. Namens [gedaagde] waren mevrouw [A] en mevrouw [B] aanwezig, samen met de gemachtigde. Namens werkneemsters en [gedaagde] is een pleitnota voorgedragen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is gezegd.
1.3.
Hierna is bepaald dat er een vonnis komt.

2.Waar de zaak over gaat

2.1.
[gedaagde] biedt onderwijs, begeleiding en zorg aan kinderen en volwassenen die onder andere een taalontwikkelingsstoornis hebben of doof of slechthorend zijn. [gedaagde] houdt daartoe scholen voor het speciaal onderwijs in stand en verleent ambulante dienstverlening op reguliere scholen. Werkneemsters zijn in dienst of in dienst geweest van [gedaagde] in de functie Ambulant Dienstverlener. In de functieomschrijving van mei 2010 staan als activiteiten voor deze functie vermeld:
‘overdragen van informatie en vaardigheden, coachen, begeleiden, onderzoeken, adviseren, intermediair’. De Ambulant dienstverlener is onder andere verantwoordelijk voor de begeleiding van leerlingen, ouders en professionals op reguliere scholen. De exacte invulling van de functie verschilt per locatie. Op de arbeidsovereenkomsten tussen partijen is de CAO Primair Onderwijs (hierna: de cao) van toepassing. Daarbij is de functie ingedeeld in de categorie onderwijsondersteunend personeel (hierna ook: OOP).
2.2.
[gedaagde] heeft in 2013, met het oog op de Wet Passend Onderwijs die in 2014 in werking is getreden, een organisatiewijziging in gang gezet. [gedaagde] heeft toen onder meer bepaald dat minimaal 80% van haar werknemers een lesbevoegdheid moet hebben om inzetbaar te zijn. Omdat de functie Ambulant Dienstverlener in haar ogen niet voldeed, heeft [gedaagde] besloten om de functie Ambulant Dienstverlener te laten vervallen. De werknemers met de functie Ambulant Dienstverlener die al een lesbevoegdheid hadden werden ingedeeld in de functie Leraar. De werknemers die geen lesbevoegdheid hadden, werden gevraagd om een keuze te maken tussen de functie Leraar of een andere functie zoals Logopedist. Indien zij kozen voor de functie Leraar, moesten zij eerst nog de lesbevoegdheid halen. De kosten voor die scholing nam [gedaagde] voor haar rekening. De functie Ambulant Dienstverlener zou aanvankelijk per 1 augustus 2015 komen te vervallen. Dat is later uitgesteld tot 1 augustus 2020, omdat gebleken was dat de werknemers die een lesbevoegdheid wilden halen daar langer de tijd voor nodig hadden. Zij moesten daarvoor namelijk de driejarige Pabo opleiding gaan volgen.
2.3.
Werkneemsters hebben allen een achtergrond in de logopedie en hebben geen lesbevoegdheid. Zij moesten dus een keuze gaan maken. Werkneemsters hebben aan [gedaagde] laten weten dat zij geen scholing wilden volgen voor het halen van de lesbevoegdheid. Zij hebben ook niet voor de functie Logopedist gekozen.
2.4.
In 2018 is de cao gewijzigd. Met die wijziging is – naar aanleiding van landelijke discussie over de gebrekkige beloning van leraren in het basisonderwijs - aan werknemers in de categorie Leraar een grote salarisverhoging toegekend. Deze salarisverhoging gold niet voor werknemers in de categorie OOP, waar werkneemsters onder vallen.
2.5.
In januari 2020 heeft [gedaagde] het besluit om de functie Ambulant Dienstverlener te laten vervallen opgeschort. De 9 werknemers die toen nog in die functie werkzaam waren, waaronder werkneemsters, behielden dus voor dat moment hun functie.
2.6.
[gedaagde] heeft in augustus 2020 een nieuw generiek functiehuis geïmplementeerd. De functie Ambulant Dienstverlener viel vanwege het besluit tot verval van de functie buiten de scope van dat nieuwe functiehuis.
2.7.
In april 2023 is besloten om de functie Ambulant Dienstverlener nog te handhaven louter ten behoeve van werkneemsters. Er worden geen nieuwe medewerkers in deze positie geworven, zodat op deze wijze de functie langzaam wordt uitgefaseerd. Van werkneemsters is inmiddels een deel uit dienst of heeft een andere functie. Van werkneemsters zijn er momenteel nog drie die de functie actief vervullen. Zij zijn de laatsten.
2.8.
Werkneemsters vorderen in deze procedure - kort gezegd - een verklaring voor recht dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan haar verplichting jegens werkneemsters om de juiste hoogte van het loon toe te passen voor hun werk als Ambulant Dienstverlener en vorderen betaling van het volgens hen achterstallige loon. Werkneemsters ontvangen sinds 2018 een lager loon dan de ambulant dienstverleners die al lesbevoegdheid hadden (en daarom bij de organisatiewijziging in de categorie Leraar waren ingedeeld) en dan ambulant dienstverleners die op of na dat moment voor de functie Leraar hebben gekozen (en daarmee ook in die categorie werden ingedeeld). Dat werkneemsters in een andere, lagere salarisschaal zijn ingedeeld is volgens werkneemsters om meerdere redenen niet eerlijk, nu zij hetzelfde werk doen.
2.9.
[gedaagde] heeft – samengevat – het volgende verweer gevoerd. Volgens [gedaagde] kloppen de functie-indeling en de salarisschalen die daarbij horen, is er geen sprake van gelijke arbeid en hebben werkneemsters de afgelopen jaren dan ook het juiste loon ontvangen.

3.De beoordeling

Werkneemsters hebben geen recht op hoger loon
3.1.
Werkneemsters vinden dat zij hetzelfde loon moeten ontvangen als hun collega’s met een lesbevoegdheid. Volgens hen hebben zij namelijk dezelfde functie en doen zij dezelfde werkzaamheden. Werkneemsters hebben een primaire, subsidiaire en meer subsidiaire grond aangevoerd op basis waarvan zij een verklaring voor recht vorderen dat [gedaagde] hen – kort gezegd – niet het juiste loon heeft betaald. Zij vorderen in het verlengde daarvan betaling van het volgens hen achterstallige loon. De kantonrechter wijst de vorderingen af, omdat geen van de drie gronden slaagt. Hierna wordt toegelicht waarom.
De functie van werkneemsters is niet gewijzigd en werkneemsters zijn niet in een verkeerde salarisschaal ingedeeld
3.2.
Werkneemsters vragen primair een verklaring voor recht dat [gedaagde] niet het juiste loon heeft toegepast door niet de indeling toe te passen die voor hen behoort te gelden of anders door de hoogte van het loon niet gelijk te stellen met deze indeling. Volgens werkneemsters vallen hun werkzaamheden onder de functie ‘leraar met de taak ambulante dienstverlening’ en moeten zij ook het salaris ontvangen dat bij die functie hoort. Zij stellen (zo begrijpt de kantonrechter) dat hun functie in de loop der jaren is gewijzigd, dat zij in de categorie Leraar uit de cao moeten worden ingedeeld en dat [gedaagde] dat ten onrechte niet heeft gedaan, terwijl hun collega’s met lesbevoegdheid wel in die andere (hogere) salarisschaal zijn ingedeeld.
3.3.
De kantonrechter volgt deze stelling van werkneemsters niet. Nergens uit blijkt dat de functie van werkneemsters na 2014 aldus is gewijzigd dat deze in de categorie Leraar moet worden ingedeeld. De functie Ambulant Dienstverlener is in het kader van een beleidswijziging zelfs komen te vervallen en werkneemsters moesten aanvankelijk kiezen voor een andere functie. [gedaagde] heeft uitgelegd dat binnen de onderwijsgerelateerde ambulante dienstverlening wordt toegewerkt naar een situatie dat dit alleen nog door werknemers met een lesbevoegdheid wordt gedaan. De functie Ambulant Dienstverlener bestaat nu alleen nog voor (enkelen van ) werkneemsters en wordt uitgefaseerd. [gedaagde] vindt het belangrijk dat een ambulant dienstverlener die in een klas komt kijken, die klas ook zelf kan overnemen van de leraar. Dat kan alleen als de ambulant dienstverlener een lesbevoegdheid heeft. Werkneemsters zijn het kennelijk niet eens met dit door [gedaagde] gehanteerde beleid, maar het is niet aan hen om dit te bepalen. [gedaagde] heeft als werkgever de vrijheid om dit beleid te bepalen en te wijzigen, en dat is gebeurd, in samenspraak en met instemming van de GMR [1] . Voor zover werkneemsters stellen dat [gedaagde] op haar beleidswijziging is teruggekomen door de functie niet te laten vervallen, gaat dat niet op. [gedaagde] heeft de functie immers alleen voor werkneemsters nog in stand gehouden en de bedoeling is nog steeds dat de functie uiteindelijk niet meer bestaat.
3.4.
Werkneemsters hebben verder meerdere keren de keuze gekregen om de benodigde scholing (de Pabo opleiding) op kosten van [gedaagde] te volgen om de lesbevoegdheid te halen. Daarbij heeft [gedaagde] laten weten dat werkneemsters al vanaf het moment dat zij zouden starten met de Pabo opleiding konden worden ingedeeld in de salarisschaal die hoort bij de functie Leraar. Werkneemsters hebben de keuze gemaakt om de opleiding niet te doen. Dat staat hen vrij, maar daardoor zijn zij bewust niet meegegaan in de beleidswijziging van [gedaagde] . Hoewel werkneemsters allemaal de master SEN (Special Educational Needs) hebben gevolgd en afgerond, is dat, anders dan zij stellen, niet hetzelfde als de Pabo opleiding. Immers, alleen de Pabo opleiding geeft een op grond van de wet relevant getuigschrift af aan een leraar en geeft daarmee de lesbevoegdheid die benodigd is om in de categorie Leraar van de cao te worden ingedeeld. Die lesbevoegdheid hebben werkneemsters niet gekregen door de master SEN af te ronden.
3.5.
Van belang is ook dat het verschil in salaris tussen werkneemsters en de werknemers met lesbevoegdheid pas is ontstaan doordat de cao in 2018 is gewijzigd. Pas door de cao-wijziging die een opwaardering van de functie van leraar inhield zijn medewerkers van [gedaagde] in de categorie Leraar (diegenen met bestaande lesbevoegdheid en diegenen die anders dan werkneemsters wél besloten hebben de Pabo opleiding te gaan volgen) meer gaan verdienen. Dat is gevolg van keuzes van de cao-partijen en dat lag buiten de macht van [gedaagde] . [gedaagde] heeft in dat kader ook gewezen op de e-mail van een door haar ingeschakelde FUWA-PO deskundige, waarin de deskundige schrijft dat het niet mogelijk is om zonder een lesbevoegdheid in de salarisschalen voor leraren ingedeeld te worden. Voor zover werkneemsters in dezelfde salarisschaal als hun collega’s met de functie Leraar willen worden ingedeeld, is dat op grond van de cao dus niet mogelijk.
3.6.
Ook de stelling dat werkneemsters in dat geval in een hogere OOP-salarisschaal moeten worden ingedeeld, wordt niet gevolgd. [gedaagde] heeft de functie van werkneemsters (opnieuw) door een FUWA-PO deskundige laten toetsen, en deze heeft vastgesteld dat OOP-salarisschaal 10 passend is voor deze functie. Werkneemsters hebben hiertegen geen beroep ingesteld bij de Landelijke Bezwarencommissie Functiewaardering PO, en ook niet eerder tegen het in 2020 geïmplementeerde functiegebouw of tegen het besluit in 2023 om de functie van werkneemsters te handhaven zoals die was in salarisschaal 10. De kantonrechter moet er op grond van dit alles vanuit gaan dat deze salarisschaal aansluit bij de werkzaamheden van werkneemsters.
[gedaagde] hoeft niet te zorgen voor een actuele functie-indeling
3.7.
Subsidiair vragen werkneemsters om een verklaring voor recht dat [gedaagde] niet het juiste loon heeft toegepast door niet te voldoen aan de verplichting om te zorgen voor een actuele functie-indeling en overeenkomstige betaling op grond van de cao. Op grond van artikel 5.6 van de cao was [gedaagde] verplicht voor 1 augustus 2020 haar functiegebouw te actualiseren voor de functies in de categorieën onderwijsondersteunend personeel en directie, te overwegen of nieuwe functiebeschrijvingen nodig waren en zo nodig te besluiten welke functiebeschrijving wordt gehanteerd.
3.8.
De kantonrechter wijst ook deze grond voor de verklaring voor recht af. [gedaagde] heeft immers aan haar verplichting uit de cao voldaan. Zij is vanaf 2017 bezig geweest met het heroverwegen van haar functiegebouw en heeft in 2020 een nieuw generiek functiegebouw geïmplementeerd. De functie van werkneemsters is niet meegenomen in dit nieuwe functiegebouw, omdat deze functie is komen te vervallen en alleen werkneemsters – die zelf niet wilden kiezen - nog in deze functie worden gedoogd met behoud van hun huidige salaris. [gedaagde] heeft dit besluit in overleg met de Medezeggenschapsraad genomen en die is daar kennelijk ook mee akkoord gegaan.
3.9.
[gedaagde] heeft bovendien uitgelegd dat de functieomschrijving van de functie Ambulant Dienstverlener uit 2010 nog steeds voldoet en dat de OOP-salarisschaal 10 hierop aansluit. Dat heeft [gedaagde] (zoals gezegd) laten toetsen door een FUWA-PO deskundige. Daarom blijft [gedaagde] deze omschrijving en de daarbij behorende salarisschaal hanteren, wat ook op grond van de cao mogelijk is. De werkgever moet namelijk slechts
overwegenof een nieuwe functiebeschrijving nodig is; zij is niet verplicht voor alle functies een nieuwe beschrijving te maken.
Er is geen sprake van gelijk arbeid
3.10.
Meer subsidiair vorderen werkneemsters de verklaring voor recht op de grond dat [gedaagde] niet het juiste loon heeft toegepast door niet te voldoen aan de norm van artikel 7:611 BW om gelijk arbeid gelijk te belonen.
3.11.
Bij de beoordeling of [gedaagde] in strijd met het goed werkgeverschap in de zin van artikel 7:611 BW heeft gehandeld door werkneemsters niet hetzelfde loon te betalen als hun collega’s met lesbevoegdheid, moet onder andere worden meegenomen (maar is niet van doorslaggevende betekenis) het beginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond. [2] Voor de vraag of sprake is van gelijk arbeid, is niet alleen de verrichte arbeid zelf van belang, maar ook andere factoren zoals opleiding, ervaring en geschiktheid voor een andere functie. [3]
3.12.
Werkneemsters hebben naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat er sprake is van gelijke arbeid. Zij hebben weliswaar uitgelegd dat de werkzaamheden die zij feitelijk uitvoeren nagenoeg hetzelfde zijn als de werkzaamheden van hun collega’s met lesbevoegdheid, maar dat is onvoldoende voor de conclusie dat er sprake is van gelijke arbeid. Zoals gezegd spelen andere factoren immers ook een rol. De werknemers in de functie Leraar hebben een andere opleiding gedaan, namelijk de Pabo opleiding, waarmee zij de lesbevoegdheid hebben gehaald. Vanwege die lesbevoegdheid zijn zij breder inzetbaar dan werkneemsters, zowel in de klas - zij kunnen immers ook zelfstandig voor de klas staan - als binnen de organisatie van [gedaagde] . Dat vindt [gedaagde] belangrijk en dat is mede reden dat [gedaagde] haar beleid in 2014 heeft gewijzigd. Bovendien kunnen de werknemers met een lesbevoegdheid vanwege hun opleiding de wettelijke verantwoording dragen voor de onderwijsgerelateerde werkzaamheden die zij uitvoeren. [4]
3.13.
Voor zover wel zou moeten worden geoordeeld dat sprake is van gelijke arbeid, bijvoorbeeld omdat in de praktijk niet of niet vaak voorkomt dat de klas wordt overgenomen door de Ambulant Dienstverlener, is het verschil in beloning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in dit geval niet onaanvaardbaar. Het gaat om een terughoudende toets en dat geldt eens te meer indien de ongelijke beloning voortvloeit uit een cao, omdat dan het beginsel van vrijheid van onderhandelen over arbeidsvoorwaarden in het geding is. [5] Het verschil in beloning vloeit in dit geval voort uit de cao die in 2018 is gewijzigd. Daar heeft [gedaagde] geen invloed op gehad. Bovendien heeft [gedaagde] werkneemsters al sinds 2014 de mogelijkheid geboden om de lesbevoegdheid te halen op haar kosten. Daardoor hadden zij ook de functie Leraar kunnen uitoefenen en daarbij zelfs al bij start van de opleiding worden ingedeeld in de daarbij behorende salarisschaal.
Tot slot
3.14.
Werkneemsters hebben verteld dat zij zich vanwege het verschil in salaris minder gewaardeerd voelen dan hun collega’s met lesbevoegdheid. De kantonrechter kan dat gevoel enigszins begrijpen, maar dat verandert de juridische beoordeling niet. Bovendien heeft [gedaagde] tijdens de zitting benadrukt dat geen sprake is van geen of mindere waardering voor werkneemsters. [gedaagde] wilde graag dat werkneemsters bij haar in dienst bleven en had gehoopt dat zij kozen voor een van de functies in het functiehuis. Omdat zij dat niet wilden heeft [gedaagde] juist voor hen en louter voor hen nog de functie Ambulant Dienstverlener in stand gehouden.
Proceskosten
3.15.
[gedaagde] heeft aanspraak gemaakt op een proceskostenveroordeling. Werkneemsters zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
2.712,00
(2 punten × € 1.356,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.847,00
3.16.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van werkneemsters af,
4.2.
veroordeelt werkneemsters hoofdelijk in de proceskosten van € 2.847,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als werkneemsters niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.R. Creutzberg en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.

Voetnoten

1.Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad.
2.Hoge Raad 30 januari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2312 (Parallel Entry), overweging 3.3.
3.Zie het arrest in voetnoot 3, overweging 3.4.3.
4.Artikel 31a lid 1 Wet Primair Onderwijs.
5.Zie het arrest in voetnoot 3, overweging 3.3.