ECLI:NL:RBMNE:2024:6133

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
10793621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehands auto met motorproblemen en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een tweedehands auto van gedaagden, schade geleden door motorproblemen. Kort na de aankoop ging de motor kapot, wat resulteerde in een lange periode van reparatie. Eiser vorderde schadevergoeding van gedaagden, die gedeeltelijk werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de auto non-conform was, wat betekent dat eiser recht had op schadevergoeding. De kantonrechter kende een bedrag van € 5.149,81 toe aan eiser, bestaande uit kosten voor de terugreis en huur van een vervangende auto. Gedaagden werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als gedaagden in hoger beroep gaan.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10793621 \ UC EXPL 23-7785 JB/61315
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. P.C. Seghers,
tegen

1.DE VENNOOTSCHAP ONDER FIRMA [gedaagde 1] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde 2] , FIRMANT,
wonend in [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde 3] , FIRMANT,
wonend in [woonplaats 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. P.L.M.F. Roosendaal.

1.De procedure

1.1.
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de producties 11 tot en met 16 van eiser, met nagezonden toelichting;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
De zaak is op 2 mei 2024 besproken tijdens de mondelinge behandeling. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Aan de kant van de eisende partij waren [eiser] en zijn gemachtigde, mr. P.C. Seghers, bij de mondelinge behandeling aanwezig. Aan de kant van de gedaagde partij waren [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met hun gemachtigde mr. P.L.M.F. Roosendaal aanwezig.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
[eiser] heeft een tweedehands auto gekocht van [gedaagden] . Kort na aankoop is de motor van de auto kapot gegaan. De auto heeft ongeveer negen maanden in de garage gestaan ter reparatie. Na de reparatie bleek bij de APK-keuring dat het roetfilter niet voldeed aan de APK-eisen. [eiser] heeft vervolgens het roetfilter en daarnaast, ook naar aanleiding van de keuring, de tussenas en -lager door een derde laten vervangen. [eiser] vordert nu van [gedaagden] vergoeding van de schade en herstelkosten van in totaal € 12.646,69, met rente. [gedaagden] wil dit bedrag niet vergoeden. De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagden] € 5.149,81 aan [eiser] moet betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De schade door de motorproblemen van de auto
[eiser] heeft schade geleden
2.2.
Ongeveer twee weken nadat [eiser] op 30 mei 2022 een tweedehands Landrover van [gedaagden] had gekocht, is hij met zijn auto in Frankrijk gestrand. De auto bleek een kapotte motor te hebben en moest worden afgesleept. [eiser] stelt dat hij vanwege die kapotte motor schade heeft geleden. Het bedrijf [bedrijf] heeft [eiser] namelijk een auto ter beschikking gesteld om de terugreis naar Nederland te kunnen maken. Volgens [eiser] heeft hij daarvoor € 657,68 betaald. De Landrover heeft daarna negen maanden lang voor reparatie in de garage gestaan. In deze periode heeft [eiser] een vervangende auto gehuurd, waarvoor hij € 8.984,25 heeft betaald.
[eiser] heeft recht op een schadevergoeding, omdat de auto non-conform is
2.3.
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of [gedaagden] deze schade van in totaal € 9.641,93 aan [eiser] moet vergoeden. Volgens artikel 7:24 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft [eiser] recht op een schadevergoeding als de auto niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De auto is dan non-conform. In artikel 7:17 BW staat dat de koper ( [eiser] ) mag verwachten dat de auto eigenschappen heeft die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn.
2.4.
De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] mocht verwachten dat de auto zou beschikken over een goed werkende motor. [gedaagden] heeft dit ook niet betwist. Omdat vaststaat dat de motor van de auto al binnen een paar weken na aankoop kapot is gegaan, is de kantonrechter van oordeel dat de auto non-conform is. Dat betekent dat [eiser] in principe recht heeft op vergoeding van de schade die hij door de kapotte motor heeft geleden. Hieronder wordt uitgewerkt welk bedrag [gedaagden] aan [eiser] moet vergoeden.
[gedaagden] moet de kosten voor de terugreis naar Nederland vergoeden
2.5.
Uit de factuur van [bedrijf] blijkt dat aan [eiser] zeven dagen een auto ter beschikking is gesteld om de terugreis naar Nederland te maken en dat de huur hiervan € 657,68 bedroeg. [gedaagden] heeft betwist dat dit bedrag voor rekening is gekomen van [eiser] , omdat [eiser] het bedrag vergoed zou hebben gekregen van de ANWB. Volgens [gedaagden] moet dit deel van de vordering daarom worden afgewezen.
2.6.
De kantonrechter gaat hier niet in mee. [eiser] heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij geen lid is van de ANWB, maar van de KNAC. Op zich blijkt daar niet uit of [eiser] wel of niet recht had op (volledige) vergoeding van een vervangende auto. [eiser] heeft op zitting verklaard dat hij het bedrag zelf heeft moeten betalen. Hij heeft toegelicht dat hij vier dagen vergoed heeft gekregen en dat hij drie dagen zelf heeft moeten betalen. Dit komt overeen met de factuur die [eiser] heeft overgelegd, waaruit blijkt dat de auto van 14 tot en met 20 juni 2022 aan [eiser] ter beschikking is gesteld. In de factuur staat verder dat drie van de zeven dagen aan [eiser] zijn doorbelast en dat voor deze drie dagen een bedrag van € 657,68 in rekening is gebracht. De kantonrechter zal dit deel van de vordering van € 657,68 daarom toewijzen.
[gedaagden] moet een deel van de kosten voor de vervangende huurauto vergoeden
2.7.
Nadat de Landrover vanuit Frankrijk is afgevoerd, heeft het negen maanden geduurd voordat de motor was gerepareerd en de auto is teruggegeven aan [eiser] . In deze periode heeft [eiser] een vervangende auto gehuurd, waarvoor hij € 8.984,25 heeft betaald. De kantonrechter is van oordeel dat de noodzaak tot het huren van deze auto het gevolg is van het gebrek aan de Landrover (de kapotte motor) en de zeer lange periode van negen maanden waarin de Landrover in de garage heeft gestaan. In beginsel komt de schade daarom voor rekening van [gedaagden] .
2.8.
De kantonrechter is echter van oordeel dat [gedaagden] niet het gehele bedrag hoeft te vergoeden. Dat komt doordat de schade mede is ontstaan door eigen schuld van [eiser] (artikel 6:101 BW). Nadat [eiser] is gestrand met de Landrover, heeft [gedaagden] namelijk een vervangende auto aangeboden. [gedaagden] heeft op zitting verklaard dat [eiser] de auto gedurende de hele periode waarin de Landrover in de garage stond, had mogen gebruiken. Twee dagen nadat [eiser] de vervangende auto in gebruik had genomen, bleek echter dat de auto stuk was. In de garage is geconstateerd dat er een breuk in de veer van het pedaal zat en dat het versnellingsmechaniek kapot was. De garage heeft daarover een verklaring opgesteld en schrijft dat dit alleen heeft kunnen gebeuren doordat er geschakeld is zonder de koppeling in te trappen. [gedaagden] heeft daarmee voldoende onderbouwd dat [eiser] schuld heeft gehad aan het kapotgaan van de auto. [eiser] heeft hier onvoldoende tegenin gebracht; hij heeft geen enkele toelichting gegeven op de toedracht van het gebeuren.
2.9.
De kantonrechter is daarom van oordeel dat een gedeelte van de schade ook voor rekening van [eiser] komt. Bij de vraag hoe de schade moet worden verdeeld, moet worden gekeken naar de mate waarin beide partijen aan de schade hebben bijgedragen. Daarbij is, naast de schuld van [eiser] aan het kapot gaan van de auto, relevant dat hij buitengewoon lang heeft moeten wachten op de reparatie van de Landrover. Hoewel [gedaagden] zonder meer haar best heeft gedaan om dat te bespoedigen, komt die lange duur wel voor haar rekening, nu zij gehouden was voor de reparatie zorg te dragen. De kantonrechter acht op grond van deze afwegingen een vermindering van de vergoedingsplicht van [gedaagden] met 50% redelijk.
2.10.
Voor wat betreft de hoogte van het schadebedrag heeft [gedaagden] nog aangevoerd dat in de huurprijs van de leenauto ook wegenbelasting en verzekeringskosten zijn begrepen. Deze kosten kunnen volgens [gedaagden] niet als schade worden gevorderd, omdat [eiser] deze kosten ook had moeten maken als hij geen auto had hoeven huren. [eiser] heeft op zitting echter toegelicht dat hij gedurende de negen maanden waarin hij de auto huurde ook de verzekering van de Landrover en de wegenbelasting is blijven doorbetalen, omdat hij steeds van [gedaagden] te horen kreeg dat de auto binnenkort klaar zou zijn. Dit laatste wordt ondersteund door de WhatsAppberichten die door [eiser] zijn overgelegd. Uit deze berichten kan worden afgeleid dat ook [gedaagden] er steeds van uitging dat de reparatie van de auto niet lang meer zou duren. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat hij deze kosten, als gevolg van de gebreken aan de Landrover, (extra) heeft moeten maken.
2.11.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 8.984,25 verminderen met de helft en dus een bedrag van € 4.492,13 toewijzen.
[gedaagden] kan geen geslaagd beroep doen op verrekening van voordeel
2.12.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat [eiser] voordeel heeft gehad door de reparatie van de auto. Volgens [gedaagden] is de motor namelijk voor een bedrag van € 10.679,00 ‘vervangen, vernieuwd of gereviseerd’ en is de krukas inclusief lagers vervangen voor € 2.544,78. [eiser] heeft de auto voor € 14.800,00 gekocht, maar de auto is volgens [gedaagden] door reparatie inmiddels ongeveer € 28.000,00 waard. [gedaagden] vindt dat dit voordeel moet worden verrekend met de schade die wordt toegewezen (artikel 6:100 BW).
2.13.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] geen geslaagd beroep op verrekening van voordeel toekomt. Daarvoor is op zijn minst noodzakelijk dat die waardestijging zou komen vast te staan. [gedaagden] heeft echter te weinig informatie naar voren gebracht waaruit blijkt dat de auto daadwerkelijk meer waard is geworden. De enkele omstandigheid dat de reparatiekosten van de auto hoog waren, betekent niet dat de auto meer waard is geworden. Het had op de weg van [gedaagden] gelegen om aan te tonen dat de auto in waarde is gestegen, bijvoorbeeld door de auto te laten taxeren. Dat heeft [gedaagden] niet gedaan.
[gedaagden] hoeft de herstelkosten voor het roetfilter en de tussenas en -lager niet te vergoeden
2.14.
Naast de hiervoor genoemde schade heeft [eiser] herstelkosten van [gedaagden] gevorderd. Bijna een jaar na aankoop, op 17 mei 2023, bleek namelijk dat de auto niet voldeed aan de APK-eisen. Tijdens de keuring is gebleken dat de auto te veel roetdeeltjes uitstootte en dat er speling bestond tussen de aandrijfas en -lager van de auto. [eiser] heeft [gedaagden] in de brief van 17 mei 2023 de gelegenheid gegeven om op uiterlijk 23 mei 2023 het roetfilter van de auto te vervangen. Nadat [gedaagden] niet op deze brief heeft gereageerd, heeft [eiser] zowel het roetfilter als de tussenas en -lager door een ander bedrijf laten vervangen. Uit de factuur blijkt dat [eiser] hiervoor € 3.004,76 heeft betaald.
2.15.
Om de vraag te kunnen beantwoorden of [gedaagden] deze kosten moet vergoeden, moet worden beoordeeld of aan de vereisten uit de wet is voldaan die hiervoor gelden. Uit artikel 7:21 lid 6 BW blijkt onder welke voorwaarden [eiser] herstel door een derde mocht laten uitvoeren en de kosten daarvan op [gedaagden] mag verhalen. Volgens dit artikel mogen de kosten alleen op [gedaagden] worden verhaald als 1) de auto non-conform is, 2) [eiser] [gedaagden] schriftelijk heeft aangemaand tot herstel, en 3) [gedaagden] niet binnen een redelijke termijn aan zijn verplichting tot herstel heeft voldaan.
2.16.
De kantonrechter is van oordeel dat niet aan deze vereisten is voldaan. Voor de aandrijfas en -lager geldt dat [eiser] niet heeft gesteld en ook niet is gebleken dat hij [gedaagden] een schriftelijke aanmaning heeft gestuurd. Daarom is niet voldaan aan het tweede vereiste en hoeft [gedaagden] de kosten voor het herstel hiervan niet te vergoeden. [gedaagden] is immers niet zelf in de gelegenheid gesteld de reparatie uit te voeren. Of in dit verband sprake is van non-conformiteit kan daarom in het midden blijven. Voor de kosten voor het vervangen van de roetdeeltjes geldt het volgende.
2.17.
Ten eerste moet worden beoordeeld of de auto door de te hoge uitstoot van roetdeeltjes non-conform is (het eerste vereiste). Volgens artikel 7:18a lid 2 BW wordt vermoed dat de auto bij aflevering non-conform is als de afwijking binnen een jaar na de aflevering aan het licht is gekomen. Vaststaat dat binnen een jaar na aankoop is gebleken dat de auto niet aan de APK-eisen voldeed door een te hoge uitstoot van roetdeeltjes. Daarom wordt vermoed dat de auto non-conform was op het moment dat [eiser] de auto kocht. Het is dan aan [gedaagden] als verkoper om te bewijzen dat het gebrek aan de auto nog niet bestond op het moment van aflevering.
2.18.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat de auto vlak voor levering is goedgekeurd bij de APK. Dat de auto een jaar later is afgekeurd, kan volgens [gedaagden] worden verklaard doordat de APK-normen over de uitstoot van roetdeeltjes na de levering, op 1 juli 2022, zijn aangescherpt. [gedaagden] heeft ter onderbouwing daarvan de regeling overgelegd. Op de datum van levering golden minder strenge eisen en aan deze eisen heeft de auto voldaan. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] hiermee tegendeelbewijs heeft geleverd en dat niet kan worden vastgesteld dat de auto tijdens de levering non-conform was. [gedaagden] hoeft daarom ook de kosten voor het vervangen van het roetfilter niet te betalen.
Conclusie: [gedaagden] moet € 5.149,81 aan [eiser] betalen
2.19.
Het voorgaande betekent dat [gedaagden] in totaal het volgende bedrag aan [eiser] moet betalen:
- kosten terugreis naar Nederland € 657,68
- kosten huurauto
€ 4.492,13
Totaal € 5.149,81
2.20.
[gedaagden] moet over dit bedrag ook de rente betalen vanaf de dag van de dagvaarding.
[gedaagden] moet de proceskosten betalen
2.21.
[gedaagden] is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter ziet aanleiding om bij het begroten van het griffierecht en het salaris van de gemachtigde aan te sluiten bij de hoogte van het toegewezen bedrag. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,57
- griffierecht
244,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.192,57
[gedaagden] wordt hoofdelijk veroordeeld
2.22.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
2.23.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroept instelt tegen deze beslising. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk tot betaling aan [eiser] van € 5.149,81, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 30 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.192,57, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H. Charbon en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.