ECLI:NL:RBMNE:2024:6119

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
5 november 2024
Zaaknummer
C/16/581164 / KG ZA 24-461
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een bevorderingsbeslissing in het onderwijsrecht met betrekking tot een minderjarige leerling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de voorzieningenrechter op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiseres], de moeder van de minderjarige leerling [A (voornaam)]. [A (voornaam)] was niet bevorderd van havo-3 naar havo-4, ondanks een meerderheid van stemmen van de docenten die voor bevordering waren. De school, [school], had besloten om [A (voornaam)] niet te bevorderen, wat betekende dat hij van school moest. [Eiseres] vorderde dat de school de bevorderingsbeslissing zou heroverwegen en [A (voornaam)] alsnog zou toelaten tot havo-4. De voorzieningenrechter oordeelde dat de school zorgvuldig had gehandeld en dat de bevorderingsbeslissing in overeenstemming was met de interne procedures van de school. De rechter benadrukte dat het niet aan de rechter is om de onderwijskundige beslissing van de school te toetsen, maar enkel om te beoordelen of de procedure juist was gevolgd. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, maar de school werd wel veroordeeld in de proceskosten, omdat zij onvoldoende duidelijkheid had gegeven over de stemverhoudingen in de revisievergadering. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 1.744,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/581164 / KG ZA 24-461
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. W.D. Berkhout,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de [gedaagde] ,
advocaat: mr. R.M. de Bekker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 september 2024 met producties
- de conclusie van antwoord met producties
- de aanvullende producties van [eiseres]
- de aanvullende producties van de [gedaagde] .
1.2.
In deze zaak treedt [eiseres] op (zowel voor zichzelf als) in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [A] . Daartoe heeft de kantonrechter van deze rechtbank [eiseres] op haar verzoek(schrift) op 24 september 2024 machtiging verleend. [1] Zij heeft de [gedaagde] gedagvaard omdat de (voormalige) school van [A (voornaam)] , het [school] (hierna: [school] ), bestuurlijk en rechtspersoonlijk valt onder de [gedaagde] .
1.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 september 2024. Aanwezig waren [eiseres] en haar zoon [A (voornaam)] . Namens de [gedaagde] waren aanwezig [B] (rector van het [school] ) en [C] (afdelingsleider 4- en 5-havo van het [school] ). Mr. W.D. Berkhout heeft spreekaantekeningen overgelegd namens [eiseres] . Namens de [gedaagde] heeft mr. R.M. de Bekker hetzelfde gedaan. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting is besproken. Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

Het [school] (een middelbare school voor havo, atheneum en gymnasium in [plaats] ) heeft besloten om leerling [A (voornaam)] niet te laten overgaan van havo-3 naar havo-4. Omdat hij het voorafgaande jaar al bleef zitten in havo-3 moet [A (voornaam)] nu van school af. [A (voornaam)] heeft de docentenvergadering verzocht dit besluit te heroverwegen (vanwege persoonlijke omstandigheden kort voor de laatste toetsweek waardoor het gemiddelde van [A (voornaam)] net is gedaald tot onder de norm voor bespreekgevallen). Maar de school blijft bij het besluit om [A (voornaam)] niet te bevorderen. Volgens [eiseres] (de moeder van [A (voornaam)] ) handelt de school daarmee onzorgvuldig en onrechtmatig tegenover [A (voornaam)] omdat een meerderheid van de revisievergadering heeft gestemd vóór bevordering. Zij vordert dat [A (voornaam)] alsnog wordt bevorderd en toegelaten tot het onderwijs van havo-4 (op straffe van dwangsom). Deze vordering wordt afgewezen, maar de voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om de [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.

3.De beoordeling

Beoordeling in kort geding
3.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Zo ja, dan moet de rechter in dit kort geding beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is.
Spoedeisend belang
3.2.
Uit de aard van de vordering volgt al het spoedeisend belang van [eiseres] ( [A (voornaam)] ). [eiseres] vordert namelijk dat de school [A (voornaam)] onmiddellijk alsnog bevordert tot havo-4 en toelaat tot het onderwijs van havo-4, terwijl het schooljaar intussen al enkele weken geleden is begonnen.
De vordering om [A (voornaam)] alsnog te bevorderen tot havo-4 wordt afgewezen
3.3.
[eiseres] komt op tegen (de heroverweging van) het besluit van de school om [A (voornaam)] niet te bevorderen naar havo-4 (met als consequentie dat [A (voornaam)] van school af moet). De voorzieningenrechter stelt voorop dat hij zo’n beslissing van een school terughoudend dient te toetsen. Want het is niet aan de rechter om te bepalen of een leerling wel of niet bevorderd kan worden. De bevorderingsbeslissing behoort tot het professionele domein van de docenten. En een school mag de overgangsnormen, als onderdeel van het onderwijskundig beleid, zelf vaststellen. De rechter treedt dus niet in de onderwijskundige beslissing (dat wil zeggen: de inhoud van de overgangsnormen en/of de bevorderingsbeslissing) maar toetst alleen maar (i) of bij de bevorderingsbeslissing conform de interne procedure is gehandeld en (ii) of de docentenvergadering, gelet op alle betrokken belangen, in redelijkheid tot het genomen besluit kon komen.
3.4.
Volgens de Overgangsnormen van het [school] [2] is voor de bevordering van een leerling van havo-3 naar havo-4 onder meer vereist dat het gemiddelde van alle vakken die worden afgesloten met een schriftelijk of centraal examen niet lager is dan 6,0. In het schooljaar 2023/2024 stond [A (voornaam)] lange tijd op overgaan, maar zijn cijfers uit de vierde toetsperiode vielen tegen waardoor hij het jaar geëindigd is met een gemiddelde van 5,88. Daardoor kwam [A (voornaam)] in de zogenoemde bespreekzone, waarbij het aan de docentenvergadering is om te overwegen en besluiten of zij de leerling toch kansrijk achten in het volgende leerjaar. Op 8 juli 2024 zijn [eiseres] en [A (voornaam)] geïnformeerd dat [A (voornaam)] niet is bevorderd naar havo-4. De docentenvergadering had daartoe na overleg unaniem besloten. Het gevolg van die beslissing is dat [A (voornaam)] voor de tweede keer doubleerde en daardoor conform het beleid van het [school] van school af moest. [3]
3.5.
Op 11 juli 2024 heeft [A (voornaam)] aan de docentenvergadering verzocht om de bevorderingsbeslissing te heroverwegen. In een brief heeft hij toegelicht welke privéomstandigheden zijn onderwijsprestaties in de laatste periode van het schooljaar negatief hebben beïnvloed. De inhoud van deze brief is vervolgens voortvarend op 12 juli 2024 besproken in de revisievergadering, die uiteindelijk het besluit om [A (voornaam)] niet over te laten gaan naar havo-4 in stand heeft gehouden. [eiseres] is hierover direct ingelicht en het [school] heeft zich vervolgens ingespannen om met [eiseres] een passende andere school voor [A (voornaam)] te vinden.
3.6.
Op verzoek van (de advocaat van) [eiseres] heeft (de advocaat van) de [gedaagde] op 28 augustus 2024 een kopie van het leerlingdossier van [A (voornaam)] verstrekt, inclusief de notulen van de revisievergadering. Uit deze notulen is gebleken dat zeven docenten vóór bevordering van [A (voornaam)] naar havo-4 hebben gestemd en vier docenten tegen hebben gestemd. Ondanks een (gewone) meerderheid vóór bevordering, heeft de revisievergadering de beslissing om [A (voornaam)] niet te bevorderen naar havo-4 gehandhaafd.
3.7.
Volgens [eiseres] is [A (voornaam)] ten onrechte niet conform de meerderheid van de revisievergadering bevorderd naar havo-4 en wordt [A (voornaam)] hierdoor zonder deugdelijke grond uitgesloten van havo-4 onderwijs. [eiseres] stelt primair dat de rechtsverhouding tussen de school en de leerling kwalificeert als een onderwijsovereenkomst en dat de [gedaagde] tekortschiet in zijn kernverplichting (het geven van onderwijs). Subsidiair stelt [eiseres] dat de [gedaagde] in strijd handelt met haar zorgplicht als een redelijk handelend en redelijk bekwaam onderwijsinstelling en daarmee onrechtmatig handelt tegenover [A (voornaam)] . [4]
3.8.
Maar de [gedaagde] heeft in deze procedure het interne beleidsstuk ‘Werkafspraken overgangsvergadering juni 2024’ overgelegd met daarin een stem quota tabel, waaruit blijkt dat in de revisievergadering een 2/3e meerderheid nodig is om de leerling alsnog te kunnen bevorderen. [5] De [gedaagde] heeft bovendien nog nadere producties overgelegd waaruit blijkt dat zo’n
gekwalificeerdemeerderheid al jaren als staand (intern) beleid geldt. [6]
3.9.
Op grond van al het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat bij (de heroverweging van) de bevorderingsbeslissing conform de eigen interne procedure van de school is gehandeld en dat van een onzorgvuldige procedure geen sprake is. De revisievergadering heeft, gelet op alle betrokken belangen, in redelijkheid tot het genomen besluit kunnen komen. Uit de notulen van de revisievergadering komt namelijk ook naar voren dat het belang van [A (voornaam)] en de in zijn brief aangedragen persoonlijke omstandigheden daadwerkelijk zijn afgewogen en besproken. Dit is ook ter zitting nader toegelicht door [C] , die voorzitter was van de revisievergadering.
3.10.
[eiseres] heeft nog gesteld dat zij de procedure en het besluit toch onzorgvuldig vindt omdat de school zich bij de besluitvorming heeft gebaseerd op voor ouders en leerlingen niet kenbaar beleid, namelijk dat de revisievergadering bij gekwalificeerde meerderheid beslist. Over die kenbaarheid verschillen partijen van standpunt. Ter zitting is door de school gesteld dat aan [eiseres] wel degelijk telefonisch op 10 juli 2024 is uitgelegd dat de revisievergadering bij gekwalificeerde meerderheid beslist, terwijl [eiseres] juist stelt dat tegen haar is gesproken over een gewone meerderheid. Hoe dit ook zij, feit is dat het stemmen bij gekwalificeerde meerderheid al jaren staand beleid is van de school. Dat beleid geldt dus voor alle leerlingen en de vaststelling daarvan behoort tot het professionele domein van de onderwijsinstelling.
3.11.
Nu de school conform de interne procedure tot een zorgvuldig, in redelijkheid genomen besluit is gekomen zal de vordering om [A (voornaam)] alsnog te bevorderen tot havo-4 worden afgewezen.
Proceskosten
3.12.
In het kader van de proceskosten merkt de voorzieningenrechter echter het volgende op. Hoewel de besluitvorming van de school als zodanig zorgvuldig is geweest, rekent de voorzieningenrechter het de school wel aan dat zij in de correspondentie nadien geen (duidelijke) toelichting heeft gegeven op de afwijzing met betrekking tot de stemverhoudingen. Enerzijds heeft de school aan de transparantie van haar weloverwogen besluit willen bijdragen door de notulen van de revisievergadering (en niet alleen de afwijzende uitkomst daarvan) te delen. Maar naar aanleiding daarvan heeft de advocaat van [eiseres] bij herhaling schriftelijk verzocht om uitleg hoe het kan dat bij (gewone) meerderheid van stemmen vóór bevordering de beslissing tot niet-bevorderen toch gehandhaafd bleef. [7] Op deze verzoeken is geen specifiek antwoord gekomen ter verduidelijking dat het om een gekwalificeerde meerderheid moest gaan (waardoor 7 stemmen voor, tegenover 4 tegen, te weinig was om alsnog tot bevordering te besluiten). [eiseres] heeft ter zitting (her)bevestigd dat als door de school naar aanleiding van die informatieverzoeken een kenbaar gedateerd document aan haar was overgelegd waaruit het beleid van 2/3e meerderheid bleek, zij dan dit kort geding niet aanhangig had gemaakt.
3.13.
Hoewel [eiseres] in het ongelijk is gesteld, ziet de voorzieningenrechter in het voorgaande aanleiding om de [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.744,42
3.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
4.2.
veroordeelt de [gedaagde] in de proceskosten van € 1.744,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als de [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
veroordeelt de [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.R. Hagen en in het openbaar uitgesproken op
9 oktober 2024.

Voetnoten

1.Conform artikel 1:349 jo. 1:253k Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Productie 4 van [eiseres] .
3.Zie: schoolgids 2023/24, p.11 (Productie 5 van [eiseres] ).
4.Op grond van artikel 3:296 jo 6:162 BW.
5.Productie 3 van de [gedaagde] .
6.Producties 7 t/m 11 van de [gedaagde] .
7.Zie de e-mails in Producties 13 t/m 17 van [eiseres] .