In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, heeft de voorzieningenrechter op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding dat was aangespannen door [eiseres], de moeder van de minderjarige leerling [A (voornaam)]. [A (voornaam)] was niet bevorderd van havo-3 naar havo-4, ondanks een meerderheid van stemmen van de docenten die voor bevordering waren. De school, [school], had besloten om [A (voornaam)] niet te bevorderen, wat betekende dat hij van school moest. [Eiseres] vorderde dat de school de bevorderingsbeslissing zou heroverwegen en [A (voornaam)] alsnog zou toelaten tot havo-4. De voorzieningenrechter oordeelde dat de school zorgvuldig had gehandeld en dat de bevorderingsbeslissing in overeenstemming was met de interne procedures van de school. De rechter benadrukte dat het niet aan de rechter is om de onderwijskundige beslissing van de school te toetsen, maar enkel om te beoordelen of de procedure juist was gevolgd. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, maar de school werd wel veroordeeld in de proceskosten, omdat zij onvoldoende duidelijkheid had gegeven over de stemverhoudingen in de revisievergadering. De totale proceskosten werden vastgesteld op € 1.744,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.