ECLI:NL:RBMNE:2024:6104

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
11084117
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging overeenkomst wegens oneerlijke handelspraktijk bij werkzaamheden aan schoorsteen

In deze zaak hebben [eiser] en [eiseres] een geschil met [gedaagde] B.V. over werkzaamheden aan hun schoorsteen. [gedaagde] heeft een factuur van € 3.650,00 gestuurd, waarvan [eiser] en [eiseres] € 2.000,00 hebben betaald. Ze eisen terugbetaling van het betaalde bedrag, omdat [gedaagde] belangrijke informatie heeft achtergehouden bij het sluiten van de overeenkomst. De kantonrechter heeft op 6 november 2024 geoordeeld dat [gedaagde] heeft gehandeld in strijd met de bepalingen over oneerlijke handelspraktijken, omdat essentiële informatie over de werkzaamheden en de garantie niet is verstrekt. De overeenkomst wordt vernietigd, wat betekent dat deze nooit heeft bestaan. [gedaagde] moet het bedrag van € 2.000,00 terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 december 2023. Daarnaast zijn er buitengerechtelijke kosten van € 300,00 toegewezen. De kantonrechter heeft ook de proceskosten van [eiser] en [eiseres] toegewezen, die in totaal € 897,42 bedragen. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn afgewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11084117 \ UC EXPL 24-2952 JB/61315
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van

1.[eiser] ,2. [eiseres] ,

allebei wonend in [woonplaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eiser] en [eiseres] ,
gemachtigde: AGIN Pranger Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde] B.V., handelende onder de naam [handelsnaam],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M. van Lith.

1.De procedure

1.1.
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding van [eiser] en [eiseres] van 16 april 2024;
- de conclusie van antwoord met tegeneis (eis in reconventie) van [gedaagde] ;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser] en [eiseres] .
1.2.
De zaak is besproken tijdens de mondelinge behandeling van 4 oktober 2024. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Bij de mondelinge behandeling waren [eiser] en [eiseres] met hun gemachtigde R. Beijnes aanwezig. Namens [gedaagde] waren [bestuurder] (bestuurder) en haar gemachtigde mr. M. van Lith aanwezig.
1.3.
Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] heeft werkzaamheden verricht aan de schoorsteen van [eiser] en [eiseres] . Daarvoor heeft [gedaagde] een factuur van € 3.650,00 gestuurd. [eiser] en [eiseres] hebben hiervan een bedrag van € 2.000,00 betaald. Zij eisen in deze zaak dat [gedaagde] dit bedrag aan hen terugbetaalt, omdat [gedaagde] bij het sluiten van de overeenkomst belangrijke informatie heeft achtergehouden en zij daardoor niet eerlijk heeft gehandeld. [gedaagde] wil juist dat [eiser] en [eiseres] het openstaande bedrag van € 1.650,00 nog betalen. De kantonrechter geeft [eiser] en [eiseres] gelijk. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

[gedaagde] heeft werkzaamheden aan de schoorsteen van [eiser] en [eiseres] verricht
3.1.
[eiser] en [eiseres] hadden last van een lekkage in de slaapkamer en vermoedden dat dit werd veroorzaakt door de schoorsteen. [eiseres] heeft [gedaagde] gebeld om de lekkage te onderzoeken en te verhelpen. [gedaagde] gaf tijdens het telefoongesprek aan dat het nodig was om werkzaamheden te verrichten en dat de kosten hiervoor € 3.650,00 bedroegen. Op dat moment was [gedaagde] nog niet bij de woning geweest om te beoordelen waar de lekkage zat en welke werkzaamheden precies nodig waren om de lekkage te verhelpen. [gedaagde] gaf vervolgens aan dat zij de volgende ochtend kon langskomen en dat [eiser] en [eiseres] meteen na de werkzaamheden contant moesten betalen.
3.2.
Volgens [eiser] heeft hij dezelfde middag nogmaals telefonisch contact gehad met [gedaagde] omdat hij het niet eens was met het bedrag van € 3.650,00. Hij wilde dat er eerst een inspectie plaatsvond en dat vervolgens een nieuwe prijsinschatting zou worden gemaakt op basis van die inspectie. [gedaagde] ontkent dat het telefoongesprek met [eiser] heeft plaatsgevonden en dat partijen een nieuwe afspraak hebben gemaakt. Voor de kantonrechter staat niet vast dat deze nieuwe afspraak is gemaakt. Het is het woord van [eiser] tegen dat van [gedaagde] . Het lag op de weg van [eiser] om deze nieuwe afspraak verder te onderbouwen, zeker gezien het feit dat de werkzaamheden van [gedaagde] meerdere uren hebben geduurd, [eiser] thuis was en niets heeft gedaan. Dat heeft [eiser] onvoldoende gedaan. De kantonrechter gaat dus uit van de afspraak zoals deze telefonisch door [eiseres] en [gedaagde] is gemaakt.
3.3.
De volgende ochtend is [gedaagde] bij [eiser] en [eiseres] geweest en heeft zij werkzaamheden uitgevoerd. Toen de werkzaamheden waren afgerond, hebben [eiser] en [eiseres] € 2.000,00 betaald. De overige € 1.650,00 konden zij nog niet betalen, omdat er een betaallimiet op de pinpas van [eiseres] zat. Volgens [eiser] en [eiseres] zijn zij daarna door de medewerkers van [gedaagde] onder druk gezet om het restant te betalen en zijn zij gedurende de dag meerdere keren via de telefoon bedreigd. Volgens [gedaagde] is dat niet waar. Nadat [eiseres] het bedrag van € 2.000,00 had betaald, heeft zij volgens [gedaagde] de toezegging gedaan dat het restant diezelfde dag zou worden overgemaakt. Daarna zijn de medewerkers van [gedaagde] vertrokken. Daarbij is geen sprake geweest van druk of bedreiging.
[eiser] en [eiseres] willen dat de overeenkomst wordt vernietigd
3.4.
Een dag na de werkzaamheden bleek dat de lekkage niet was verholpen. Omdat [eiser] en [eiseres] zich opgelicht, onder druk gezet en bedreigd voelden, willen zij geen herstelwerkzaamheden meer door [gedaagde] laten uitvoeren om de lekkage alsnog op te lossen. [eiser] en [eiseres] willen dat de overeenkomst wordt vernietigd en eisen dat [gedaagde] het bedrag van € 2.000,00 aan hen terugbetaalt. Zij hebben dit onderbouwd met een beroep op de bepalingen van een oneerlijke handelspraktijk, die van toepassing zijn op situaties waarin een handelaar ( [gedaagde] ) een overeenkomst sluit met een consument ( [eiser] en [eiseres] ).
[gedaagde] heeft belangrijke informatie over de werkzaamheden en de garantie niet gegeven
3.5.
In het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat een handelaar onrechtmatig handelt tegenover een consument als hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is. Een handelspraktijk is volgens artikel 6:193b lid 3 BW in ieder geval oneerlijk als een handelaar een misleidende handelspraktijk verricht. Een misleidende handelspraktijk kan bijvoorbeeld inhouden dat de handelaar belangrijke informatie weglaat, terwijl die informatie voor de gemiddelde consument wel nodig is om een goed besluit over een overeenkomst te nemen. Het gevolg daarvan is dat de consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen dat hij anders niet had genomen.
3.6.
[eiser] en [eiseres] hebben aangegeven dat zij de overeenkomst niet hadden gesloten als [gedaagde] hen alle informatie over de werkzaamheden had gegeven. [gedaagde] heeft tijdens het sluiten van de overeenkomst niet toegelicht welke werkzaamheden er precies nodig waren om de lekkage op te lossen en ook niet hoeveel uur zij daarmee bezig zou zijn. [gedaagde] heeft niet weersproken dat zij deze informatie niet heeft gegeven. Ook heeft [gedaagde] geen informatie gegeven over de garantie op de werkzaamheden. Die informatie stond namelijk alleen vermeld op de facturen, die pas na de uitvoering van de werkzaamheden aan [eiser] en [eiseres] zijn verstuurd. Toen werd pas duidelijk dat voor het impregneren van de schoorsteen geen garantie werd gegeven dat de lekkages daarmee zijn verholpen, maar dat voor het voegen van de schoorsteen wel een garantie geldt van 10 jaar. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] ook erkend dat de garantie bij het aangaan van de overeenkomst niet duidelijk was voor [eiser] en [eiseres] .
Het is niet duidelijk of [eiser] en [eiseres] zijn gewezen op het herroepingsrecht
3.7.
Daarnaast blijkt uit de wet dat [eiser] en [eiseres] door [gedaagde] gewezen hadden moeten worden op het recht om de overeenkomst te herroepen. Ook dit is namelijk volgens artikel 6:193f en 6:230m lid 1 onder h BW essentiële informatie. [eiser] en [eiseres] hebben zelf geen beroep op deze artikelen gedaan, maar in de rechtspraak is bepaald dat de kantonrechter ambtshalve (uit zichzelf, ook als daarom niet wordt gevraagd) moet beoordelen of [gedaagde] deze bepaling heeft nageleefd. [gedaagde] is als handelaar degene die had moeten aanvoeren dat zij aan deze verplichting heeft voldaan, maar dat heeft zij niet gedaan. De kantonrechter kan daardoor niet vaststellen of [eiser] en [eiseres] door [gedaagde] zijn gewezen op het recht om de overeenkomst te herroepen. Daarom gaat de kantonrechter uit van een schending van de informatieplicht.
De overeenkomst wordt vernietigd
3.8.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] essentiële informatie heeft weggelaten die [eiser] en [eiseres] wel nodig hadden om een goed overwogen besluit te nemen. Daardoor heeft [gedaagde] gehandeld in strijd met de bepalingen over een oneerlijke handelspraktijk. In artikel 6:193j BW staat dat een overeenkomst die door een oneerlijke handelspraktijk tot stand is gekomen, vernietigbaar is. De kantonrechter zal de overeenkomst tussen partijen daarom vernietigen.
[gedaagde] moet € 2.000,00 aan [eiser] en [eiseres] terugbetalen
3.9.
Juridisch betekent de vernietiging van de overeenkomst dat de overeenkomst nooit heeft bestaan. Achteraf gezien hoefden partijen hun verplichtingen uit de overeenkomst daarom niet na te komen. Als partijen dat wel al (deels) hebben gedaan, moeten die verplichtingen volgens de wet ongedaan worden gemaakt (artikel 3:53 en 6:203 BW). Voor [eiser] en [eiseres] betekent dit dat zij geen geldbedrag verschuldigd waren aan [gedaagde] . [gedaagde] moet daarom het bedrag van € 2.000,00 aan [eiser] en [eiseres] terugbetalen. Daarover moet [gedaagde] ook de wettelijke rente vanaf 6 december 2023 betalen, omdat [eiser] en [eiseres] de overeenkomst op die dag buitengerechtelijk hebben vernietigd en [gedaagde] dit bedrag daarom vanaf die dag verschuldigd was.
3.10.
Het resterende bedrag van de factuur dat nog openstond (€ 1.650,00) zijn [eiser] en [eiseres] vanwege de vernietiging van de overeenkomst dus ook niet verschuldigd aan [gedaagde] . Dat betekent dat de tegeneis van [gedaagde] (reconventie) wordt afgewezen.
3.11.
[gedaagde] heeft de werkzaamheden al uitgevoerd. Die werkzaamheden kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt. In zo’n geval moet in principe de waarde van het werk worden vergoed (artikel 6:210 BW). De kantonrechter vindt echter dat [eiser] en [eiseres] geen vergoeding voor de werkzaamheden aan [gedaagde] hoeven te betalen. Het is namelijk onduidelijk of de werkzaamheden wel waarde hebben gehad, omdat de lekkage niet is verholpen. Daarnaast zou het geven van een vergoeding ingaan tegen het doel van de regels over oneerlijke handelspraktijken, namelijk bescherming van de consument.
[gedaagde] moet de buitengerechtelijke kosten betalen
3.12.
[eiser] en [eiseres] vorderen vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 363,00. Dat zijn kosten die [eiser] en [eiseres] hebben moeten maken om te proberen te voorkomen dat zij naar de rechter moesten stappen. De hoogte van deze vordering moet worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [eiser] en [eiseres] hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, maar het gevorderde bedrag is hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. De kantonrechter zal het bedrag daarom matigen tot € 300,00. Daarnaast wordt de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten toegewezen.
Conclusie: [gedaagde] moet € 2.300,00 betalen
3.13.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] in totaal het volgende bedrag aan [eiser] en [eiseres] moet betalen:
- hoofdsom
2.000,00
- buitengerechtelijke incassokosten
300,00
+
totaal
2.300,00
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.14.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De kosten worden voor de eis in conventie en in reconventie apart berekend.
3.15.
De proceskosten van [eiser] en [eiseres] worden in conventie begroot op:
- kosten van de dagvaarding
139,42
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
897,42
3.16.
De kosten van [eiser] en [eiseres] in reconventie bestaan alleen uit salaris. Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie inhoudelijk met elkaar samenhangen, kent de kantonrechter een halve punt toe voor het processtuk in reconventie en voor de aanwezigheid op de mondelinge behandeling. Het salaris wordt daarom begroot op € 204,00 (0,5 x 2 punten x € 204,00).
3.17.
De wettelijke rente die [eiser] en [eiseres] over de proceskosten hebben gevorderd, wordt toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.18.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] en [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 6 december 2023, tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 897,42, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
4.5.
wijst de vorderingen van [gedaagde] af;
4.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 204,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.7.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
in conventie en reconventie
4.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.