ECLI:NL:RBMNE:2024:6093

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/4540
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 16 oktober 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college, maar dit bezwaar werd door het college niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend en dat er geen verontschuldiging voor deze termijnoverschrijding is gegeven. De rechtbank stelt vast dat het besluit waartegen bezwaar is gemaakt op 11 januari 2024 bekend is gemaakt, waardoor de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 23 februari 2024. Eiser heeft het bezwaarschrift pas op 26 februari 2024 op de post gedaan, wat na de termijn is. De rechtbank concludeert dat het college terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser ongegrond is. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4540

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] , verblijvend in [verblijfplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college
(gemachtigde: mr. M. Beumer).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van het college van 6 mei 2024.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

Het college heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. Het college heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden.
3. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het bezwaarschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
4. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6] Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
5. Het college heeft gesteld dat het het besluit waartegen bezwaar is gemaakt, bekend heeft gemaakt op 11 januari 2024. Eiser heeft dit niet bestreden. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 23 februari 2024 en niet op 1 maart 2024, zoals eiser stelt.
6. Eiser heeft het bezwaarschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het bezwaarschrift op 26 februari 2024 op de post is gedaan. Dat is na afloop van de bezwaartermijn. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het eerder op de post is gedaan. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
7. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding, ook niet nadat het college hem hiertoe in de gelegenheid had gesteld. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Conclusie en gevolgen
8. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.