In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, die in beroep was gegaan tegen een beslissing van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Soest. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting beoordeeld, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te behandelen. De rechtbank heeft eerder op 15 maart 2024 de beslissing op bezwaar van 26 april 2023 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. Verweerder heeft op 12 juli 2024 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen, maar verzoeker heeft op 9 augustus 2024 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van zijn proceskosten.
De rechtbank overweegt dat, indien het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener van het beroepschrift tegemoet is gekomen, verweerder de proceskosten moet vergoeden. In dit geval heeft verweerder in zijn nieuwe beslissing op bezwaar aangegeven dat verzoeker in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 218,75, gebaseerd op de waarde per punt en de wegingsfactor, en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht aan verzoeker betalen, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht.
De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 november 2024, en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.