ECLI:NL:RBMNE:2024:6078

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/5580, 23/5581 en 23/5582
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 14 november 2024, zijn de verzoeken van de verzoeker om vergoeding van proceskosten afgewezen. De verzoeker had beroep ingesteld tegen beslissingen van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die op 27 oktober 2023 naheffingsaanslagen parkeerbelastingen had opgelegd. Op 7 mei 2024 trok de verweerder deze besluiten in, wat leidde tot intrekking van de beroepen door de verzoeker. De verzoeker vroeg vervolgens om vergoeding van zijn proceskosten, die hij berekende op € 930,- voor verletkosten, gebaseerd op zijn uurtarief als zelfstandig accountant en een tijdsinvestering van circa tweeënhalf uur per zaak.

De rechtbank overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de door verzoeker gemaakte kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen. De voorbereidende handelingen, zoals het indienen van beroepschriften en het betalen van griffierechten, vallen niet onder de vergoedbare kosten volgens het Bpb. De verzoeken om vergoeding van verletkosten werden dan ook afgewezen.

Wel werd vastgesteld dat de verweerder het griffierecht van € 50,- aan de verzoeker moet betalen, wat rechtstreeks uit de wet voortvloeit. De verzoeker moet zich hiervoor tot de verweerder wenden. De rechtbank heeft de verzoeken om proceskostenvergoeding afgewezen, en deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 14 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/5580, 23/5581 en 23/5582

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaken tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de verzoeken van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 27 oktober 2023 beslissingen op bezwaar genomen, inzake de naheffingsaanslagen parkeerbelastingen (BghU kenmerken: [kenmerk 1] , [kenmerk 2] en [kenmerk 3] ). Verzoeker is hiertegen in beroep gegaan. Op 7 mei 2024 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op de besluiten van 27 oktober 2023 en dat hij de besluiten intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna de beroepen ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoeker heeft gevraagd om een vergoeding van totaal € 930,- verletkosten (een bedrag van € 310,- per zaak). De berekening van verzoeker is gebaseerd op zijn eigen uurtarief als zelfstandig accountant en eisers tijdsinvestering van circa tweeënhalf uur per zaak.
4. Verweerder heeft gereageerd op de verzoeken tot proceskostenvergoeding en heeft deze verzoeken afgewezen. Verweerder is van mening dat het aangevoerde door verzoeker niet valt onder de kosten die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Bpb.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Het is de rechtbank niet gebleken dat verzoeker in beroep proceskosten heeft gemaakt die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen. Naar het oordeel van de rechtbank komen de voorbereidende handelingen, zoals het indienen van beroepschriften, het betalen van het griffierecht en het bellen over de voortgang van het ingediende beroep, niet voor vergoeding in aanmerking. Daarom dienen de verzoeken om vergoeding van verletkosten afgewezen te worden.
6. Verweerder moet wel eenmaal het griffierecht van € 50,- aan verzoeker betalen, dit volgt rechtstreeks uit de wet (artikel 8:41 Awb). Verzoeker zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst de verzoeken af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
J.M.J. Kooistra, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.