ECLI:NL:RBMNE:2024:6072

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
UTR 23/3395
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de intrekking van een verkeersbesluit met betrekking tot een parkeerverbod

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres beroep aantekende tegen de intrekking van een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn. Dit verkeersbesluit, dat een parkeerverbod instelde aan de oneven zijde van de [straat], was eerder ingesteld om de bruikbaarheid van de weg te waarborgen. Eiseres, die aan deze straat woont, stelde dat haar belangen onvoldoende waren onderkend bij de intrekking van het besluit. Ze was niet uitgenodigd voor de hoorzitting van de adviescommissie, waardoor haar standpunten niet naar voren zijn gebracht. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende zorgvuldig en gemotiveerd had gehandeld bij de intrekking van het parkeerverbod. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij het college werd opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen binnen acht weken. Tevens werd het primaire besluit geschorst en moest het college het door eiseres betaalde griffierecht en de proceskosten vergoeden. De rechtbank benadrukte dat het college een zorgvuldige belangenafweging diende te maken, waarbij alle relevante belangen in aanmerking moesten worden genomen. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3395

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn

(gemachtigde: [A] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van het verkeersbesluit van het college waarmee een parkeerverbod was opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 1 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door mw. [B] en voor het college, de gemachtigde, [C] en [D] . De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek meteen mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit gepubliceerd op 12 mei 2023 (nr. [.] );
-bepaalt dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar neemt binnen 8 weken na verzending van deze uitspraak en met inachtneming van deze uitspraak;
-schorst het primaire besluit van 24 augustus 2022 totdat opnieuw op het bezwaar is beslist;
-gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 aan haar vergoedt;
-veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 11,40 aan reiskosten.

Overwegingen

2. Eiseres woont aan de [straat] [nummeraanduiding 1] in [plaats] . Mede op haar initiatief is de parkeersituatie aldaar door het college beoordeeld. Het college heeft bij verkeersbesluit van 24 augustus 2022 een parkeerverbod ingesteld aan de oneven zijde van de [straat] ter hoogte van huisnummers [nummeraanduiding 2] tot en met [nummeraanduiding 3] , onder andere vanwege het waarborgen van de bruikbaarheid van de weg. Het parkeerverbod moest voorkomen dat de rijbaan door het parkeren te smal werd.
Tegen het besluit van het college om een parkeerverbod in te stellen hebben omwonenden bezwaar ingediend. Het college heeft met overneming van de motivering en het advies van de adviescommissie de bezwaren gegrond verklaard en het parkeerverbod ingetrokken.
3. Eiseres stelt dat haar belangen onvoldoende zijn onderkend bij het nemen van het intrekkingsbesluit. Zij is ten onrechte (als belanghebbende) niet uitgenodigd voor de hoorzitting bij de adviescommissie bezwaarschriften waardoor haar belangen niet voor het voetlicht zijn gekomen. Zij vindt ook dat het college aan de adviescommissie onvoldoende feitelijke informatie heeft verstrekt over de toestand van de weg en de verkeerssituatie in de [straat] .
4. Het college heeft voor de motivering van het besluit het advies van de adviescommissie overgenomen. De commissie adviseert het besluit niet in stand te laten. Zij overweegt dat het college niet voldoende aannemelijk heeft kunnen maken dat bij parkeren langs de trottoirband onvoldoende ruimte overblijft voor hulpdiensten en dat tot dan toe geen analyse van de verkeersveiligheid is gemaakt. Zij stelt verder dat het verzoek tot het instellen van een verkeersverbod (bedoeld zal zijn parkeerverbod) is gekomen van een inwoner die af en toe moeite blijkt te hebben om met de auto de oprit te verlaten, terwijl de aanwezigen op de zitting hebben verklaard geen overlast te ervaren van geparkeerde auto’s. Volgens de commissie is niet gebleken dat een belangenafweging heeft plaatsgevonden tussen de belangen van de verschillende inwoners en het belang van verkeersveiligheid. Het primaire besluit kan dus niet worden gedragen door de gegeven motivering. De commissie meent dat het besluit daarom niet in stand kan blijven.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit door het college onvoldoende zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Allereerst is duidelijk dat eiseres de verkeerssituatie ter plaatse bij het college heeft aangekaart. Zij heeft een uitrit pal tegenover de plekken waar het besluit over gaat. Daarmee was zij belanghebbend in de zin van de Awb, ook nu het om een verkeersbesluit gaat. Ten onrechte is zij niet voor de hoorzitting uitgenodigd. Zij heeft daardoor haar belang niet kunnen behartigen. Dit is een niet te passeren gebrek in de voorbereiding van het thans bestreden besluit.
Door de afwezigheid van (de standpunten van) eiseres, geeft het advies geen compleet beeld van de verkeerssituatie in de straat. De conclusies over de verkeerssituatie zijn in het advies daarom niet dan wel onvoldoende onderbouwd en kennelijk met name gebaseerd op de mening van de bewoners van de overzijde van de straat, die wel aanwezig waren. Verder mist de commissie de belangenafweging en benoemt het mede daarom een motiveringsgebrek. Door dit deel van het advies met dezelfde motivering over te nemen, maar nu met het omgedraaide gevolg, namelijk het intrekken van het parkeerverbod, terwijl de verkeerssituatie ter plaatse niet veranderd, maakt het college niet alsnog de vereiste belangenafweging waarbij alle relevante belangen in aanmerking worden genomen. Met de enkele verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie heeft het college onvoldoende inzicht gegeven in welke verkeersbelangen zoals genoemd in artikel 2 van de Wvw 1994 ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en hoe het college de belangen van alle belanghebbenden heeft afgewogen tegen het algemeen verkeersbelang. Juist nu het college een tegenovergestelde visie heeft ingenomen en het parkeerverbod met het bestreden besluit heeft ingetrokken, is het van belang dat het bestreden besluit goed wordt gemotiveerd. Duidelijk moet worden waarom het college nu een ander besluit heeft genomen.
Feitelijk miskent het college hierbij ook de hoofdregel dat heroverweging in beginsel tot een finaal bestuurlijk oordeel moet leiden. Dat nu informatie wordt vergaard en eventueel een nieuw besluit in het vooruitzicht is gesteld (in het verweerschrift), is niet in overeenstemming met het doel van de heroverweging. Dit onderzoek en de conclusies daaruit hadden onderdeel van de heroverweging behoren te zijn. Er is niet gebleken dat het gaat om een situatie waarin langdurig onderzoek nodig is. Informatie inwinnen bij hulpdiensten, in kaart brengen van wel of geen wegversmallend effect door parkeren en de meetlat van de CROW erlangs leggen, daar is niet persé een lang onderzoek voor nodig.
Het beroep is dan ook gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd omdat het is genomen in strijd met de artikelen 3:2, 3:46 en 7:2 van de Awb. Op zich zou dit betekenen dat het primaire besluit, inhoudende het parkeerverbod, weer geldt. Omdat niet vaststaat dat dit wel een juist besluit is, schorst de rechtbank de werking ervan totdat het college een nieuwe beslissing op de bezwaren heeft genomen. Voordat hij dat doet zal hij de feitelijke situatie moeten inventariseren en beoordelen. In de beoordeling dient hij de belangen van de bewoners van beide zijden van dat kleine stukje van de [straat] te betrekken. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat alle direct betrokkenen hierbij tot een vergelijk komen.
Het college moet het betaalde griffierecht vergoeden en de redelijkerwijs gemaakt proceskosten ook. Dit zijn de reiskosten van eiseres. Van verletkosten of andere kosten die voor vergoeding in aanmerking komen is geen sprake.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2024 door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van D. Migchelsen als griffier.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd dit proces
verbaal mede te ondertekenen.
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.