Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
- de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. E. Wiersma;
- wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.M. Helmers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht;
- wat benadeelde partij [aangever] en zijn gemachtigde, mr. R.A. van Seumeren, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
2.TENLASTELEGGING
3.VOORVRAGEN
4.WAARDERING VAN HET BEWIJS
kunnenoplopen, door met een hard voorwerp op zijn hoofd te slaan. De officier van justitie acht dan ook het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, en verzoekt verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
de rechtbank begrijpt: verdachte). Ik zag dat zijn vrouw met een grijze lange stok naar buiten kwam lopen. Ik zag dat zij deze stok aan [verdachte] gaf. Vervolgens zag en voelde ik dat [verdachte] met deze grijze lange stok met kracht meerdere keren tegen mijn hoofd aan sloeg. Ik voelde dat dit erg veel pijn deed. Ik zag dat er bloed kwam uit mijn hoofd. [2]
de rechtbank begrijpt: verdachte) een staaf van ongeveer 50 cm vast hield. Ik zag dat hij hiermee dreigde richting de man van [adres 2] (
de rechtbank begrijpt: aangever). Ik zag dat de man van [adres 1] hard met de staaf richting de man van [adres 2] sloeg. Ik zag dat de oudste zoon van [adres 2] tussen beide proberen te komen om zijn vader te beschermen. Hierna zag ik dat de man van [adres 2] bloed aan zijn hoofd had. [3]
5.BEWEZENVERKLARING
6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
8.OPLEGGING VAN STRAF
9.BENADEELDE PARTIJ
10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11.BESLISSING
een gevangenisstraf van 150 dagen;
een gedeelte van 117 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
een taakstraf van 120 uren;
- wijst de vordering van [aangever] toe tot een bedrag van € 1.000,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2024 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [aangever] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever] aan de Staat € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;