10.BESLISSING
- verklaart het onder feiten 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 5 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 480 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 240 dagen hechtenis;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mr. A. Maas en mr. M.J. Terstegge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H.A. de Poot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 11 april 2016 te Kampen en/of Veenendaal of elders in Nederland en/of
Groot-Brittannië heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 8] en/of één of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet;
(art. 10 lid 5 Opiumwet, art. 11a lid 1 Opiumwet, art. 2 ahf/ond A Opiumwet)
2
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 11 april 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland – te weten naar Groot-Brittannië – heeft gebracht en/of heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) één of meerdere grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij die wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 10 lid 5 Opiumwet, art. 2 ahf/ond A Opiumwet, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
Bijlage II: de bewijsmiddelen
1.
Het onherroepelijke vonnis in de zaak van [medeverdachte 1] van 29 maart 2021 – voor zover relevant weergegeven, en waarin met ‘verdachte’ [medeverdachte 1] wordt bedoeld:
De feiten met betrekking tot onderzoek Creek (zaaksdossier Gravesend)
Onderschepping
Onderzoek Creek is een drugsonderzoek van de politie te Gravesend, een plaats in het graafschap Kent in Groot-Brittannië. Op 5 maart 2015 werd door de politie in Gravesend gezien dat [A] een koffer overhandigde aan ene [B] . In deze koffer zaten — zo bleek later —tien blokken met verdovende middelen. In de auto van [A] werden drie exact dezelfde koffers aangetroffen waarin ook een aantal pakjes met verdovende middelen zat. Uit in Groot-Brittannië verricht laboratoriumonderzoek bleek dat het in totaal ging om ongeveer dertig kilo heroïne en twaalf kilo cocaïne. [A] bleek te verblijven in hotel [hotel] in Gravesend. Hij verbleef daar samen met [C] . [A] en [C] zijn in Groot-Brittannië uiteindelijk veroordeeld tot jarenlange gevangenisstraffen voor de handel in verdovende middelen. [C] en [A] bleken al zo'n half jaar regelmatig in hotel [hotel] te hebben overnacht. Uit reisgegevens blijkt dat [C] en [A] in de periode van 29 april 2014 tot en met 4 maart 2015 nagenoeg iedere maand één- tot tweemaal voor één of enkele dagen naar Groot-Brittannië zijn gereisd, zowel samen als al leen. Op 29 april, 8 mei en 19 mei 2014 vloog [C] niet samen met [A] , maar met medeverdachte [medeverdachte 2] van Amsterdam naar Londen. Uit bonnen die in de woning van [medeverdachte 2] zijn aangetroffen kan worden afgeleid dat hij kort daarvoor, namelijk op 12 en 13 maart 2014, heeft overnacht in het hiervoor al genoemde hotel [hotel] in Gravesend.
Bedrijven en loodsen
In de hotelkamer van [A] en [C] werd een transportbrief aangetroffen van het
bedrijf [bedrijf 1] Ltd. met daarop het adres van een loods in [woonplaats] (ook in het graafschap
Kent). Dit bedrijf stond op naam van een persoon genaamd [medeverdachte 6] . Hij huurde
ook de loods in [woonplaats] . In die loods zijn op 6 maart 2015 — onder meer — ontvangstbewijzen voor zwarte koffers, een vorkheftruck, krimpfolie en een groot aantal dozen van www. [website] .nl aangetroffen. In en naast die dozen lagen jumpstarters/acculaders. Een aantal in de loods aangetroffen acculaders was hol van binnen. De accu's waren uit deze acculaders verwijderd en vervangen door een met lood beklede verpakking. In deze accu's paste ongeveer een kilo van de verdovende middelen, precies de grootte van een pak. Tijdens de doorzoeking van de loods in [woonplaats] kwam een chauffeur met een Nederlandse vrachtwagen aan bij de loods, die daar pallets met auto-onderdelen kwam ophalen. Hij had een vrachtbrief bij zich waaruit bleek dat de pallets moesten worden vervoerd naar een bedrijf met een loods aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: de loods in [woonplaats] ). Deze loods bleek te zijn gehuurd door [medeverdachte 6] , de persoon die ook de loods in [woonplaats] huurde. In de loods in [woonplaats] werden (ook) een vorkheftruck, dozen met krimpfolie en ( [website] dozen met) acculaders aangetroffen. Een aantal acculaders was uitgehold en met lood bekleed, op exact dezelfde manier als de acculaders in de loods in [woonplaats] . De eigenaar en verhuurder van de loods in [woonplaats] zag wekelijks personen die bij de loods bezig waren pallets met dozen met acculaders te laden en lossen en herkende [medeverdachte 2] als een van de personen die hier wel eens bij was.
Transportbrief in woning [medeverdachte 2]
Eind juni 2014 is de woning van [medeverdachte 2] in liet kader van een ander strafrechtelijk onderzoek doorzocht. In de woning werd een transportbrief aangetroffen die overeenkwam met de transportbrief die de chauffeur bij zich had toen hij op 6 maart 2015 aankwam bij de loods in [woonplaats] . De transportbrief in de woning van verdachte had namelijk betrekking op 31 pallets met auto-onderdelen die op 6 juni 2014 namens het hiervoor al genoemde bedrijf [bedrijf 1] Ltd. vanaf de loods in [woonplaats] moesten worden getransporteerd naar de loods in [woonplaats] . Naast de transportbrief werden in de woning van [medeverdachte 2] ook een (Engelse) aankoop- en transportbon van een vorkheftruck van 4 maart 2014 aangetroffen. Deze vorkheftruck moest worden afgeleverd bij de loods van [bedrijf 1] Ltd. in [woonplaats] .
Transporten
De dagen 6 juni 2014 en 5 maart 2015 blijken niet de enigen te zijn waarop transporten van
auto-onderdelen plaatsvonden tussen de loods in [woonplaats] en de loods van het bedrijf [bedrijf 1]
Ltd. in [woonplaats] . Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het eerste transport tussen beide loodsen
plaatsvond op 12 maart 2014, de dag waarop [medeverdachte 2] overnachtte in hotel [hotel] . Het ging
om een lading auto-onderdelen van [website] , die in opdracht van een Nederlands bedrijf op
naam van [medeverdachte 6] naar het Britse bedrijf op naam van diezelfde [medeverdachte 6]
( [bedrijf 1] Ltd.) werd getransporteerd. Na dat eerste transport vonden tot en met 5 maart 2015 minimaal 17 transporten (nagenoeg één- tot tweemaal per maand) plaats van telkens zo'n 28 tot 34 pallets met auto-onderdelen (vaak omschreven als [website] , [bedrijf 2] , of [bedrijf 3] ). Binnen 2 tot 5 dagen na aankomst van zo'n transport in [woonplaats] ging weer eenzelfde transport retour naar de loods in [woonplaats] .Volgens de eigenaar en verhuurder van de loods in [woonplaats] leek het erop dat iedere keer niet soortgelijke, maar exact dezelfde pallets met acculaders werden gebracht en gehaald: '(...) dan kwam bijvoorbeeld een week later weer een doos met een zelfde scheur erin terug', aldus de eigenaar.
Organisatie
Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, worden vastgesteld dat verdachte, [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] deel uitmaakten van een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur. Uit de duur en inhoud van de contacten van verdachte en [medeverdachte 2] met elkaar en met anderen over de organisatie en werkzaamheden met betrekking tot de drugstransporten naar Groot- Brittannië, leidt de rechtbank af dat sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband. Dat dit samenwerkingsverband naast duurzaamheid ook een zekere structuur kende, blijkt onder meer uit de georganiseerde manier waarop transportlijnen werden opgezet en uit de onderlinge rolverdeling. Zo werden voor de start van een transportlijn bedrijven op naam van (in sommige gevallen) katvangers gezet en werden loodsen gehuurd. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte het binnen het samenwerkingsverband voor het zeggen had. Hij gaf anderen, waaronder [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , opdrachten en bepaalde hoeveel zij voor hun werkzaamheden betaald kregen. [medeverdachte 2] had een coördinerende en uitvoerende rol met betrekking tot de drugstransporten en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] hadden uitvoerende en facilitaire rollen binnen de organisatie.
Het oogmerk van de organisatie
De rechtbank acht - anders dan door de officier van justitie en de raadsman betoogd - wettig en overtuigend bewezen dat het oogmerk van de organisatie was gericht op zowel het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet als op het plegen van andere misdrijven, waaronder het voorhanden hebben van wapens en munitie, moord, opzetheling en het witwassen van het met de drugshandel verdiende geld. De rechtbank overweegt het volgende.
Het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet en de wet Wapens en Munitie
Uit de bewijsmiddelen en voorgaande overwegingen blijkt dat het onder 3 bewezen verklaarde feit is gepleegd in georganiseerd verband.
Uit het overwogene blijkt ook dat de drugstransporten van de organisatie plaatsvonden in de periode van 1 januari 2014 (zaaksdossier Gravesend) tot en met 12 oktober 2016 (zaaksdossier Rainham). Hoewel het procesdossier onvoldoende bewijs bevat voor concrete drugstransporten ná 12 oktober 2016, kan naar het oordeel van de rechtbank zonder meer worden geconcludeerd dat het oogmerk van de organisatie ook ná die datum nog was gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Zo is op 8 oktober 2018 in de Renault Kangoo waarvan verdachte en [medeverdachte 2] gebruikmaakten een soortgelijke jumpstarter aangetroffen als de jumpstarters waarin de verdovende middelen in 2015 in Groot-Brittannië waren verstopt (zaaksdossier Manchester/Wheat). Diezelfde dag werden in de (gestolen) Volkswagen Transporter van verdachte kartonnen dozen aangetroffen die vergelijkbaar waren met de dozen die in 2015 in Groot-Brittannië zijn onderschept.
De rechtbank concludeert op grond van al het voorgaande dat het oogmerk van de organisatie in de periode van 1 januari 2014 tot 8 oktober 2018 was gericht op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte: in de periode van 1 januari 2014 tot en met 8 oktober 2018 te Nieuwegein en Tull en 't Waal en Oss en/of elders in Nederland en/of in Groot-Brittannië, als leider heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en één of meer anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet.
2.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 2 september 2024:
De verklaring van de verhuurder van de loods in [woonplaats] , getuige [getuige] , klopt. Ik kwam daar regelmatig. Ik heb dingen gedaan die niet mochten. Ik was betrokken bij de handel in verdovende middelen. Ik heb verdovende middelen ingepakt in accu’s en ik heb ook spullen leeggehaald. Ik heb [getuige] weleens geld gegeven voor de huur van de loods. Ik wist ook dat de verdovende middelen naar Engeland werden vervoerd. Vanaf de aanhouding van [C] heb ik gezegd dat ik het niet meer wilde. Na de aanhouding van [C] stonden er nog wat spullen in de loods in [woonplaats] , die moesten worden weggehaald. Ik ben daar toen heengegaan en ik heb die spullen weggehaald. Ik heb daarna nog fysiek contact gehad met getuige [getuige] , en hem toen netjes betaald.
Bewijsmiddelen voor zover die zien op deelname aan de criminele organisatie door medeverdachte [medeverdachte 6] :
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] – zakelijk weergegeven:
Ik kan u zeggen dat ik een gedeelte van mijn bedrijfsruimte aan de [adres] te [woonplaats] sinds november 2013 heb verhuurd aan een persoon die ik ken als [medeverdachte 6] . Ik heb deze bedrijfsruimte via marktplaats te huur aangeboden. In november 2013 werd ik gebeld door een persoon die zich [medeverdachte 6] noemde. Hij gaf aan dat hij interesse had in deze opslagruimte. Hierop zijn er drie personen bij de opslagruimte komen kijken. [medeverdachte 6] was hier ook bij. Dit zou de baas zijn. Hij was ongeveer 60 jaar oud en sprak met een westers accent. Hij had een normaal postuur. Ik heb deze [medeverdachte 6] alleen deze keer bij de bezichtiging gezien. [medeverdachte 6] maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer] . [medeverdachte 6] vertelde mij dat hij de loods wilde gebruiken voor opslagruimte. Hij zou handelen in automaterialen, restpartijen en dergelijke. [medeverdachte 6] heeft sinds november 2013 de loods van mij gehuurd. Hij betaalde mij € 970,- inclusief btw per maand. Ik heb een huurcontract met deze [medeverdachte 6] opgesteld. Bij het afsluiten van het huurcontract heb ik een afschrift van de kamer van Koophandel gekregen van [medeverdachte 6] . [medeverdachte 6] was eigenaar van het bedrijf [bedrijf 4] te Amsterdam.
V: Wat kunt u vertellen over de persoon op deze foto [
de rechtbank begrijpt: een foto van verdachte]?
A: Deze man lijkt op de man die ik ken als [medeverdachte 6] .
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris – zakelijk weergegeven:
Uit het dossier begrijp ik dat u in 2013 benaderd bent door een man. Die man is gaan huren. Wat weet u van hem?
Ik schat dat hij een jaar of 60 was en er was nog een persoon bij die ik midden 30 ofzo schat.
Weet u wat zijn rol was?
Hij zei dat het zijn bedrijf was. Volgens mij heb ik ook een kopie van zijn paspoort bij het huurcontract gekregen en die kopie en het huurcontract heb ik destijds ook aan de politie gegeven.
Gedroeg de man van 60 zich ook alsof het zijn bedrijf was? Dan bedoel ik, betaalde hij en voerde hij het woord?
Ja, die man van 60 betaalde en voerde het woord. Maar je kon wel merken dat ze samenwerkten want ze gingen samen de loods bekijken. Ook door de gesprekken die zij onderling hadden merkte ik dat ze geen onbekenden van elkaar waren. De man van 60 wilde de loods huren maar de andere man zei bijvoorbeeld dat hij de heftruck er ook bij wilde.
Was het een beetje gelijkwaardig?
Ja, op zich wel. Maar hij zei gewoon 'het is mijn bedrijf’.
5.
Een proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 6] van 4 december 2018 – zakelijk weergegeven:
P: Je vertelde eerder bij de politie dat je een bedrijf hebt dat [bedrijf 4] heet. Wat is dit voor bedrijf?
V: In heb dat zo genoemd om internationaal te zijn. Het is een afkorting van [naam] .
6.
Een tweetal geschriften, zijnde KvK-uittreksels:
[bedrijf 1] Ltd.
Startdatum onderneming: 09-01-2014
Activiteiten: Groothandel in witgoed
Bestuurder: [medeverdachte 6] (sinds 09-01-2014).
[bedrijf 5] B.V.
Telefoonnummer: [telefoonnummer]
Activiteiten: handel in eigen onroerend goed
Enig aandeelhouder: [medeverdachte 6] (sinds 8 jan 2014)
Bestuurder: [medeverdachte 6] (sinds 8 jan 2014).
7.
Een proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven:
Door het transportbedrijf [bedrijf 6] zijn er pick ups gedaan vanaf unit [unit] , [bedrijventerrein] , [woonplaats] Kent, Gravesend naar het bedrijf [bedrijf 7] / [bedrijf 5] B.V. aan de [adres] te [woonplaats] . Voor het uitvoeren van deze transporten is er door [medeverdachte 6] op 13-03-2014 een zogenaamd credit account geopend bij [bedrijf 6] . Daarbij is de volgende informatie verstrekt:
Trading name: [bedrijf 1] LTD.
Registererd No.: [nummer]
VAT Number: [nummer]
Data incorporated: 9-01-2014
Registered Office: [woonplaats]
Invoice Address: [adres] , [woonplaats] , Nederland
Telephone Number: [telefoonnummer]
Contact Name: [medeverdachte 6]
Email: [bedrijf 1] ©mail.com
lban: [rekeningnummer]
Account NO: [nummer]
Trade references: [bedrijf 8] BV, [bedrijf 9] , [woonplaats] , [telefoonnummer]
Uit een uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat het bedrijf [bedrijf 1] Ltd. op 09-01-2014 is opgericht en in het Verenigd Koninkrijk staat ingeschreven onder nummer [nummer] . Het bedrijf staat geregistreerd als een groothandel in witgoed. [medeverdachte 6] staat ingeschreven als directeur van dit bedrijf. Uit een getuigenverhoor met de commercial property manager, de verhuurder van de loods in [woonplaats] , heeft [medeverdachte 6] de bedrijfsruimte gehuurd van 27 februari 2014 tot en met 26 februari 2015. De in dit onderzoek voorkomende [medeverdachte 6] heet voluit [medeverdachte 6] en heeft als roepnaam [medeverdachte 6] . Op de volgende data [
de rechtbank begrijpt: 28 transporten in de periode tussen 14 maart 2014 en 16 maart 2015] heeft er, volgens de gegevens van [bedrijf 6] , een transport plaatsgevonden vanuit [woonplaats] naar [woonplaats] .
8.
Een proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven
[bedrijf 10]
Bedrijfsgegevens [bedrijf 7]
O 1 keer betaling € 2,117.50 rek. nr. [rekeningnummer] onv [medeverdachte 6] .
O 3 keer betaling € 2,117.50 GIRO [rekeningnummer] onv [medeverdachte 6] .
O 7 transportopdrachten bestaande uit een chauffeursopdracht, transport document en een
routekaart van het transport.
De bedrijfsgegevens van de opdrachtgever;
[bedrijf 7] , [adres] , [woonplaats] .
Ontvangsten via ABN AMRO rekening;
27-05-2014 € 2,117.50 spoedoverboeking
Giro [rekeningnummer]
[medeverdachte 6]
Klantnummer [klantnummer]
07-07-2014 € 2,117.50 spoedoverboeking
Giro [rekeningnummer]
[medeverdachte 6]
Klantnummer [klantnummer]
13-10-2014 € 2,117.50 spoedoverboeking
Giro [rekeningnummer]
[medeverdachte 6]
Klantnummer [klantnummer]
Ontvangst via Raborekening
29-10 [rekeningnummer] [medeverdachte 6]
Spoedopdracht €2,117.50
DEBR. NR [klantnummer] .
9.
Een bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen – zakelijk weergegeven:
29 maart 2015.
NNman8488 wordt gebeld door NNman7892.
NNman8488 wordt [D] genoemd en de NNMan7892 worden [medeverdachte 6] genoemd.
Kennelijk wordt [D] gebeld door [medeverdachte 6] .
[D] : Ja..
[medeverdachte 6] : Kijk als ze.. als ze.. ze moeten helemaal overgeschreven.. alles van mijn naam af. ik heb 2 Stichtingen
[D] : Ja, ja, ja, ja, ja...
[medeverdachte 6] : Alles d'r vanaf
- praten hierna door elkaar -
[D] : Laat ik allemaal liquideren..
[medeverdachte 6] : Al betalen ze alleen maar de.. al betalen ze..
[D] : Ja ik laat ze netjes liquideren bij de KvK... komt goed..
[medeverdachte 6] : Ja?... Alles totaal.. Als jij zegt van het eh....
[D] : Ja..
[medeverdachte 6] : ik ken het regelen.. ik bedoel, hoef er niet veel voor te hebben.. Ik moet eerst alles weg, weg, weg, weg, weg, weg, weg...
[D] : Ja laat liquideren bij de KvK.