ECLI:NL:RBMNE:2024:6053

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
30 oktober 2024
Zaaknummer
11299397 LV EXPL 24-50 RD/960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over plaatsing van een achtjarige jongen in een voetbalteam en beschuldigingen van discriminatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 31 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en een sportclub over de plaatsing van zijn achtjarige zoon in een voetbalteam. De vader, vertegenwoordigd door dr. D.B. Pathak van de Stichting Juridisch Centrum, vorderde dat zijn zoon in een hoger team zou worden geplaatst en dat de sportclub excuses zou aanbieden voor vermeende discriminatie. De vader stelde dat zijn zoon, vanwege zijn Marokkaanse achtergrond, onterecht in team 10.3 was geplaatst in plaats van in het door hem gewenste team 9.1.

De procedure begon met een dagvaarding op 9 oktober 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 17 oktober 2024. De sportclub voerde aan dat de plaatsing van de jongen in team 10.3 een weloverwogen beslissing was, gebaseerd op beleidsvrijheid en de richtlijnen van de KNVB. De kantonrechter oordeelde dat de sportclub niet onrechtmatig had gehandeld en dat er geen bewijs was voor discriminatie. De vader werd verweten dat hij de situatie had geëscaleerd door zijn gedrag en communicatie met de club.

De kantonrechter wees de vorderingen van de vader af, inclusief de eis tot schadevergoeding en excuses. De vader werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van de sportclub. De uitspraak benadrukt het belang van spelplezier en ontwikkeling van kinderen in het amateurvoetbal, en de rol van ouders in dit proces.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 11299397 LV EXPL 24-50 RD/960
Kort geding vonnis van 31 oktober 2024
inzake
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: dr. D.B. Pathak (Stichting Juridisch Centrum),
tegen:
de vereniging
[gedaagde partij],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen de sportclub,
gedaagde partij,
verschenen bij [A] .

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding, met producties, van 9 oktober 2024 heeft [eisende partij] de sportclub opgeroepen voor de terechtzitting van 10 september 2024. Vervolgens is de mondelinge behandeling bepaald op 17 oktober 2024.
1.2.
De sportclub heeft op 15 oktober 2024 een schriftelijke reactie, met producties, ingediend. [eisende partij] heeft op 16 oktober 2024 een productie ingediend.
1.3.
Op de zitting is [eisende partij] verschenen met zijn gemachtigde. Namens de sportclub zijn [A] en [B] verschenen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De achtjarige zoon van [eisende partij] , [zoon] , voetbalt bij de sportclub.
2.2.
In het seizoen 2023/2024 was [zoon] ingedeeld in team 8.1.
2.3.
In het seizoen 2024/2025 is [zoon] ingedeeld in team 10.3.
2.4.
Het informatieboekje [gedaagde partij] bevat onder meer het volgende:
“(..) De teams worden volgens de KNVB richtlijnen ingedeeld. Het uitgangspunt is dat de spelers op leeftijd worden ingedeeld. Extra talentvolle/ambitieuze spelers kunnen in een hoger team komen, waarbij van de leeftijdsindeling wordt afgeweken. De jeugdcoördinator/senioren coördinator zullen in overleg de indelingen vaststellen. Dat hiermee niet aan alle wensen tegemoet gekomen kan worden moge voor zich spreken daar uiteindelijk wel gevoetbald dient te worden met complete teams. De coördinatoren hebben hierin dus het laatste woord.(..)”
2.5.
Op 17 juni 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen enerzijds [eisende partij] en anderzijds de heer [B] voorzitter, mevrouw [C] vertrouwenspersoon, de heer [D] hoofd jeugd onderbouw en de heer [E] leider team J08-1, waarbij onderwerp van gesprek is geweest het gedrag van [eisende partij] en de gebeurtenissen in de afgelopen periode.
2.6.
Op 24 juni 2024 zijn de teamindelingen bekend gemaakt.
2.7.
Bij brief van 25 juni 2024 heeft het hoofdbestuur bij monde van de heer [A] onder meer het volgende aan [eisende partij] medegedeeld:
“(..) Het afgelopen seizoen (2023-2024) hebben enkele negatieve ontwikkelingen bij JO-8,
tussen u, ouders en/of coördinator, plaatsgevonden die heden ten dage al dan niet zijn
uitgesproken. Het Hoofdbestuur heeft zowel jeugdcommissie als u nadrukkelijk
aangegeven dat wanneer in een eerder stadium aan de bel was getrokken de “schade”
zou zijn beperkt. Het Hoofdbestuur wil dan ook benadrukken de gehele situatie te
betreuren en middels dit schrijven enkele onduidelijkheden weg te nemen en gemaakte
afspraken met u voor de toekomst vast te leggen. Het Hoofdbestuur is zich terdege
bewust dat elke oorzaak een gevolg heeft, evenals dat hoor en wederhoor op een eerlijke
wijze dient plaats te vinden. Ofschoon er in het verleden gesprekken en Whats App
berichten tussen alle betrokkenen hebben plaatsgevonden, kan het Hoofdbestuur alleen
uit de hoedanigheid van belangenhartiger voor [gedaagde partij] optreden en met
dien verstande dat hierbij de club en de leden (expliciet voor deze casus jeugdlid [zoon]
[eisende partij] ) centraal staan.(..)”
(..)” Indeling [zoon] in Jeugdteam 10-3
Dinsdag 24 juni zijn de voorlopige teamindelingen voor de jeugd kenbaar gemaakt.
[zoon] is ingedeeld in jeugdteam 10-3. Zoals besproken wordt met de indeling
van jeugdteams rekening gehouden met verschillende zaken. Bij de indeling van de
jeugdteams staan speler als club centraal. De jeugdcommissie en HJO’s realiseren zich
dat niet aan alle wensen en verwachtingen van ouders tegemoet kunnen komen.
Ervaring leert echter dat de meeste kinderen na het kennismakingsmoment met veel
plezier bij het nieuwe team aansluiten. Het Hoofdbestuur is op de hoogte dat [zoon]
liever in het jeugdteam JHO 9-1 wordt opgenomen, maar respecteert vanuit club belang
de door de jeugdcommissie gemaakte keuze voor indeling in ander team. Afgesproken is
dat Hoofbestuur de ontwikkelingen nader zal volgen.(..)”
2.8.
Bij brief van 11 juli 2024 van mevrouw [F] verbonden aan de Stichting Juridisch Centrum aan het bestuur wordt gesommeerd [zoon] te plaatsen in team 10.1, excuses aan te bieden, en [eisende partij] tot een redelijk bedrag te compenseren en als daaraan niet wordt voldaan een kort geding zal worden gestart. Verder vermeldt de brief onder meer het volgende:
18. De handelingen van uw club, uw bestuur en uw medewerkers bevestigen discriminatie op basis van afkomst, levensovertuigingen ras. Uw club kan dan behoorlijk worden geroepen naar de rechters om verantwoord te dragen.
19. Voorts merk ik op dat uw betreurt over wat is gebeurt maar kunt u ook fatsoenlijk onderbouwen welke maatregelen heeft u genomen tegen deze handelingen? Waarom heeft u het kind welk met opzet naar een lager team 10.3 is ingedeeld en niet teruggeplaatst naar 9.1 waarin hij oorspronkelijk ingedeeld was? U betreurt maar dat helpt nergens mee, u biedt echter geen excuus eens. Heeft u mw. [G] naar psychiater verzonden voor haar xenofobische aandoeningen? Heeft u tegens agressie van dhr. [H] een coach gehuurd om hem te genezen?
20. Kortom, u heeft stelselmatig te kort geschoten aan uw verplichtingen als bestuur en de cliënt heeft u ernstig benadeeld. Uw acties constitueren tot onrechtmatige daad ex. art. 6:162 BW en leiden tot de vermogensschade art. 6:96 BW.(..)’
2.9.
Bij brief van 17 juli 2024 reageert het hoofdbestuur onder meer met het volgende:
“(..) In onze ogen ligt een oplossing in ieder geval niet in een kortgeding waarin u schadevergoeding gaat vorderen, als een kortgeding daar al geschikt voor zou zijn.
Wij beginnen graag met het belang van [zoon] voorop te stellen. Voor de duidelijkheid, tot en met het 10e jaar spelen kinderen in het amateurvoetbal onder begeleiding van een spelbegeleider, doen winst en verlies er niet toe en gaat het om het spelplezier van de kinderen en het verder ontwikkelen van hun vaardigheden in een zo veilig mogelijke omgeving.
Ouders spelen daar een belangrijke rol in. Hun houding en gedrag bepaalt mede de sfeer in en rond teams. Veelal zijn ouders ook betrokken als leider en trainer. Als vereniging is het altijd een hele toer om de begeleiding van teams ingevuld te krijgen. Wij zijn blij dat heel wat ouders daarin ook een rol willen spelen, zeker bij de teams van de jongere kinderen. Soms zien we ook dat sommige ouders te betrokken zijn en soms zelfs claimend. Er zijn zelfs ouders die nauwkeurig bijhouden hoe vaak hun kind gewisseld wordt in verhouding tot hun teamgenoten. Ook zien we ouders die zelfs bij iedere training van hun kind aanwezig zijn waarmee zij hun kind daarmee niet altijd de ruimte bieden om zich vrijelijk in een team en in hun sport verder te ontwikkelen. Uw cliënt is daar
helaas een voorbeeld van.(..)”
Wij hebben inmiddels een verkennend contact gehad met de KNVB. De KNVB biedt de mogelijkheid aan clubs om vanuit de KNVB een mediator aan te stellen, die het gesprek kan aangaan met de betrokken partijen. Alle partijen zullen kritisch naar zichzelf moeten kijken en zullen ook bereid moeten zijn vooruit te kijken. Zo hebben we onder andere al met uw cliënt besproken dat het zeerwenselijk zou zijn (ook om de druk er wat van af te halen) om de komende periode na de zomerstop een time-out in acht te nemen, waarbij we de tijd nemen tot aan de winterstop om te bevorderen dat [zoon] weer plezier in het voetbal krijgt en uw cliënt ook toezegt om in ieder geval tot aan bijvoorbeeld de herfstvakantie even een periode niet op de club te komen, geen trainers, leidersof andere betrokkenen bij de club een-op-een te benaderen (ook niet per app of telefoon) en gewoon zijn zoon de ruimte te geeft om zich te ontwikkelen als voetballer en het plezier in het spel te behouden. In een-op-een gesprekken die we met hem daarover hebben gehad heeft hij ook zijn eigen rol wel willen erkennen en ook wel aangegeven dat hij zelf ook dingen niet goed heeft gedaan
en dat het misschien inderdaad wel een goed idee zou zijn om even afstand te nemen, juist ook in het belang van [zoon] .
Uw brief wijst echter op het tegendeel………………..(..)”

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om de sportclub aansprakelijk te verklaren en te veroordelen:
tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 12.000,00;
tot betaling van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel, met een maximum van € 100.000,00, totdat het kind naar gewenst team 9.1 is ingedeeld en een openbaar en ondubbelzinnig excuus door de sportclub is aangeboden;
de sportclub te veroordelen in de proceskosten van [eisende partij] .
3.2.
[eisende partij] stelt, kort samengevat, dat [zoon] door de sportclub structureel wordt achtergesteld en gediscrimineerd. [zoon] heeft een voorsprong op de andere kinderen en dat wordt hem door zijn Marokkaanse achtergrond niet gegund. Hij is ten onrechte in team 10.3 geplaatst. Volgens [eisende partij] hoort zijn zoon in team 9.1 thuis. De handelwijze van de sportclub heeft [zoon] en zijn ouders ernstig gekwetst en zal hen langdurig benadelen. [eisende partij] vordert dan ook een voorschot op de geleden schade. Er is sprake van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter moet dan ook onverwijld ingrijpen.
3.3.
De sportclub voert, kort samengevat, als verweer aan dat zij zich niet schuldig maakt aan discriminatie en onrechtmatig handelen. Zij heeft [zoon] weloverwogen in team 10.3 geplaatst. [eisende partij] accepteert deze plaatsing echter niet en dat heeft bij hem geleid tot een aanhoudende stroom van verwijten, grensoverschrijdend gedrag en terugkerende bemoeienissen met de jeugdleider, ouders, jeugdcoördinator en het hoofd jeugdopleidingen voor, tijdens en na de wedstrijden van [zoon] . De sportclub heeft toegezegd om de plaatsing van [zoon] bij de winterstop nader te bekijken. Dit is voor [eisende partij] echter niet acceptabel. De sportclub betwist dat er sprake is van een spoedeisend belang.

4.De beoordeling

Opmerking vooraf
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het hier gaat om een geschil tussen partijen over de plaatsing van een achtjarige jongen in een voetbalteam. Uitgangspunt is dat tot en met het 10e jaar kinderen in het amateurvoetbal onder begeleiding van een spelbegeleider spelen, waarbij winst en verlies er niet toe doet en waar het gaat om het spelplezier van de kinderen en het verder ontwikkelen van hun vaardigheden in een zo veilig mogelijke omgeving. Ouders spelen hierbij een belangrijke rol.
Dit geschil is inmiddels naar het oordeel van de kantonrechter onnodig geëscaleerd en doorkruist het hierboven beschreven uitgangspunt. Deze escalatie is (voor een groot deel) toe te rekenen aan [eisende partij] , en nadien nog eens versterkt door de wijze waarop zijn gemachtigde in deze zaak heeft opgetreden. [eisende partij] laat zich onvoldoende aanspreken op houding en gedrag. Hij volhardt in zijn standpunten ondanks pogingen van de sportclub om het gesprek en de situatie omtrent de plaatsing van [zoon] in normale banen te leiden. Een en ander blijkt uit de aanhoudende stroom en toon van WhatsApp berichten die [eisende partij] aan leden van het bestuur van de sportclub stuurt. De gemachtigde van [eisende partij] heeft voorafgaand en tijdens de procedure evenmin aangestuurd op een minnelijke oplossing en door zijn toon de verhoudingen verder onder druk gezet.
Kern van het geschil
4.2.
Thans moet beoordeeld worden of de sportclub, als gevolg van de plaatsing van [zoon] in team 10.3, onrechtmatig heeft gehandeld, en/of [zoon] in team 9.1 moet worden geplaatst en/of een voorschot op de ontstane schade en het aanbieden van excuses door de sportclub toewijsbaar is.
4.3.
[eisende partij] vordert onder andere plaatsing van zijn zoon [zoon] in team 9.1 van de sportclub. De kantonrechter gaat er, hoewel dit door [eisende partij] niet is gesteld, van uit dat laatstgenoemde deze plaatsing vordert als wettelijk vertegenwoordiger van [zoon] . Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding neemt de kantonrechter aan dat [eisende partij] deze zowel voor zichzelf als in zijn rol als wettelijk vertegenwoordiger van [zoon] vordert.
Spoedeisend belang
4.4.
De kantonrechter komt eerst toe aan beoordeling van de onder 4.2 genoemde geschilpunten, indien naar zijn oordeel sprake is van een rechtens te respecteren spoedeisend belang bij toewijzing van die vorderingen. De kantonrechter is van oordeel dat de vordering tot plaatsing van [zoon] in team 9.01 naar zijn aard spoedeisend is, omdat een bodemprocedure niet kan worden afgewacht, terwijl het voetbalseizoen al een aanvang heeft genomen.
4.5.
Dit geldt echter niet voor de overige vorderingen. De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een spoedeisend belang aan de zijde van [zoon] en [eisende partij] ten aanzien van de geldvordering en de gevorderde (publieke) excuses. Ter onderbouwing van dit belang voert [eisende partij] aan dat hij en zijn gezin door de reputatie- en imagoschade niet langer met respect en trots in de maatschappij kunnen leven. Verder wordt [zoon] , volgens [eisende partij] , door de plaatsing in team 10.3 geschaad in zijn groei en ontwikkeling. [eisende partij] stelt wel dat hij, [zoon] en het gezin door de handelwijze van de sportclub reputatie- en imagoschade lijden, maar hij onderbouwt niet waar deze schade concreet uit bestaat. Hij onderbouwt evenmin waarom het op korte termijn noodzakelijk zou zijn om maatregelen te nemen om deze schade op te heffen of te beperken. Mocht al sprake zijn van reputatieschade dan heeft [eisende partij] , zoals onder 4.1 overwogen, door zijn opstelling en handelen een overwegend aandeel in de thans ontstane situatie. Niet is verder gebleken dat [zoon] door de plaatsing in team 10.3 wordt geschaad in zijn groei en ontwikkeling,
4.6.
Met betrekking tot een geldvordering in kort geding, zoals het door [eisende partij] gevorderde voorschot op de schadevergoeding, geldt bovendien dat terughoudendheid op zijn plaats is. Het bestaan van een geldvordering moet niet alleen voldoende aannemelijk zijn, maar daarnaast moet sprake zijn van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter ook het restitutierisico betrekken. Dat is het risico van onmogelijkheid van terugbetaling voor het geval de bodemrechter anders mocht beslissen. [eisende partij] onderbouwt niet waarom er een spoedeisend belang bestaat bij toekenning van een voorschot op de door hem gestelde schade. Bovendien staat het restitutierisico toekenning van dit voorschot ook nog eens in de weg. Daarnaast heeft [eisende partij] de schade en de hoogte van de schade op geen enkele wijze onderbouwd.
Onrechtmatig handelen door plaatsing in team 10.3
4.7.
De kantonrechter overweegt daartoe het volgende. In kort geding procedures moet aan de hand van het door partijen gestelde, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de op snelheid gerichte procedure, de vraag worden beantwoord of de hiervoor omschreven vordering (tot plaatsing van [zoon] in team 9.01) van [eisende partij] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de door hen gevraagde voorzieningen gerechtvaardigd is.
4.8.
[eisende partij] stelt dat de sportclub onrechtmatig handelt jegens hem en [zoon] door [zoon] niet te plaatsen in team 9.01. en dat de sportclub zich schuldig heeft gemaakt aan discriminatie bij de plaatsing van [zoon] in team 10.03. De kantonrechter volgt [eisende partij] niet in zijn standpunt.
4.9.
De sportclub heeft beleidsvrijheid bij het plaatsen van een speler in een team, zoals volgt uit het informatieboekje [gedaagde partij] . Plaatsing in een team wordt per seizoen bepaald door de jeugdcoördinator. Daarbij wordt rekening gehouden met verschillende factoren zoals vriendjes en vriendinnetjes en het niveau van de speler ten opzichte van zijn leeftijdsgenoten. Extra talentvolle of ambitieuze spelers kunnen in een hoger team komen, waarbij van de leeftijdsindeling wordt afgeweken. [zoon] is door de jeugdcoördinator ingedeeld in team 10.3. Dat alles houdt verband met het optreden van [eisende partij] , waarbij verschillende incidenten zich hebben voorgedaan het afgelopen seizoen tussen de teamleider, de jeugdcoördinator, bestuur en andere ouders. Nadat door [eisende partij] daarover is geklaagd heeft het bestuur de plaatsing van [zoon] in team 10.03 nog eens bevestigd. Het ontbreekt [eisende partij] aan enig zelfinzicht en hij gaat er aan voorbij dat zijn handelen nu juist niet in het belang van [zoon] is. Het bestuur heeft getracht steeds in gesprek te blijven met [eisende partij] en voorgesteld om met behulp van de KNVB een mediation traject in te zetten. [eisende partij] wenst daar geen medewerking aan te verlenen. Bovendien heeft de sportclub aangegeven de plaatsing van [zoon] bij de winterstop nader opnieuw te willen beoordelen.
4.10.
Van discriminatie, zoals door [eisende partij] veelvuldig is gesteld is naar het oordeel van de kantonrechter op geen enkele wijze gebleken. De sportclub heeft gebruik gemaakt van haar beleidsvrijheid bij de plaatsing van [zoon] . Verder is niet gebleken dat [zoon] op dit moment in team 10.3 onder zijn kunnen speelt. De enkele stelling van [eisende partij] dat het iedereen duidelijk is dat [zoon] in een hoger team hoort is daartoe onvoldoende.
4.11.
Gelet op het bovenstaande is voorshands niet gebleken dat de sportclub onrechtmatig tegenover [eisende partij] en [zoon] heeft gehandeld en laat staan dat de sportclub daarvoor excuses aan zou moeten bieden. De vordering van [eisende partij] zal dan ook afgewezen worden.
4.12.
[eisende partij] zal in de proceskosten van de sportclub veroordeeld worden. Deze kosten worden begroot op € 100,00 voor het bijwonen van de zitting door leden van het bestuur van de sportclub.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de sportclub, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 100,00;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.