ECLI:NL:RBMNE:2024:605

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
24/63, 64, 66
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een herstructureringsdeskundige in het kader van de WHOA-procedure met internationale implicaties

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking gegeven in een zaak waarin een besloten vennootschap, aangeduid als [verzoekster] B.V., verzocht om de benoeming van een herstructureringsdeskundige in het kader van de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). [verzoekster] verkeert in een dreigende insolventiesituatie, waarbij zij een schuld van meer dan $ 25 miljoen aan de buitenlandse rechtspersoon [belanghebbende] LLC heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de benoeming van een herstructureringsdeskundige noodzakelijk is om de belangen van de schuldeisers te beschermen en om een akkoord voor te bereiden. De herstructureringsdeskundige zal ook als buitenlandse vertegenwoordiger optreden, zodat zij in de Verenigde Staten stappen kan ondernemen om de afwikkeling van de schulden te bevorderen.

De rechtbank heeft een afkoelingsperiode van vier maanden afgekondigd, waarin verhaalsacties door schuldeisers zijn beperkt. Dit is gedaan om [verzoekster] de gelegenheid te geven om een akkoord voor te bereiden zonder de druk van verdere verhaalsmaatregelen. De rechtbank heeft ook de opheffing van eerder gelegde conservatoire beslagen toegestaan, mits [verzoekster] zekerheid stelt voor het bedrag van de beslagen. De herstructureringsdeskundige, mevrouw mr. M. de Groot, is aangesteld om de herstructurering te begeleiden en zal de belangen van alle betrokken partijen behartigen. De rechtbank benadrukt dat de herstructureringsdeskundige onafhankelijk moet opereren en dat haar rol cruciaal is voor het succes van de WHOA-procedure.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Toezicht
Locatie Lelystad
rekestnummer: FT RK 24/63, 24/64 en 24/66
uitspraakdatum: 9 februari 2024
beschikking op het verzoek van:
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
hierna te noemen: “ [verzoekster] ”,
advocaten: mrs. M.A. Broeders en D.T. van Loggerenberg te Amsterdam,
belanghebbende:
de rechtspersoon naar buitenlands recht
[belanghebbende] LLC,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] (Delaware; Verenigde Staten van Amerika)
hierna te noemen: “ [belanghebbende] ”,
advocaten: mrs. M.G. Goorts en F. Sereke te Eindhoven.

1.Inleiding

1.1.
[verzoekster] , een in Nederland gevestigde onderneming, is verwikkeld in een geschil met [belanghebbende] , een in de Verenigde Staten van Amerika (“VS”) gevestigde onderneming. [verzoekster] is veroordeeld tot betaling van een bedrag van ruim $ 25 miljoen. [verzoekster] stelt dat zij dit bedrag niet kan betalen, zodat sprake is van een dreigende insolventie.
1.2.
De rechtbank geeft in deze beslissing enkele voorzieningen om zoveel mogelijk van de waarde van de onderneming van [verzoekster] te beschermen en deze waarde door middel van een aan te bieden akkoord aan de schuldeisers en aandeelhouders ten goede te laten komen. De rechtbank benoemt onder meer een herstructureringsdeskundige, zodat de bestaande verhaalsmogelijkheden worden veiliggesteld, onderzoek kan plaatsvinden in de administratie van [verzoekster] en een akkoord kan worden voorbereid en aangeboden aan de schuldeisers van [verzoekster] . De herstructureringsdeskundige wordt aangewezen als buitenlandse vertegenwoordiger van [verzoekster] , zodat zij ook in de VS stappen kan ondernemen om een efficiënte afwikkeling van de vordering van [belanghebbende] te bevorderen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van 23 januari 2024,
- de zienswijze van [belanghebbende] van 1 februari 2024.
2.2.
De verzoeken zijn op 5 februari 2024 in raadkamer behandeld. Ter zitting zijn verschenen:
- mevrouw [A] , (indirect) bestuurder [verzoekster] ,
- de heer [B] , (indirect) bestuurder [verzoekster] ,
- de heer mr. M.A. Broeders, voornoemd,
- de heer mr. J. Homan, advocaat [verzoekster] ,
- de heer mr. M.A. de Kroon, advocaat [verzoekster] .
2.3.
Via een videoverbinding hebben aan de zitting deelgenomen:
- mevrouw [C] , adviseur [onderneming 1 (B.V.)] ,
- de heer [D] , adviseur [onderneming 1 (B.V.)] ,
- de heer mr. M.G. Goorts, voornoemd,
- mevrouw mr. F. Sereke, voornoemd.

3.De feiten

3.1.
[verzoekster] is onderdeel van de [naam] . Deze groep vormt een ontwerp- en productieonderneming van machines voor de levensmiddelenmiddelenindustrie, met in totaal circa 119 werknemers. Bij [verzoekster] zijn circa 15 personen werkzaam. Binnen de [naam] functioneert [verzoekster] als verkoper van machines en apparatuur voor de levensmiddelenindustrie. [verzoekster] is wereldwijd vanuit Nederland actief en bedient met name grotere partijen in de markt voor de productie van snoepgoed. [verzoekster] had per 31 december 2023 een balanstotaal van ruim € 200.000 en een omzet van ruim € 13 miljoen.
Geschil [belanghebbende]
3.2.
[verzoekster] verleent ook diensten aan [belanghebbende] , een producent van [.] -gebaseerd snoepgoed. Op 31 juli 2018 heeft [verzoekster] aan [belanghebbende] een systeem verkocht voor de productie van verschillende typen [.] . [belanghebbende] wilde het systeem gaan gebruiken in haar productiefaciliteit op een locatie in [plaats 1] . De koopsom voor het systeem bedroeg € 2.432.620.
3.3.
[verzoekster] heeft het systeem in juli 2019 bij [belanghebbende] geïnstalleerd. Het systeem voldeed volgens [belanghebbende] niet aan de koopovereenkomst, op grond waarvan zij op 26 mei 2021 een procedure tegen [verzoekster] is begonnen in de VS. Deze procedure is gevoerd ten overstaan van de Superior Court of California, County of Sonoma [1] . [belanghebbende] heeft een bedrag van circa $ 48 miljoen gevorderd. [belanghebbende] procedeert ook tegen andere van de [naam] , te weten: de besloten vennootschappen [onderneming 2 (B.V.)] en [onderneming 3 (B.V.)]
3.4.
Een jury heeft [verzoekster] op 20 oktober 2023 veroordeeld om aan [belanghebbende] te betalen een schadevergoeding (na aftrek van een tegenvordering van [verzoekster] ) van $ 20.943.410,16, nader vast te stellen advocatenkosten en een rente van 10%. [belanghebbende] heeft de advocaatkosten beraamd op $ 4.919.932,23. Op 27 oktober 2023 heeft de Superior Court het oordeel van de jury bevestigd. Daarbij werd ook een
temporary restraining orderafgegeven, op grond waarvan [verzoekster] verplicht is transacties met een belang van meer dan € 50.000 openbaar te maken en het haar is verboden activa over te dragen buiten haar normale bedrijfsuitoefening.
3.5.
Op 10 maart 2023 is [belanghebbende] een procedure begonnen bij de Superior Court tegen [onderneming 2 (B.V.)] en [onderneming 3 (B.V.)] In die procedure beschuldigt [belanghebbende] deze entiteiten van frauduleuze onttrekkingen aan het vermogen van [verzoekster] (
actual fraudulent transfer) en onrechtmatige bemoeienis (
tortious interference).
3.6.
[verzoekster] heeft verschillende rechtsmiddelen ingesteld. [belanghebbende] kan echter de beslissing in de VS in beginsel onmiddellijk ten uitvoer leggen. In Nederland heeft [belanghebbende] op 3 november 2023 verlof gekregen van deze rechtbank om conservatoire beslagen te leggen onder groepsvennootschappen van [verzoekster] en de coöperatie Coöperatieve Rabobank U.A. (Rabobank). Het beslag onder de groepsvennootschappen werd op 6 november 2023 gelegd. Het beslag onder de Rabobank werd op 6, 14 en 21 november 2023 gelegd. Het beslagverlof is door deze rechtbank verleend onder de voorwaarde dat [belanghebbende] na het eerst gelegde beslag een procedure zou starten om de in de VS gegeven beslissingen in Nederland te laten erkennen. [belanghebbende] is deze procedure op 5 december 2023 gestart.
3.7.
De beslagen onder de groepsvennootschappen hebben geen doel getroffen. De herhaalde beslagen onder de Rabobank zijn gelegd:
op 6 november 2023, toen waren saldi aanwezig van: $ 2.237,94 en € 12.599,72;
op 14 november 2023, toen waren saldi aanwezig van: $ 2.237,94 en € 16.180,29;
op 21 november 2023, toen waren saldi aanwezig van: $ 2.237,94 en € 25.236,20.
3.8.
Het totaalbedrag waarvoor het conservatoir beslag is gelegd, zijnde € 27.299,77.
Voorbereidingen akkoord
3.9.
[verzoekster] is begonnen met de voorbereidingen van een akkoord. Zij heeft daartoe een startverklaring gedeponeerd bij de griffie van deze rechtbank. [verzoekster] heeft aan [onderneming 1 (B.V.)] gevraagd een liquidatie- en reorganisatiewaarde vast te stellen. De voorlopige conclusie van [onderneming 1 (B.V.)] is dat de liquidatiewaarde € 102.150 bedraagt en dat de reorganisatiewaarde ligt tussen € 1,2 en € 4,2 miljoen.
3.10.
[verzoekster] heeft haar ondernemingsraad op 15 januari 2024 op de hoogte gebracht van het voornemen te vragen om de benoeming van een herstructureringsdeskundige.

4.Het verzoek van [verzoekster]

4.1.
heeft gevraagd om:
een beperkte afkoelingsperiode te gelasten,
om opheffing van de gelegde beslagen,
een herstructureringsdeskundige te benoemen, en
een buitenlandse vertegenwoordiger aan te wijzen of te bepalen dat de benoeming van een buitenlandse vertegenwoordiger aan [verzoekster] zelf is.
4.2.
Gezien de agressieve processtrategie van [belanghebbende] is er een reële verwachting dat [belanghebbende] zal doorgaan met het treffen van verdere verhaalsmaatregelen. Bijvoorbeeld door opnieuw beslagen te leggen onder groepsvennootschappen en de Rabobank, maar ook door het leggen van beslag onder klanten van [verzoekster] . Dit vormt een bedreiging voor de voortzetting van de onderneming van [verzoekster] .
4.3.
De beslagen, alsook mogelijke toekomstige beslagen, hebben tot gevolg dat [verzoekster] onvoldoende kan beschikken over de gelden die noodzakelijk zijn voor de voortzetting van haar activiteiten. Bijvoorbeeld de betalingen aan de werknemers van [verzoekster] zouden daardoor in gevaar komen. In algemene zin geldt dat de huidige onzekere situatie het vertrek van (cruciale) medewerkers tot gevolg kan hebben. [verzoekster] wil in verband met de voortzetting van haar onderneming vrij kunnen beschikken over haar bankrekeningen. Zij verzoekt daarom tot opheffing van de beslagen, zodat zij kan beschikken over de door het beslag getroffen gelden, en zij ook daarmee aan haar lopende verplichtingen kan blijven voldoen. [verzoekster] verzoekt ook het beslag onder de groepsvennootschappen op te heffen om effectief de voortzetting van de onderneming van [verzoekster] ten aanzien van uit te voeren orders niet te belemmeren.
4.4.
Een afkoelingsperiode kan eventueel via een Chapter 15-procedure in de VS worden erkend, en kan aldaar de nodige
reliefbieden. De procedures in de VS kunnen worden geschorst, zodat [verzoekster] in rust en stabiliteit een akkoord kan voorbereiden. Daarmee worden dan ook onnodige kosten in het kader van de
post judgment discoveryprocedure bespaard.
4.5.
Indien [verzoekster] in staat wordt gesteld de WHOA-procedure te doorlopen met een normale voortzetting van de door haar gedreven onderneming, en met medewerking van de overige betrokken belanghebbenden, zal dit leiden tot een aanzienlijk beter resultaat voor de gezamenlijke schuldeisers (met inbegrip van [belanghebbende] ) dan het alternatief van een faillissement of een uitwinning. [verzoekster] verwijst hiervoor naar het waarderingsrapport van [onderneming 1 (B.V.)] .
4.6.
[verzoekster] wenst een herstructureringsdeskundige te laten benoemen. Dit verzoek is ingegeven vanuit de gedachte dat de benoeming van een onafhankelijke herstructureringsdeskundige het vertrouwen in het proces en daarmee de slagingskans van de akkoordprocedure kan vergroten. De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige is dus een (in)directe meerwaarde voor de gezamenlijke schuldeisers en de slagingskans van het akkoord.
4.7.
Om ervoor te zorgen dat de gevraagde afkoelingsperiode en andere beslissingen van de rechtbank, zullen worden erkend en uitgevoerd in het buitenland, waaronder ook de VS, is het belangrijk een
foreign representative(buitenlandse vertegenwoordiger) te benoemen. Deze buitenlandse vertegenwoordiger kan namens [verzoekster] iedere voorziening vragen in elke andere jurisdictie waar erkenning van een
foreign mainof
foreign non-mainprocedure passend zou zijn om de wereldwijde herstructurering van [verzoekster] te bewerkstelligen.

5.De zienswijze van [belanghebbende]

5.1.
heeft een schriftelijke zienswijze ingediend en deze ter zitting toegelicht. [belanghebbende] heeft gevraagd de verzoeken van [verzoekster] af te wijzen. Haar standpunt is hierna verkort weergegeven.
5.2.
[belanghebbende] was genoodzaakt om een procedure tegen [verzoekster] aanhangig te maken bij de Superior Court. Na een jarenlange rechtszaak, waaronder een
jury trialvan zes weken, veroordeelde op 20 oktober 2023 de jury [verzoekster] . Op basis hiervan wees de rechter vervolgens op 27 oktober 2023 een vonnis. [belanghebbende] was als gevolg van de tekortkomingen van [verzoekster] genoodzaakt haar activiteiten stil te leggen, met als gevolg het ontslag van 24 werknemers en een verlies van € 43 miljoen.
5.3.
Het heeft er alle schijn van dat [verzoekster] een WHOA-procedure aangrijpt om onder haar betalingsverplichting aan [belanghebbende] uit te komen. Dit roept niet alleen vragen op over de rechtvaardigheid van de situatie, maar wekt ook de suggestie van mogelijk misbruik van het WHOA-instrument. De vraag rijst of [verzoekster] het WHOA-traject is gestart en de afkoelingsperiode heeft verzocht om te vermijden dat zij volledige openheid van zaken moet geven over haar financiële situatie in de lopende procedure in de VS. In een
post-judgment discoveryprocedure kan namelijk worden bepaald dat bepaalde documenten moeten worden vrijgegeven, waardoor ook eventuele onregelmatigheden aan het licht komen (waarover hierna meer). De WHOA-procedure voorziet niet in de mogelijkheid van een onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden.
5.4.
Er is geen noodzaak voor het verlenen van een afkoelingsperiode. De rechtbank heeft aan [belanghebbende] verlof verleend om maximaal drie keer conservatoir beslag te leggen. Dit beslagverlof is reeds volledig uitgevoerd. [belanghebbende] heeft zich van begin af aan onthouden van beslaglegging onder de klanten van [verzoekster] en heeft hiervoor ook geen verlof gevraagd. [belanghebbende] is ook niet bekend met de klanten van [verzoekster] (voor zover die er al zijn).
5.5.
Het is de vraag of de procedures via een Chapter 15-procedure kunnen én zullen worden gestaakt. Immers, in Nederland leidt de afkondiging van een afkoelingsperiode niet tot een schorsing van procedures. De schorsing van de procedures zou [verzoekster] ten onrechte de mogelijkheid bieden om zich te onttrekken aan de openbaarmaking van gegevens, waardoor de transparantie verloren gaat en het rechtsproces wordt verstoord, hetgeen mogelijk tot een onrechtvaardig resultaat leidt. Verder zou hierdoor de omvang van de vordering van [belanghebbende] in het kader van een aan te bieden akkoord niet kunnen worden vastgesteld.
5.6.
[belanghebbende] plaatst haar vraagtekens bij de cijfers die [verzoekster] presenteert. Daarnaast is de gepresenteerde reorganisatie- en liquidatiewaarde door [onderneming 1 (B.V.)] indicatief van aard. De onderliggende prognoses waarop zij zijn gebaseerd, zijn afkomstig van [verzoekster] zelf.

6.De verdere beoordeling

6.1.
De rechtbank heeft in de tussenbeschikking van 23 januari 2024 voorshands een afkoelingsperiode gelast. De rechtbank volhardt bij hetgeen is overwogen en beslist in haar tussenbeschikking, voor zover daarvan in het navolgende niet wordt afgeweken.
6.2.
De beslotenheid van de akkoordprocedure en de bevoegdheid van de rechtbank werden vastgesteld in de tussenbeschikking. Geen van partijen heeft gevraagd om op die beslissingen terug te komen.

7.De afkoelingsperiode

7.1.
[verzoekster] heeft een startverklaring gedeponeerd en toegezegd dat zij binnen twee maanden een akkoord zal aanbieden, zodat het verzoek om verlening van een afkoelingsperiode kan worden ontvangen.
7.2.
Het verzoek tot het afkondigen van een (definitieve) afkoelingsperiode wordt toegewezen als aan drie vereisten is voldaan, namelijk (1) dat dit noodzakelijk is om de door [verzoekster] gedreven onderneming te kunnen blijven voortzetten, (2) dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers hierbij zijn gediend en (3) dat de door de afkoelingsperiode getroffen derden niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
Noodzakelijkheid van de afkoelingsperiode
7.3.
[verzoekster] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat een afkoelingsperiode noodzakelijk is om de door haar gedreven onderneming gedurende de voorgenomen herstructurering voort te kunnen blijven zetten. Hoewel het door [belanghebbende] verkregen beslagverlof inmiddels is uitgewerkt, is er nog altijd sprake van een voldoende concrete dreiging dat [belanghebbende] nadere maatregelen zal treffen. Op het moment dat [belanghebbende] in de VS of in Nederland een executoriale titel zou krijgen, kan zij immers zonder meer opnieuw beslagen laten leggen, waaronder beslagen elders in de wereld. Het is nu juist de bedoeling van de afkoelingsperiode dat de totstandkoming van een akkoord in relatieve rust, zonder een dergelijke dreiging kan worden onderzocht.
Belangen gezamenlijke schuldeisers
7.4.
Op grond van hetgeen [verzoekster] heeft gesteld, is voldoende aannemelijk dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers van [verzoekster] bij een afkoelingsperiode zijn gediend. Er is voldoende zicht op een herstructurering, terwijl aannemelijk is dat gedurende de afkoelingsperiode de positie van de gezamenlijke schuldeisers niet zal verslechteren. Daarbij is het volgende van belang.
7.5.
Het is aannemelijk dat de waarde die voor de gezamenlijke schuldeisers beschikbaar komt in het geval van een faillissement, aanzienlijk lager is dan de waarde die kan worden gerealiseerd met de totstandkoming van een akkoord. [onderneming 1 (B.V.)] heeft op verzoek van [verzoekster] een inschatting gemaakt van de meerwaarde van een reorganisatie. Anders dan [belanghebbende] heeft gesteld, is in dit stadium van de WHOA-procedure voldoende dat een inschatting van die waarden wordt gemaakt. Inhoudelijke bezwaren tegen de voorlopige waarderingen heeft [belanghebbende] niet gemaakt.
7.6.
[belanghebbende] heeft gesteld dat een curator in een faillissement onderzoek kan doen naar onrechtmatigheden, zodat de gezamenlijke schuldeisers meer belang bij een faillissement van [verzoekster] hebben. [verzoekster] heeft ter zitting een toelichting gegeven bij de veranderende balansposten in haar jaarrekening en het afgenomen balanstotaal. [belanghebbende] heeft, gelet op deze toelichting van [verzoekster] , onvoldoende concreet gesteld van welke onrechtmatigheden sprake zou kunnen zijn. Daarbij is van belang dat de hierna te benoemen herstructureringsdeskundige op dit punt onderzoek kan doen. De rechtbank is met [belanghebbende] van oordeel dat de enorme wijzigingen in de balansposten van [verzoekster] vanaf 2021 (toen [verzoekster] door de
jurywas veroordeeld), onderwerp zouden moeten zijn van nader onderzoek. [verzoekster] is in het kader van een WHOA-procedure gehouden op dit punt alle informatie te verschaffen aan de te benoemen herstructureringsdeskundige.
Belangen individuele schuldeisers
7.7.
Vervolgens is de vraag of de belangen van individuele schuldeisers door afkondiging van de afkoelingsperiode worden geschaad en of het nodig is voorzieningen te treffen om die belangen te waarborgen. Uit de stellingen van [belanghebbende] volgt niet op welke wijze haar belangen zouden worden geschaad door afkondiging van een afkoelingsperiode.
7.8.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om een afkoelingsperiode van vier maanden te gelasten, ingaande op de datum van de tussenbeschikking.

8.De opheffing van beslagen

8.1.
De rechtbank kan op verzoek van (onder meer) [verzoekster] beslagen opheffen [2] . Of een beslag moet worden opgeheven is afhankelijk van een belangenafweging. Het belang van de [belanghebbende] bij handhaving van het beslag zal moeten worden afgezet tegen het belang van [verzoekster] bij opheffing van het beslag en de noodzaak daarvan om de onderneming voort te kunnen zetten in het belang van de gezamenlijke schuldeisers.
8.2.
Zoals hiervoor werd overwogen, is het in het belang van de gezamenlijke schuldeisers dat de onderneming van [verzoekster] wordt voortgezet. [verzoekster] heeft belang bij het ongestoord kunnen gebruiken van haar bankrekening. De stelling van [verzoekster] dat dit ingevolge het beslag van [belanghebbende] niet mogelijk is, werd onvoldoende gemotiveerd weersproken.
8.3.
Het belang van [belanghebbende] is erin gelegen dat het in beslag genomen saldo ad € 27.299,77 voor verhaal beschikbaar blijft. Op basis van het verhandelde ter zitting, volgt dat [verzoekster] dit bedrag niet nodig heeft om haar onderneming te kunnen voortzetten. Uit de door [verzoekster] gepresenteerde liquiditeitsbegroting blijkt dat de beschikbare cash door voortzetting van de onderneming zal toenemen. Als gevolg hiervan is op dit moment een vrij saldo beschikbaar van ruim € 40.000. [verzoekster] heeft dus onvoldoende belang bij vrijgave van het beslagen bedrag.
8.4.
Het verzoek tot opheffing van de beslagen zal worden toegewezen, maar met de voorwaarde dat voor een bedrag van € 27.299,77 zekerheid wordt gesteld. Dit om ervoor te zorgen dat [belanghebbende] eenvoudig verhaal kan nemen op het moment dat de afkoelingsperiode verstrijkt zonder dat een definitieve regeling tussen partijen tot stand komt. Het stellen van zekerheid kan bijvoorbeeld door gedurende de afkoelingsperiode voormeld bedrag te deponeren op de derdengeldenrekening van de advocaat van [verzoekster] of een bankgarantie te stellen.
8.5.
De beslagen die [belanghebbende] heeft gelegd onder tot de groep van [verzoekster] behorende vennootschappen hebben niets getroffen. [verzoekster] heeft haar belang bij opheffing van deze beslagen onvoldoende onderbouwd, zodat haar verzoek op dit punt zal worden afgewezen.

9.De benoeming van een herstructureringsdeskundige

9.1.
Een door [verzoekster] ingediend verzoek tot aanwijzing van een herstructureringsdeskundige wordt toegewezen als zij verkeert in een toestand waarin het redelijkerwijs aannemelijk is dat zij met het betalen van haar schulden niet zal kunnen voortgaan. [3] Dit houdt in dat [verzoekster] nog in staat is om haar lopende verplichtingen te voldoen, maar voorziet dat er geen realistisch perspectief bestaat om een toekomstige insolventie af te wenden, als de schulden niet worden geherstructureerd. [4]
9.2.
Anders dan [belanghebbende] heeft gesteld, is bij beoordeling van het bestaan van deze toestand niet van belang dat [verzoekster] in staat is haar (kleinere) schuldeisers te betalen dan wel een betalingsregeling met hen te treffen. In het kader van artikel 370 Fw is voldoende dat insolventie, met onbetaalde vorderingen van meerdere schuldeisers tot gevolg, van [verzoekster] een voorzienbaar gevolg is van niet ingrijpen. Dit heeft negatieve gevolgen voor alle schuldeisers en aandeelhouders. Zij hebben er daarom belang bij samen te werken bij het verhalen van hun vorderingen of het herstructureren van de vordering van [belanghebbende] . Het is niet relevant dat de voorzienbare insolventie het gevolg is van de omvang van de vordering van één schuldeiser of één klasse van schuldeisers, zoals in dit geval [belanghebbende] . [verzoekster] heeft ter zitting verklaard dat zij een akkoord wil aanbieden waarbij niet alleen de schuld aan [belanghebbende] wordt betrokken, maar ook de vorderingen van de Belastingdienst, UWV en groepsmaatschappijen, zodat uiteindelijk van een collectieve procedure sprake zal zijn.
9.3.
Het is voldoende aannemelijk dat bij uitoefening van de rechten van [belanghebbende] een insolventie van [verzoekster] uiteindelijk onvermijdelijk zal zijn. In dit geval staat – mede gezien het balanstotaal van [verzoekster] – vast dat zij niet in staat is de vordering van [belanghebbende] te voldoen, ook niet als [verzoekster] met succes een deel van de vorderingen van [belanghebbende] weet te betwisten. [verzoekster] is waarschijnlijk niet in staat om de kosten te voldoen die zijn verbonden aan het doorlopen van de verschillende procedures in de VS. [belanghebbende] heeft, mede gelet op het verweer van [verzoekster] , onvoldoende gesteld om aannemelijk te maken dat sprake is van onrechtmatigheden van een zodanige omvang dat op haar vordering in geval van faillissement een substantiële betaling zou kunnen plaatsvinden.
9.4.
Anders dan [belanghebbende] heeft gesteld, kan een herstructureringsdeskundige besluiten onderzoek te (laten) doen naar eventuele onrechtmatigheden, om daarmee een beeld te krijgen van de positie die schuldeisers hebben in het geval van een faillissement van [verzoekster] . Bovendien zal een herstructureringsdeskundige erop moeten toezien dat het voor verhaal beschikbare vermogen van [verzoekster] niet vermindert, zodat in feite een soortgelijke maatregel wordt opgelegd als de in de VS gegeven
temporary restraining order. De herstructureringsdeskundige zal verder kunnen besluiten – in het kader van het aanbieden van een akkoord – informatie te delen met schuldeisers, waardoor het voeren van een procedure in de VS over informatieverplichtingen van [verzoekster] mogelijk onnodig zal blijken. De door de rechter in de VS opgelegde maatregelen kunnen door middel van de aanstelling van een herstructureringsdeskundige in Nederland worden geëffectueerd. De herstructureringsdeskundige is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan beslissingen van de rechtbank en zal de beslissingen van de rechter in de VS in beginsel moeten respecteren.
Persoon van de herstructureringsdeskundige
9.5.
[verzoekster] heeft twee offertes overgelegd van mogelijke te benoemen herstructureringsdeskundigen. De rechtbank heeft deze offertes beoordeeld en de kandidaat geselecteerd die de beste kans biedt op een succesvolle herstructurering. Hierbij is rekening gehouden met de belangen van de schuldeisers en aandeelhouders, waaronder die van [belanghebbende] . De geselecteerde herstructureringsdeskundige moet zich inzetten voor een eerlijke en transparante herstructurering die alle betrokkenen een kans biedt op een maximale terugbetaling van hun vorderingen. Bij het kiezen van een herstructureringsdeskundige zijn de volgende uitgangspunten belangrijk.
9.5.1.
De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige moet dienstig zijn aan het onderzoek naar de mogelijkheden van een reorganisatie en herstructurering van een onderneming. De aanwijzing van een herstructureringsdeskundige kan bijdragen aan het voorkomen van een schijn van belangenvermenging of om het vertrouwen van de schuldeisers in het proces en daarmee de slagingskansen te vergroten.
9.5.2.
De herstructureringsdeskundige moet zijn taak doeltreffend, onpartijdig en onafhankelijk uitvoeren. [5] Om inzicht te krijgen in de doeltreffendheid van de herstructureringsdeskundige, heeft het de voorkeur dat in de offertes een (beknopte) diagnose wordt gemaakt van de financiële problemen van in dit geval [verzoekster] . Deze diagnose moet een voorlopig inzicht geven in de overlevingskansen van de onderneming op de korte termijn en (na totstandkoming van een akkoord) op de langere termijn. De diagnose moet bij voorkeur de belangrijkste kwesties signaleren waarop de herstructureringsdeskundige van plan is zijn aandacht te richten. Dit helpt om te voorkomen dat de herstructureringsdeskundige op een zijspoor belandt en maakt het mogelijk om bij de aanstelling van de herstructureringsdeskundige aan te geven welke punten volgens de rechtbank aandacht verdienen.
9.5.3.
De onafhankelijkheid van de herstructureringsdeskundige is – tot op zekere hoogte – gegeven doordat de Faillissementswet daarover regels geeft. De herstructureringsdeskundige heeft toegang tot alle informatie die hij nodig heeft en mag voor de uitoefening van zijn werkzaamheden niet afhankelijk zijn van de medewerking van de onderneming. Het is aan te bevelen dat de offerte van de herstructureringsdeskundige inzicht geeft in de manier waarop hij aan zijn onpartijdigheid invulling geeft. De herstructureringsdeskundige moet in dat kader ten minste aangeven dat hij geen persoonlijke relaties heeft met de onderneming of met de mogelijke betrokkenen bij de herstructurering.
9.5.4.
De onpartijdigheid van de herstructureringsdeskundige zal vanaf zijn benoeming steeds moeten blijken doordat hij zijn aanpak feitelijk en cijfermatig kan onderbouwen. De onpartijdigheid houdt in dat een herstructureringsdeskundige zich niet op voorhand heeft gecommitteerd aan een bepaalde uitkomst van de herstructurering, bijvoorbeeld een door de schuldenaar zelf voorgestaan akkoord. De herstructureringsdeskundige mag niet handelen in het belang van een bepaalde partij, maar moet zijn taak in het belang van alle betrokkenen uitvoeren. Als het bestaande management of andere structuren van de onderneming onderdeel zijn van het probleem of aan een succesvolle herstructurering in de weg staan, moet de herstructureringsdeskundige hier aandacht aan besteden. Hij moet niet bang zijn om kritiek te uiten op het management of om voorstellen te doen die ingrijpen in de bestaande structuren als hierdoor het vertrouwen van betrokkenen in de onderneming kan worden hersteld.
9.6.
Mr. [E] ( [advocatenkantoor] ) is niet geschikt om in deze zaak als herstructureringsdeskundige op te treden. Hij heeft in WHOA-procedures regelmatig opgetreden voor Rabobank. Rabobank financiert de groep waartoe [verzoekster] behoort. Het actief van [verzoekster] is volledig aan Rabobank verpand. De schulden die [verzoekster] aan leden van de groep heeft (intercompany) zijn eveneens aan Rabobank verpand. [verzoekster] is, hoewel zij niet rechtstreeks toegang heeft tot het krediet bij Rabobank, onderdeel van de financieringsdocumentatie. Het is niet uitgesloten dat mr. [E] , ondanks zijn verplichting om onpartijdig te handelen, toch vooringenomen zal zijn in het voordeel van Rabobank. Mr. [E] heeft in zijn offerte niet duidelijk gemaakt hoe hij dit mogelijke belangenconflict heeft geadresseerd. Hij heeft in de offerte hierover alleen geschreven dat hij een ‘conflictcheck’ heeft uitgevoerd, “waaronder telefonische afstemming met de huisbankier”. De inhoud van dit gesprek of de daarin gemaakte afspraken worden echter niet weergegeven.
9.7.
Uit de offerte van mr. De Groot ( [....] ) blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat zij over de competenties beschikt die voor deze specifieke casus van belang lijken. Mr. De Groot heeft internationale ervaring opgedaan, waaronder in een Chapter 15-procedure. Het kantoor waaraan zij is verbonden, heeft weliswaar niet in de VS, maar wel in veel andere landen een vestiging.
9.8.
Gelet op het voorgaande wordt mr. De Groot aangewezen als herstructureringsdeskundige.
9.9.
Het bedrag dat de werkzaamheden van de herstructureringsdeskundige en de door haar in te schakelen derden ten hoogste mogen kosten, zal in deze beslissing worden vastgesteld. De kosten worden vooreerst begroot op het in de offerte genoemde voorschot en komen ten laste van [verzoekster] . Voor zover noodzakelijk kan dit bedrag gedurende het proces door de rechtbank op gemotiveerd verzoek van de herstructureringsdeskundige worden verhoogd. Daarbij is van belang dat in de offerte uitsluitend een begroting is opgenomen van de kosten in verband met een ‘verkennende fase’. Blijkens haar verklaringen ter zitting, is [verzoekster] zich ervan bewust dat de uiteindelijke kosten mogelijk veel hoger zullen zijn en zij heeft aannemelijk gemaakt dat daarvoor een financiële dekking bestaat.

10.De bevoegdheden van de herstructureringsdeskundige

10.1.
[verzoekster] heeft gevraagd om de herstructureringsdeskundige te benoemen tot zogenaamde
foreign representative(buitenlandse vertegenwoordiger). Dit stelt de herstructureringsdeskundige in staat om in het buitenland erkenning te vragen van de beslissingen in de in Nederland geopende WHOA-procedure. Het gaat [verzoekster] concreet om het entameren van een Chapter 15-procedure, zodat zij kan vragen om de erkenning van de onderhavige beslissing in de VS, hetgeen tot gevolg kan hebben dat lopende procedures in de VS worden geschorst.
10.2.
Om te beoordelen of een voorziening moet worden getroffen, moeten een aantal vragen worden beantwoord. Past de gevraagde voorziening binnen het kader van artikel 379 Fw? Is het nodig om een voorziening te treffen, of heeft – ook zonder de gevraagde voorziening – [verzoekster] zelf de bevoegdheid om als buitenlandse vertegenwoordiger op te treden? Gaat een eventuele bevoegdheid van [verzoekster] om als buitenlandse vertegenwoordiger op te treden van rechtswege over op de herstructureringsdeskundige? Eisen de belangen van de gezamenlijke schuldeisers dat de herstructureringsdeskundige de exclusieve bevoegdheid krijgt om in het buitenland erkenning van de WHOA-procedure te vragen?
10.3.
Het is niet aan deze rechtbank om vast te stellen of haar beslissing door buitenlandse rechters moet worden erkend. Een aangezochte rechter zal zelf - op basis van de voor dat gerecht geldende wet en regelgeving - moeten bepalen of een beslissing van deze rechtbank voor erkenning in aanmerking komt en wat daarvan de gevolgen zijn. Het gaat bij de verdere beoordeling om de vraag of naar Nederlands recht een voorziening moet worden getroffen zodat [verzoekster] of de herstructureringsdeskundige om erkenning van beslissingen van deze rechtbank in het buitenland kan en mag vragen.
Past de gevraagde voorziening binnen het geschetste kader van artikel 379 Fw?
10.4.
Op grond van artikel 379 Fw kan de rechtbank op verzoek van onder meer [verzoekster] of ambtshalve zodanige bepalingen maken en voorzieningen treffen als zij ter beveiliging van de belangen van de schuldeisers of de aandeelhouders nodig oordeelt. De wetgever heeft het oog gehad op voorzieningen die dienen om de belangen van de betrokken schuldeisers of aandeelhouders te waarborgen. Uit de door de wetgever gegeven voorbeelden blijkt dat de te treffen voorzieningen betrekking hebben op (de procedure voor) de totstandkoming van het akkoord. [6]
10.5.
Kortom: een voorziening is een maatregel die de rechtbank kan treffen om de belangen van de gezamenlijke schuldeisers te beschermen en de totstandkoming van het akkoord te faciliteren. Is het in dat kader nodig om erkenning van de WHOA-procedure te vragen in het buitenland? De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend om de volgende redenen.
10.6.
De erkenning van de Nederlandse WHOA-procedure kan in de VS tot gevolg hebben – als de rechter in de VS
reliefbesluit te verlenen – dat lopende procedures daar worden geschorst. Dit is in het belang van de gezamenlijke schuldeisers, omdat aannemelijk is dat het voortzetten van de procedure in de VS tot vernietiging van waarde leidt. In de eerste plaats vanwege de aan die procedures verbonden kosten. Het exact vaststellen van de hoogte van de vordering van [belanghebbende] is mogelijk niet of beperkt van belang op het moment dat duidelijk is wat de maximale waarde is waarop zij verhaal kan nemen. Voortzetten van de procedures dient daarom mogelijk geen doel. Daarbij is van belang dat de benoemde herstructureringsdeskundige een rol zal kunnen spelen bij het inwilligen van de eisen die [belanghebbende] in de lopende procedures in de VS heeft ingesteld. De herstructureringsdeskundige kan onderzoek doen naar onrechtmatigheden en inzicht geven in de verhaalsmogelijkheden (liquidatiewaarde). De herstructureringsdeskundige zal moeten waarborgen dat [belanghebbende] in ieder geval zodanige informatie krijgt dat zij zich een oordeel kan vormen over een aan te bieden akkoord. De herstructureringsdeskundige zal na haar benoeming zelfstandig moeten onderzoeken of het doorlopen van een Chapter 15-procedure inderdaad in het belang is van de gezamenlijke schuldeisers.
10.7.
Op dit moment is geldend Nederlands recht dat een afkoelingsperiode of voorziening niet kan inhouden dat een in Nederland lopende procedure wordt geschorst. Voor de beoordeling van het voorliggende verzoek, is niet van belang of de rechtbank aan deze lijn wil vasthouden. De (on)mogelijkheid om naar Nederlands recht procedures te laten schorsen, maakt niet dat een herstructureringsdeskundige in het buitenland niet om schorsing van lopende procedures zou mogen vragen. De vraag of een WHOA-procedure de schorsing tot gevolg heeft van in het buitenland lopende procedures, moet immers naar het recht van de erkennende Staat worden beantwoord. Het is daarbij van belang vast te stellen dat buitenlandse gerechten verschillende opvattingen hebben over de reikwijdte van de voorzieningen die kunnen worden getroffen, zodat het doorlopen van een Chapter 15-procedure niet bij voorbaat zinloos kan worden geacht. In sommige Staten geldt dat de voorzieningen die kunnen worden getroffen in de erkennende Staat niet zijn beperkt tot de voorzieningen die beschikbaar zouden zijn in een nationale insolventieprocedure. In andere Staten hebben rechtbanken geoordeeld dat het is toegestaan ​​voorzieningen te verlenen die niet beschikbaar zouden zijn in een nationale insolventie. Sommige rechtbanken hebben geoordeeld dat de voorzieningen over en weer weliswaar niet identiek hoeven te zijn, maar dat deze wel soortgelijk van aard moeten zijn en niet in strijd mogen komen met het openbare belang van de erkennende Staat.
10.8.
Gelet op het voorgaande, geldt dat de gevraagde voorziening – en het daarmee beoogde doel van schorsing van de lopende procedures in de VS – past binnen het kader van artikel 379 Fw, zodat [verzoekster] kan vragen om aanwijzing van een buitenlandse vertegenwoordiger.
Zijn [verzoekster] en/of de herstructureringsdeskundige - ook zonder de gevraagde voorziening – bevoegd om op te treden als buitenlandse vertegenwoordiger?
10.9.
Als [verzoekster] en/of de herstructureringsdeskundige ook zonder de gevraagde voorziening bevoegd zijn om in het buitenland erkenning van de WHOA-procedure te vragen, dan is het niet nodig een voorziening te treffen.
10.10.
Om deze vraag te kunnen beantwoorden is van belang vast te stellen wat onder een buitenlandse vertegenwoordiger moet worden verstaan. Volgens § 101(24) U.S. Bankruptcy Code is dat: “
a person or body, including a person or body appointed on an interim basis, authorized in a foreign proceeding to administer the reorganization or the liquidation of the debtor’s assets or affairs or to act as a representative of such foreign proceeding”. Deze definitie is ontleend aan de UNCITRAL Model Law on Cross-Border Insolvency. In dit geval gaat het specifiek om de bevoegdheid een procedure in het buitenland te starten met betrekking tot de aanbieding van het akkoord.
10.11.
Het starten van een WHOA-procedure door het doen van een verzoek, heeft in beginsel geen invloed op de bevoegdheden van [verzoekster] . Zij is, als ‘debtor-in-possession’, zelf bevoegd procedures te starten, waaronder procedures in het buitenland. [verzoekster] verliest door opening van de WHOA-procedure niet haar beschikkingsbevoegdheid en haar bestuurders blijven bevoegd om [verzoekster] te vertegenwoordigen, ook in aangelegenheden die haar reorganisatie betreffen. Dit betekent dat, wanneer de rechtbank geen voorziening treft, er naar Nederlands recht geen enkele belemmering bestaat voor [verzoekster] om zelf in de VS een Chapter 15-procedure te starten, waarbij zij zich door haar bestuur of een gevolmachtigde laat vertegenwoordigen.
10.12.
De Faillissementswet geeft enkele aanwijzingen dat de herstructureringsdeskundige de bevoegdheid krijgt om namens [verzoekster] op te treden in akkoordprocedures. De herstructureringsdeskundige heeft door haar benoeming de bevoegdheid om namens [verzoekster] aan schuldeisers en aandeelhouders een akkoord aan te bieden. [verzoekster] kan dit zelf niet meer, maar kan wel een akkoord aan de herstructureringsdeskundige overhandigen en haar verzoeken dit aan de schuldeisers en aandeelhouders voor te leggen. De herstructureringsdeskundige heeft naar nationaal recht verder de bevoegdheid om:
- toegang te krijgen tot de volledige bedrijfsadministratie en alle overige relevante bedrijfsinformatie;
- een afkoelingsperiode te verzoeken;
- lopende overeenkomsten te herstructureren;
- bepaalde in de akkoordprocedure gerezen geschillen aan de rechter voor te leggen;
- voorzieningen te vragen om de belangen van de betrokken schuldeisers en aandeelhouders te waarborgen.
10.13.
De Insolventieverordening is op het onderhavige geval niet van toepassing, omdat [verzoekster] om een besloten procedure heeft gevraagd. Wel staat in de Insolventieverordening een aanwijzing dat de herstructureringsdeskundige de buitenlandse vertegenwoordiger van [verzoekster] wordt. In de Insolventieverordening is de herstructureringsdeskundige immers opgenomen op de lijst van ‘insolventiefunctionarissen’ [7] . De insolventiefunctionaris kan in een andere lidstaat alle bevoegdheden uitoefenen die hem zijn verleend door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend. Dit is een belangrijke aanwijzing dat de herstructureringsdeskundige de bevoegdheid heeft om als buitenlandse vertegenwoordiger namens [verzoekster] op te treden.
10.14.
Op basis van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de herstructureringsdeskundige door haar benoeming van rechtswege de buitenlandse vertegenwoordiger wordt van [verzoekster] . Het voorgaande betekent echter nog niet dat dit een
exclusievebevoegdheid is, of dat [verzoekster] van rechtswege deze bevoegdheid zou verliezen. Zonder een wettelijke bepaling op dit punt, kan er niet van worden uitgegaan dat de benoeming van een herstructureringsdeskundige tot gevolg heeft dat [verzoekster] deze bevoegdheid van rechtswege verliest.
Eisen de belangen van de gezamenlijke schuldeisers dat de herstructureringsdeskundige deexclusievebevoegdheid krijgt om in het buitenland erkenning van de WHOA-procedure te vragen?
10.15.
De herstructureringsdeskundige is dus bevoegd op te treden als buitenlandse vertegenwoordiger, maar uit niets volgt dat [verzoekster] deze bevoegdheid verliest. In dit onderdeel wordt beoordeeld of de bevoegdheden van [verzoekster] moeten worden beperkt. De rechtbank concludeert dat de herstructureringsdeskundige exclusief bevoegd moet zijn om namens de onderneming een buitenlandse erkenning van de WHOA-procedure te vragen. Hiermee kunnen de belangen van de gezamenlijke schuldeisers het beste worden gediend.
10.16.
Het is essentieel dat erop wordt toegezien dat de bevoegdheden van een buitenlandse vertegenwoordiger van [verzoekster] worden ingezet ten behoeve van de gezamenlijke schuldeisers en niet uitsluitend om [belanghebbende] dwars te zitten. Dit toezicht kan worden ingevuld door een herstructureringsdeskundige, die – zoals hiervoor werd overwogen – gericht zal zijn op de totstandkoming van een voor schuldeisers gunstig akkoord en die uiteindelijk uitsluitend aan de rechtbank verantwoording aflegt in het kader van een homologatieverzoek of door middel van de geschillenregeling. De herstructureringsdeskundige is de meest geschikte persoon om te beoordelen of het voeren van een Chapter 15-procedure de kansen op totstandkoming van een voor alle betrokkenen gunstig akkoord vergroten. Het is niet wenselijk dat [verzoekster] zelf om buitenlandse erkenning gaat vragen.
10.17.
Dus: mede ten behoeve van de behartiging van de belangen van [belanghebbende] moet de bevoegdheid om in het buitenland erkenning te vragen van de akkoordprocedure exclusief bij de herstructureringsdeskundige komen te liggen, gedurende haar aanstelling. Het is op basis van Nederlands recht niet voldoende duidelijk of dit van rechtswege het gevolg is van de aanstelling van de herstructureringsdeskundige. Om hierover duidelijkheid te verschaffen zal de rechtbank dus een voorziening treffen.
10.18.
De herstructurering wordt daarom met uitsluiting van [verzoekster] gemachtigd en bevoegd geacht om, met het oog op de totstandkoming van een akkoord in het belang van de gezamenlijke schuldeisers, op te treden als vertegenwoordiger van [verzoekster] in het buitenland en om alle handelingen te verrichten om in het buitenland erkenning te vragen van de in Nederland lopende WHOA-procedure. Meer in het bijzonder wordt de herstructureringsdeskundige gemachtigd en bevoegd geacht om: (a) namens [verzoekster] een Chapter 15-procedure te starten in de VS en [verzoekster] in die procedure te vertegenwoordigen, in overeenstemming met de in de VS toepasselijke wetgeving; en (b) om andere maatregelen van de Amerikaanse rechter te vragen, voor zover dit volgens de herstructureringsdeskundige nodig zal zijn.

11.De beslissing

De rechtbank:
Afkoelingsperiode
11.1.
kondigt bij wijze van tijdelijke voorziening per 23 januari 2024 een afkoelingsperiode af zoals bedoeld in artikel 376 Fw voor een periode van vier maanden, beperkt tot:
- bestaande handelscrediteuren van [verzoekster] die op 19 januari 2024 verhaalsacties hebben genomen of dreigen te nemen (met uitzondering van handelsagenten en klanten waaraan een levering tegen betaling plaatsvindt), waaronder in ieder geval [belanghebbende] ,
die inhoudt:
- dat elke bevoegdheid van bedoelde derden tot verhaal op goederen die tot het vermogen van [verzoekster] behoren of tot opeising van goederen die zich in de macht van [verzoekster] bevinden, niet kan worden uitgeoefend dan met machtiging van de rechtbank, mits die derden geïnformeerd zijn over de afkondiging van de afkoelingsperiode of op de hoogte zijn van het feit dat een akkoord wordt aangeboden,
- dat de behandeling van een door een schuldeiser jegens [verzoekster] ingediend verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst dan wel geschorst blijft,
Opheffing beslagen
11.2.
heft de op 6, 14 en 21 november 2023 door [belanghebbende] ten laste van [verzoekster] onder de Rabobank gelegde conservatoire beslagen op, doch uitsluitend indien [verzoekster] binnen één week na heden zekerheid stelt, zoals overwogen onder punt 8.4.,
Herstructureringsdeskundige
11.3.
wijst aan als herstructureringsdeskundige in de besloten akkoordprocedure van [verzoekster] :
mevrouw mr. M. de Groot ( [....] ), advocaat,
Kantooradres: [adres] ( [postcode 1] ) [plaats 2] ,
Postadres: Postbus [postbusnummer] ( [postcode 2] ) [plaats 2] ,
11.4.
stelt het bedrag dat de werkzaamheden van de herstructureringsdeskundige en de door haar in te schakelen derden ten hoogste mogen kosten vast op € 12.000,- exclusief btw,
11.5.
bepaalt dat voornoemde kosten ten laste komen van [verzoekster] en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de herstructureringsdeskundige voor de aanvang van zijn werkzaamheden zekerheid dient te stellen,
Buitenlands vertegenwoordiger
11.6.
bepaalt dat de herstructureringsdeskundige exclusief, dus met uitsluiting van [verzoekster] zelf, is gemachtigd om op te treden als
foreign representative(buitenlandse vertegenwoordiger) van [verzoekster] , hetgeen in ieder geval inhoudt dat de herstructureringsdeskundige exclusief bevoegd wordt geacht om:
- op te treden in een buitenlandse procedure om het herstructurerings- of liquidatieproces van de activa of aangelegenheden van [verzoekster] te beheren of op te treden als vertegenwoordiger in de buitenlandse procedure,
- alle handelingen te verrichten om in het buitenland erkenning te vragen van de in Nederland lopende WHOA-procedure en de in dat kader gegeven beslissingen,
- namens [verzoekster] een Chapter 15-procedure te starten in de VS en [verzoekster] in die procedure te vertegenwoordigen, in overeenstemming met de in de VS toepasselijke wetgeving, en
- andere maatregelen van de rechter in het buitenland, waaronder de VS, te vragen, voor zover dit volgens de herstructureringsdeskundige nodig zal zijn, met het oog op de totstandkoming van een akkoord in het belang van de gezamenlijke schuldeisers en aandeelhouders van [verzoekster] ,
11.7.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Neijt, voorzitter, mr. I.C. Prenger – de Kwant en mr. B.A. Cnossen, rechters, en in aanwezigheid van de griffier, en uitgesproken door mr. P.J. Neijt op 9 februari 2024.

Voetnoten

1.In de VS bekend onder zaaknummer: [zaaknummer] .
2.Zie artikel 376 lid 2 sub b Fw.
3.Zie artikel 371 lid 1 en 3 Fw.
4.Zie artikel 4 lid 1 van de Herstructureringsrichtlijn; MvT, Kamerstukken II 2018/19, 35249, 3, p. 33.
5.Zie artikel 371 lid 6 Fw.
6.zie MvT, Kamerstukken II 2018/19, 35 249, nr. 3.
7.Zie Annex B bij de Insolventieverordening.