ECLI:NL:RBMNE:2024:6049

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
16.170523.23
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 juni 2023 in Utrecht betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, geboren in 2000, bestuurde een motorvoertuig en veroorzaakte een aanrijding met een voetganger, die daarbij zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich roekeloos en onvoorzichtig heeft gedragen door met een snelheid van 65 tot 80 km/h te rijden, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/h was. De verdachte had de voetganger op tijd kunnen zien en had maatregelen moeten nemen om de aanrijding te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat het rijgedrag van de verdachte onaanvaardbare risico's met zich meebracht, wat resulteerde in de aanrijding en het letsel van de voetganger. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en legde de verdachte een taakstraf van 160 uren op, met een vervangende hechtenis van 80 dagen indien deze niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast werd de verdachte voor 12 maanden de rijbevoegdheid ontzegd, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, die eerder voor verkeersfeiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.170523.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [plaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Dogan, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Primair
op 6 juni 2023 te [plaats] als bestuurder van een motorvoertuig, daarmee rijdende over de [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen (roekeloos, dan wel zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend) dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor (zwaar lichamelijk) letsel is ontstaan bij [slachtoffer] .
Subsidiair
op 6 juni 2023 te [plaats] als bestuurder van een motorvoertuig, daarmee rijdende over de [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg werd (of kon worden) veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd (of kon worden) gehinderd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, en is van oordeel dat verdachte zich daarbij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft acht eveneens het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en is van oordeel dat verdachte zich daarbij onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat een aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij tot dit oordeel komt.
Bewijsmiddelen [1]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 6 juni 2023 de bestuurder van een motor die in botsing kwam met een voetganger. Ik heb de twee overstekende voetgangers gezien, maar ik dacht dat ik het zou halen. Ik zag de eerste voetganger op een afstand van 50 of 60 meter. Ik had sneller in moeten grijpen. Ik dacht eromheen te slingeren. Het zou kunnen dat het blowen van de avond ervoor invloed heeft gehad.
Een proces-verbaal van aanrijding, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [2]
Op dinsdag 6 juni 2023 te 14:35 uur kregen wij kennis van een verkeersongeval.
Locatie ongeval
Adres: [straat 1] ter hoogte van nummer [nummer]
Maximum snelheid: 50km per uur
Voetganger
Bij het ongeval heeft onderstaand persoon letsel opgelopen.
Achternaam [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Letsel: - complexe dubbele open beenbreuk
- zware hersenschudding
- aantal hoofdwonden
- scheurtjes in kaak
- gebroken sleutelbeenderen
Voertuig Motor [kenteken] Piaggio Skr 125.
Een proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [3]
De motorfiets had voorafgaand aan de aanrijding over een afstand van ongeveer 144 meter met een gemiddelde snelheid van 65 km/h gereden. De indicatieve gemiddelde snelheid die de motorfiets had gereden tussen 34 meter voor de plaats van de aanrijding en 18 meter voor de plaats van de aanrijding was ongeveer 80 km/h. Voorafgaand aan de aanrijding had de motorfiets iets in snelheid afgenomen. Als de bestuurder van de motorfiets over hetzelfde traject met een constante snelheid van 50 km/h (de toegestane maximumsnelheid) zou hebben gereden dan had de aanrijding niet plaatsgevonden. De extra tijd die de voetgangster gehad zou hebben was ruim voldoende om de rijbaan volledig te verlaten.
Een geneeskundige verklaring van het UMC Utrecht, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [4]
Uitwendig waargenomen letsel: open breuk onderbeen rechts, hoofdwond. 6 juni operatie onderbeenfractuur. Geschatte duur genezing: 6 maanden – 1 jaar.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven: [5]
Ik wilde samen met mijn collega en tevens het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , oversteken. Wij staken eerst de eerste rijbaan over en liepen vervolgens op het middenstuk. Ik keek naar rechts en ik zag geen verkeer aankomen. Ik zette een aantal passen op de rijbaan en zag op dat moment vanuit de richting [straat 2] een motorscooter slingerend aan komen rijden. Ik zag dat hij op een afstand van 15 a 20 meter reed. Ik had het idee dat hij harder reed dan toegestaan, maar ik kan geen schatting geven. Ik versnelde mijn pas. Mijn collega liep waarschijnlijk ongeveer een meter schuin achter mij. Ik liep door en hoorde direct hierna een harde klap achter mij. Ik zag dat mijn collega op een afstand van ongeveer 5 meter vanaf de plek waar wij overstaken op de grond lag. Ik zag dat de bestuurder van de motorscooter op een afstand van ongeveer 15 meter van de plek waar wij overstaken op de grond lag naast zijn rode motorscooter.
Bewijsoverwegingen
Het verkeersongeval
Vast staat dat er op 6 juni 2023 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij verdachte als bestuurder van een motor in botsing is gekomen met het slachtoffer, die op dat moment, samen met een collega, als voetganger de [straat 1] overstak. De plek waar zij de weg overstak, was daarvoor bedoeld. Verdachte botste tegen het slachtoffer aan en kwam ten val met zijn motorfiets. Eveneens staat vast dat verdachte op de [straat 1] een beduidend hogere snelheid had dan ter plaatse toegestaan en verantwoord was.
Beoordelingskader schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het verkeersongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval, omdat op grond van deskundigenonderzoek naar de vermijdbaarheid van het ongeval is komen vast te staan dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden als verdachte zich had gehouden aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Bij de vaststelling van de mate waarin verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft, als bestuurder van een motor, over de [straat 1] gelegen in het stadscentrum, gereden met een gemiddelde snelheid van 65 km per uur, waarbij hij vlak voor het ongeval zelfs 80 km per uur reed, terwijl hij de voetgangers volgens zijn eigen verklaring al zag. Immers, hij zag de voetgangers 50 meter ervoor en tussen 34 meter en 18 meter voor het ongeval reed hij nog 80 km per uur. Verdachte heeft zijn vaart vermoedelijk iets geminderd, maar tegelijkertijd was dat niet voldoende. Verdachte heeft gedacht dat hij het nog wel zou halen en om het slachtoffer heen kon slingeren. Dat is naar de mening van de rechtbank een gevaarlijke manoeuvre geweest. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte voor de overstekende voetganger langs wilde schieten en haar daarmee niet voldoende ruimte heeft gegeven om over te steken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich niet heeft gedragen zoals van een behoorlijke verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Verdachte heeft door te handelen zoals hierboven uiteengezet onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen, die zich ook hebben verwezenlijkt. De rechtbank oordeelt dat het handelen van verdachte blijk heeft gegeven van rijgedrag dat op zijn minst als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden beschouwd. Verdachte heeft daarom schuld aan het verkeersongeval.
Zwaar lichamelijk letsel
Als gevolg van het verkeersongeval heeft het slachtoffer onder meer een complexe dubbele open beenbreuk, gebroken sleutelbeenderen, hoofdwonden en een zware hersenschudding overgehouden. De beenbreuk moest door een operatie worden hersteld. De revalidatieperiode werd geschat tussen de 6 en 12 maanden. Op de terechtzitting heeft het slachtoffer toegelicht dat zij ook nu, zo’n 16 maanden na het ongeval, nog niet kan hardlopen, omdat zij nog te veel pijn aan haar knie ervaart. Zij is de uren op haar werk nog aan het opbouwen. Het slachtoffer wordt daardoor nog dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het ongeluk. Gelet op al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 6 juni 2023 te Utrecht, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motor, merk Piaggio met kenteken [kenteken] ),
daarmede rijdende over de weg, de [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door
aanmerkelijk, onvoorzichtig en onoplettend,
- met een hogere snelheid dan de ter plaatste toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en
- zich er in onvoldoende mate van te vergewissen dat de voetganger [slachtoffer] doende was voornoemde [straat 1] - gezien verdachtes rijrichting van links naar rechts - over te steken
- vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] te botsen, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een complexe dubbele open beenbreuk en meerdere gebroken sleutelbeenderen en meerdere scheuren in de kaak en meerdere hoofdwonden en een hersenschudding werd toegebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 160 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw verzoekt rekening te houden met het feit dat verdachte eerlijk is geweest door zelf zijn handelen als onvoorzichtig en onoplettend te omschrijven. Verdachte heeft ook verklaard dat hij zijn leven gebeterd heeft. De raadsvrouw betwijfelt of er sprake is van recidive. Zij verzoekt daarom om de gevorderde taakstraf en ontzegging van de rijbevoegdheid te matigen, waarbij ruimte zou moeten zijn voor een gedeeltelijke voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft door zijn onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag een verkeersongeval veroorzaakt. Zijn onvoorzichtige rijgedrag vloeit voort uit kort gezegd het naderen van het oversteekpunt met zo’n 80 km per uur (en het stuk daarvoor met zo’n 65 km per uur), waar een maximumsnelheid gold van 50 km per uur. Verdachte heeft de voetgangers gezien, maar niet, althans onvoldoende, maatregelen genomen om hen ruimte op de weg te geven. Verdachte had de aanrijding kunnen voorkomen door zich aan de maximumsnelheid te houden en niet de keuze te maken om langs de voetgangers te willen slingeren.
Door de schuld van verdachte is [slachtoffer] , een ten tijde van het ongeval 30-jarige vrouw, buiten haar schuld aangereden. De breuk in haar been moest operatief worden hersteld. Zij heeft lange tijd niet kunnen werken, moest weer bij haar ouders intrekken om verzorgd te worden en kon ten tijde van de terechtzitting nog niet al haar vroegere sportactiviteiten weer oppakken. Ook is zij nog steeds niet volledig aan het werk. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met zijn rijgedrag de verkeersveiligheid en de veiligheid van het slachtoffer op onacceptabele wijze in gevaar heeft gebracht en zijn verantwoordelijkheden als verkeersdeelnemer heeft veronachtzaamd.
De rechtbank is onder de indruk van de manier waarop het slachtoffer, blijkens het door haar uitgeoefende spreekrecht, omgaat met (de gevolgen van) het ongeval. De rechtbank heeft ook de suggestie vernomen van het slachtoffer met betrekking tot een eventuele uitvoering van een taakstraf in een verzorgingshuis voor slachtoffers van niet-aangeboren hersenletsel. De rechtbank heeft enkel invloed op de oplegging van de straf en niet op de invulling daarvan. Het is aan in zijn algemeenheid aan de reclassering om een passende activiteit te regelen ter uitvoering van taakstraffen.
De persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie over verdachte van 2 september 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor verkeersfeiten is veroordeeld en geldboetes aan het CJIB heeft betaald. Op 18 mei 2022 is hij door de kantonrechter veroordeeld voor een snelheidsovertreding, waarvoor hij een rijontzegging van 4 maanden opgelegd heeft gekregen, waarvan 1 maand voorwaardelijk. Daarnaast heeft verdachte nog twee openstaande Wegenverkeerswetzaken. Verdachte heeft op zitting verklaard dat zijn rijbewijs belangrijk voor hem is omdat hij boodschappen doet voor zijn vader, die diabetespatiënt is. Verder rijdt hij vaak van Utrecht naar Gorinchem voor zijn werk.
De straf
Voor het bepalen van de straf heeft de rechtbank de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen. Het gaat om een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld en recidive. De rechtbank ziet in de recidive een strafverzwarende omstandigheid. De rechtbank ziet ook redenen om deze jonge verkeersgebruiker met aanwijzingen voor een hoog recidiverisico een deels voorwaardelijke rijontzegging op te leggen, als stok achter de deur. De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak een taakstraf voor de duur van 160 uren (subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis) en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kantonrechter te Midden-Nederland, locatie Utrecht van 18 mei 2022 (parketnummer 96-060486-22) is verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 maand voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
160 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 80 dagen hechtenis;
  • ontzegt verdachte ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden;
  • bepaalt dat van de ontzegging een gedeelte, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96.060486.22
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht bij vonnis van 18 mei 2022 opgelegde voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. E.H.M. Druijf en mr. L.M. Rödel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Wolters, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2024.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 juni 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motor, merk Piaggio met kenteken [kenteken] ),
daarmede rijdende over de weg, de [straat 1] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn
schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- met een (zeer) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatste toegestane
maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de voetganger [slachtoffer] doende was voornoemde [straat 1] - gezien verdachte(s) (rij)richting van links naar rechts - over te steken, althans die zich (daartoe) op de [straat 1] bevond en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] te botsen en/of te rijden, waardoor die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een complexe dubbele open beenbreuk en/of een of meerdere gebroken sleutelbeen(deren) en/of een of meerdere scheur(en) in de kaak en/of een of meerdere hoofdwonden en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijk ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 juni 2023 te Utrecht, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een
voertuig (motor, merk Piaggio met kenteken [kenteken] ), daarmee rijdende op de weg, de
[straat 1] ,
- met een (zeer) hoge snelheid, althans met een hogere snelheid dan de ter plaatste toegestane
maximumsnelheid van 50 kilometer per uur en/of gelet op de situatie ter plaatse verantwoord was te rijden en/of
- zich er (daarbij) niet, althans niet tijdig en/of in onvoldoende mate van te vergewissen dat de voetganger [slachtoffer] doende was voornoemde [straat 1] - gezien verdachte(s) (rij)richting van links naar rechts - over te steken, althans die zich (daartoe) op de [straat 1] bevond en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] te botsen en/of te rijden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 oktober 2023, genummerd PL0900-2023167729, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 132. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.pagina 6 e.v.
3.pagina 71 e.v.
4.pagina 69.
5.pagina 33.