4.3Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierna te noemen bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat een aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij tot dit oordeel komt.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 6 juni 2023 de bestuurder van een motor die in botsing kwam met een voetganger. Ik heb de twee overstekende voetgangers gezien, maar ik dacht dat ik het zou halen. Ik zag de eerste voetganger op een afstand van 50 of 60 meter. Ik had sneller in moeten grijpen. Ik dacht eromheen te slingeren. Het zou kunnen dat het blowen van de avond ervoor invloed heeft gehad.
Een proces-verbaal van aanrijding, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 6 juni 2023 te 14:35 uur kregen wij kennis van een verkeersongeval.
Locatie ongeval
Adres: [straat 1] ter hoogte van nummer [nummer]
Maximum snelheid: 50km per uur
Voetganger
Bij het ongeval heeft onderstaand persoon letsel opgelopen.
Achternaam [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Letsel: - complexe dubbele open beenbreuk
- zware hersenschudding
- aantal hoofdwonden
- scheurtjes in kaak
- gebroken sleutelbeenderen
Voertuig Motor [kenteken] Piaggio Skr 125.
Een proces-verbaal van verkeersongevallenanalyse, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De motorfiets had voorafgaand aan de aanrijding over een afstand van ongeveer 144 meter met een gemiddelde snelheid van 65 km/h gereden. De indicatieve gemiddelde snelheid die de motorfiets had gereden tussen 34 meter voor de plaats van de aanrijding en 18 meter voor de plaats van de aanrijding was ongeveer 80 km/h. Voorafgaand aan de aanrijding had de motorfiets iets in snelheid afgenomen. Als de bestuurder van de motorfiets over hetzelfde traject met een constante snelheid van 50 km/h (de toegestane maximumsnelheid) zou hebben gereden dan had de aanrijding niet plaatsgevonden. De extra tijd die de voetgangster gehad zou hebben was ruim voldoende om de rijbaan volledig te verlaten.
Een geneeskundige verklaring van het UMC Utrecht, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uitwendig waargenomen letsel: open breuk onderbeen rechts, hoofdwond. 6 juni operatie onderbeenfractuur. Geschatte duur genezing: 6 maanden – 1 jaar.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wilde samen met mijn collega en tevens het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , oversteken. Wij staken eerst de eerste rijbaan over en liepen vervolgens op het middenstuk. Ik keek naar rechts en ik zag geen verkeer aankomen. Ik zette een aantal passen op de rijbaan en zag op dat moment vanuit de richting [straat 2] een motorscooter slingerend aan komen rijden. Ik zag dat hij op een afstand van 15 a 20 meter reed. Ik had het idee dat hij harder reed dan toegestaan, maar ik kan geen schatting geven. Ik versnelde mijn pas. Mijn collega liep waarschijnlijk ongeveer een meter schuin achter mij. Ik liep door en hoorde direct hierna een harde klap achter mij. Ik zag dat mijn collega op een afstand van ongeveer 5 meter vanaf de plek waar wij overstaken op de grond lag. Ik zag dat de bestuurder van de motorscooter op een afstand van ongeveer 15 meter van de plek waar wij overstaken op de grond lag naast zijn rode motorscooter.
Het verkeersongeval
Vast staat dat er op 6 juni 2023 een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij verdachte als bestuurder van een motor in botsing is gekomen met het slachtoffer, die op dat moment, samen met een collega, als voetganger de [straat 1] overstak. De plek waar zij de weg overstak, was daarvoor bedoeld. Verdachte botste tegen het slachtoffer aan en kwam ten val met zijn motorfiets. Eveneens staat vast dat verdachte op de [straat 1] een beduidend hogere snelheid had dan ter plaatse toegestaan en verantwoord was.
Beoordelingskader schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) is vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Dat betekent in de eerste plaats dat er een causaal verband moet bestaan tussen de gedragingen van verdachte en het verkeersongeval. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval, omdat op grond van deskundigenonderzoek naar de vermijdbaarheid van het ongeval is komen vast te staan dat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden als verdachte zich had gehouden aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 50 km/u.
In de tweede plaats moet de verdachte ten aanzien van het verkeersongeval een schuldverwijt kunnen worden gemaakt. Bij de vaststelling van de mate waarin verdachte schuld aan het ongeval heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen aanmerkelijk onvoorzichtig/onoplettend, zeer onvoorzichtig/onoplettend en roekeloos rijgedrag. Roekeloosheid is de zwaarste vorm van schuld. Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft, als bestuurder van een motor, over de [straat 1] gelegen in het stadscentrum, gereden met een gemiddelde snelheid van 65 km per uur, waarbij hij vlak voor het ongeval zelfs 80 km per uur reed, terwijl hij de voetgangers volgens zijn eigen verklaring al zag. Immers, hij zag de voetgangers 50 meter ervoor en tussen 34 meter en 18 meter voor het ongeval reed hij nog 80 km per uur. Verdachte heeft zijn vaart vermoedelijk iets geminderd, maar tegelijkertijd was dat niet voldoende. Verdachte heeft gedacht dat hij het nog wel zou halen en om het slachtoffer heen kon slingeren. Dat is naar de mening van de rechtbank een gevaarlijke manoeuvre geweest. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte voor de overstekende voetganger langs wilde schieten en haar daarmee niet voldoende ruimte heeft gegeven om over te steken.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich niet heeft gedragen zoals van een behoorlijke verkeersdeelnemer mag worden verwacht. Verdachte heeft door te handelen zoals hierboven uiteengezet onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven geroepen, die zich ook hebben verwezenlijkt. De rechtbank oordeelt dat het handelen van verdachte blijk heeft gegeven van rijgedrag dat op zijn minst als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden beschouwd. Verdachte heeft daarom schuld aan het verkeersongeval.
Zwaar lichamelijk letsel
Als gevolg van het verkeersongeval heeft het slachtoffer onder meer een complexe dubbele open beenbreuk, gebroken sleutelbeenderen, hoofdwonden en een zware hersenschudding overgehouden. De beenbreuk moest door een operatie worden hersteld. De revalidatieperiode werd geschat tussen de 6 en 12 maanden. Op de terechtzitting heeft het slachtoffer toegelicht dat zij ook nu, zo’n 16 maanden na het ongeval, nog niet kan hardlopen, omdat zij nog te veel pijn aan haar knie ervaart. Zij is de uren op haar werk nog aan het opbouwen. Het slachtoffer wordt daardoor nog dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het ongeluk. Gelet op al deze omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, oordeelt de rechtbank dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer.