Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van 29 mei 2024, met producties;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stichting Woonin en [gedaagde] B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [onderbewindgestelde]. De eisende partij, Woonin, heeft de ontbinding van de huurovereenkomst met [onderbewindgestelde] gevorderd, omdat deze niet als een goed huurder zou hebben gehandeld. Woonin heeft gesteld dat [onderbewindgestelde] sinds 2019 een woning huurt, maar dat hij en de mensen die hij in zijn woning laat verblijven overlast veroorzaken. De gedaagde partij heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de situatie sinds oktober 2023 stabiel is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 oktober 2024 is gebleken dat er meerdere overlastklachten zijn binnengekomen bij Woonin, waaronder klachten over de zoon van [onderbewindgestelde], die agressief gedrag vertoonde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [onderbewindgestelde] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, wat heeft geleid tot de conclusie dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De rechter heeft ook overwogen dat de belangen van Woonin zwaarder wegen dan die van [gedaagde], waardoor het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen en heeft de proceskosten vastgesteld op € 775,97. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de rechter heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de tekortkomingen van [onderbewindgestelde] in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.