ECLI:NL:RBMNE:2024:6041

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
29 oktober 2024
Zaaknummer
16/191030-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van twee brandstichtingen in bedrijfspanden met DNA-bewijs

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2024 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk stichten van branden in twee bedrijfspanden. De eerste brand vond plaats op 29 juli 2023 in een cafetaria in [plaats 1], en de tweede op 24 oktober 2023 in een beautysalon in [plaats 2]. De officier van justitie voerde aan dat het DNA van de verdachte was aangetroffen op jerrycans in de nabijheid van de branden, wat belastend bewijs leek te zijn. Echter, de verdachte had een verklaring voor de aanwezigheid van zijn DNA, die niet werd uitgesloten door de overige bewijsstukken in het dossier. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de brandstichtingen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/191030-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans uit andere hoofde gedetineerd in [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.P.L. ter Laak en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. I. Stas, advocaat te Almere, alsmede de benadeelde partij [A] en haar raadsman, mr. T. Warnsinck, advocaat te Amsterdam naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 29 juli 2023 in [plaats 1] opzettelijk brand heeft gesticht waardoor er gevaar voor goederen en personen is ontstaan
Subsidiair ten laste gelegd als medeplichtigheid daaraan
feit 2
op 24 oktober 2023 in [plaats 2] opzettelijk brand heeft gesticht waardoor er gevaar voor goederen en personen is ontstaan
Subsidiair ten laste gelegd als medeplichtigheid daaraan

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging. Dat betekent dat er geen formele belemmeringen zijn om de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primaire feiten onder 1 en 2 ten laste gelegd wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft zich hierbij - kort gezegd - gebaseerd op de forensische onderzoeksresultaten, de bevindingen uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte, de aangifte en op het aanvullend verhoor van aangeefster. Ten aanzien van het tweede feit vordert hij verdachte partieel vrij te spreken van de strafverzwarende omstandigheid dat door de brand gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor personen te duchten was. Daartoe acht de officier van justitie onvoldoende aanknopingspunten in het dossier aanwezig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde, zowel van het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De verweren die de verdediging hiertoe heeft gevoerd, zullen hieronder bij de bewijsoverwegingen worden besproken. Voor zover het tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde van het gedeelte dat ziet op ‘het te duchten levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander.’
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Verdachte en zijn ex-partner, tevens benadeelde partij, waren zakenpartners. Zij hadden twee bedrijven: een cafetaria in [plaats 1] en een beautysalon in [plaats 2] . Beide panden zijn door brand verwoest: de cafetaria in de nacht van 29 juli 2023 en de beautysalon enkele maanden later, op 24 oktober 2023. Uit de inhoud van het procesdossier stelt de rechtbank vast dat beide branden opzettelijk zijn aangestoken, waarbij de betreffende panden deels zijn uitgebrand. Op grond van de camerabeelden en forensisch onderzoek kan worden vastgesteld dat de branden door één persoon zijn gesticht door open vuur in aanraking te brengen met motorbenzine.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte degene is geweest die de branden heeft gesticht, dan wel dat hij als medeplichtige van de brandstichtingen moet worden aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord en overweegt hiertoe als volgt.
Brand [cafetaria] te [plaats 1] op 29 juli 2023
De officier van justitie meent dat het verdachte was die de brand heeft gesticht. Met betrekking tot de brand in [plaats 1] , beroept hij zich op de camerabeelden en de forensische onderzoeksresultaten. Op de camerabeelden is de dader van de brandstichting te zien met een blauwe Albert Heijn tas. Die tas is later aangetroffen en in de tas zat een jerrycan en een blauw Spa-flesje. Uit onderzoek verricht door het NFI is gebleken dat zich in de jerrycan benzine bevond en dat het waarschijnlijker is dat de benzine in de jerrycan dezelfde herkomst heeft als de benzine die in de brandresten is aangetroffen. Op de jerrycan en het flesje is DNA is aangetroffen, waarvan het NFI stelt dat het aantreffen 1 miljard keer waarschijnlijker is wanneer het aangetroffen DNA van verdachte is, dan wanneer het DNA afkomstig is van een ander (niet aan verdachte verwant) persoon. Op basis van deze bewijsmiddelen concludeert de officier van justitie dat het verdachte moet zijn geweest die te zien is op de camerabeelden en dus degene is geweest die de brand heeft gesticht.
De officier van justitie stelt daarnaast dat ook de resultaten van de onderzoeken van de telefoon van verdachte erop wijzen dat hij de brand heeft gesticht. Uit die resultaten volgt dat de telefoon tijdens de nacht van de brand weliswaar aanstraalde in [plaats 3] , maar de officier van justitie denkt dat verdachte zijn telefoon heeft thuisgelaten. Dit omdat verdachte tussen 00:46 en 01:45 uur 17 keer door zijn moeder is gebeld en zij hem een bericht heeft gestuurd met de tekst “
jij moet opnemen” en “
wij maken zorgen maar jij niet.” Ook heeft de zus van verdachte in dat tijdsbestek 6 keer gebeld en heeft de verdachte om 2.12 uur zijn zus teruggebeld. De officier vindt het niet logisch dat de moeder en zus verdachte bellen terwijl zij zich in dezelfde woning zouden bevinden. Daarnaast zit er volgens de officier van justitie voldoende tijd tussen het vergrendelen van de telefoon om 00.35 uur en het ontgrendelen om 2.11 uur om naar [plaats 1] te rijden en de brand te stichten.
Verdachte stelt hiertegenover dat hij niet degene is geweest die de brand heeft gesticht. Op de beelden is iemand anders te zien. Ter zitting heeft verdachte een verklaring gegeven voor het aantreffen van – naar alle waarschijnlijkheid – zijn DNA op de jerrycans. Niet lang voor de brand hadden verdachte en aangeefster nog een relatie met elkaar. Zij woonden samen. Ook werkten zij samen in de cafetaria en de beautysalon. Op al deze plekken heeft verdachte (verplaatsbare) voorwerpen aangeraakt, waaronder de jerrycans en het SPA flesje. De jerrycans gebruikte hij om de scooters van de bezorgers die werkten voor de cafetaria van benzine te voorzien. Ook had hij samen met aangeefster een boot welke hij bijvulde met benzine uit de jerrycans. Het is volgens de verdediging dan ook heel goed mogelijk dat iemand anders déze jerrycans heeft gebruikt om de brand mee te stichten.
Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij op de avond voor de brand en tijdens de nacht van de brand bij de vriend van haar zus was, zij samen nog was hebben gedronken en toen samen naar het huis van zijn moeder zijn gegaan. Dit wordt bevestigd door de heer [B] , die als getuige is gehoord door de rechter-commissaris. Ook voor het feit dat verdachte kort na de brand op zijn telefoon zocht naar nieuws over de brand heeft verdachte een verklaring. Die nacht reed [C] , een bekende van verdachte, in de nabijheid van de cafetaria in [plaats 1] . Hij was getuige van de brand en van de aanwezigheid van hulpdiensten. Op dat moment heeft hij verdachte direct op de hoogte gebracht via Snapchat, waarna verdachte naar informatie is gaan zoeken over de brand. [C] heeft bij de rechter-commissaris in zijn getuigenverklaring van 20 augustus 2024 bevestigd dat hij verdachte via Snapchat op de hoogte bracht van de brand. Dat op Snapchat de berichten van [C] niet zijn terug te vinden is volgens de verdachte niet vreemd omdat Snapchat de berichten automatisch verwijdert nadat ze door gebruikers zijn bekeken. Dit automatisme kan enkel worden gewijzigd als door de gebruikers is aangevinkt dat de berichten bewaard moeten blijven.
Voor wat betreft de telefoontjes en berichten van zijn moeder en zus geeft de verdachte aan dat zijn moeder en zus hem tot ongeveer 01.25 uur hem geprobeerd hebben te bellen. Daarna hield dit op, omdat verdachte toen bij zijn moeder/zus thuis was. Dat zijn moeder zich zorgen maakte komt omdat zij wist dat verdachte die avond gedoe met [D (voornaam)] (de huidige partner van aangeefster) had. Verdachte stelt over het telefoontje naar zus dat hij haar als eerste belde, omdat hij haar wilde vertellen over de brand. Verder komt het vaker voor dat verdachte zijn zus vanuit zijn kamer belt, ook al zijn zij in het hetzelfde huis.
Oordeel rechtbank
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank het volgende van oordeel. De forensische onderzoeken en met name de bevindingen over het aangetroffen DNA-materiaal op de jerrycan en het flesje wijzen op mogelijke betrokkenheid van verdachte. Maar verdachte is niet herkend op de camerabeelden, en er is geen overig bewijs wat erop wijst dat verdachte degene is die op de beelden te zien is. Daar komt bij dat verdachte ten aanzien van het aangetroffen DNA-materiaal een verklaring heeft gegeven die niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Aangeefster heeft het verhaal van verdachte ten aanzien van de jerrycans immers (ten dele) bevestigd. Zij heeft namelijk verklaard dat er thuis jerrycans aanwezig waren die zij gebruikte voor de boot die zij samen met verdachte had. Met betrekking tot de verklaring van verdachte over waar hij in de nacht van de brand was oordeelt de rechtbank dat van deze – niet geheel controleerbare – verklaring niet zonder meer kan worden uitgegaan. Het dossier biedt echter ook onvoldoende houvast om deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde te schuiven. De door de officier van justitie gebezigde bewijsmiddelen sluiten de door verdachte geschetste gang van zaken namelijk niet uit.
Gelet hierop kan de rechtbank niet zonder redelijke twijfel vaststellen dat het verdachte is geweest die in de nacht van 29 juli 2023 brand heeft gesticht in de cafetaria en de persoon is die op de camerabeelden is te zien. Verdachte zal dan ook integraal worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.
Brand beautysalon te [plaats 2] op 24 oktober 2023
Ook ten aanzien van deze brandstichting beroept de officier van justitie zich ten eerste op het onderzoek dat is gedaan naar biologische sporen en DNA op in en nabij het pand aangetroffen goederen. Uit dit onderzoek is gebleken dat op twee jerrycans DNA is aangetroffen dat met een sterke bewijswaarde overeenkomt met het DNA van verdachte. Deze jerrycans zijn in de nabijheid van het pand gevonden op een plek van waaruit de persoon op de camerabeelden kwam aanlopen. Uit onderzoek verricht door het NFI is gebleken dat zich in de jerrycans benzine bevond en de kans dat de benzine in de jerrycan dezelfde herkomst heeft als de benzine in de brandresten zeer veel waarschijnlijker is dan dat dit niet het geval is.
Daarnaast heeft aangeefster verdachte herkend op camerabeelden. Enkele dagen na haar aangifte is zij opnieuw door de politie verhoord naar aanleiding van camerabeelden die aangeefster heeft bekeken. Aangeefster geeft tijdens dit verhoor aan dat zij verdachte herkent aan zijn houding en lichaamsbouw, zijn schoenen en manier van lopen en bewegen. Op basis van deze bewijsmiddelen concludeert de officier van justitie dat het verdachte moet zijn geweest die te zien is op de camerabeelden en dus degene is geweest die de brand heeft gesticht.
Verdachte ontkent ook voor deze brand dat hij de persoon is geweest die deze brand heeft gesticht. Evenals bij de hierboven besproken eerdere brandstichting heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat het goed kan zijn dat zijn DNA op de jerrycans is gevonden. De door hem gebruikte jerrycans voor het bijvullen van scooters en een boot stonden immers tot de beschikking van aangeefster. Daarnaast wijst de verdachte erop dat op de beschrijving van de camerabeelden rondom het pand in [plaats 2] volgt dat de dader aan komt lopen met een emmer en een breekijzer. Niet met één of twee jerrycans. Dit maakt wat de verdachte betreft waarschijnlijker dat de jerrycans daar al stonden of zijn geplaatst.
Oordeel rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 als volgt. De forensische onderzoeksresultaten van met name het aangetroffen DNA-materiaal wijzen op mogelijke betrokkenheid van verdachte bij de brandstichting. Maar ook hier geldt dat de verklaring van verdachte – op basis van het dossier – niet zonder meer als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Daarbij komt dat het aangetroffen DNA profiel een mengprofiel betreft, hetgeen betekent dat meerdere personen de jerrycan hebben aangeraakt. Daarmee heeft dit bewijs minder overtuigingskracht.
Naast de resultaten van het DNA-materiaal is er de verklaring van aangeefster, waarin zij stelt verdachte te herkennen. Deze verklaring kan echter niet door de rechtbank als bewijsmiddel worden gebruikt. In de eerste plaats kan de rechtbank niet verifiëren op welke beelden aangeefster verdachte heeft herkend. Daarnaast is uit het dossier gebleken dat verdachte en aangeefster de maanden voor de brandstichting op 24 oktober 2023 een moeizame relatie hadden en dat aangeefster verdachte reeds verdacht van het stichten van de brand op 29 juli 2023. De kans dat aangeefster met een vooringenomen blik naar de beelden heeft gekeken, kan de rechtbank dus niet uitsluiten.
Nu er behalve de resultaten van het aangetroffen DNA-materiaal niet is gebleken van ander bewijs waaruit blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij deze brandstichting, zal de rechtbank verdachte bij gebrek aan voldoende wettig bewijs ook vrijspreken van de onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feit.

5.BENADEELDE PARTIJ

[A] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 548.611,46. Dit bedrag bestaat uit € 513.611,46 materiële schade, € 25.000,- immateriële schade voor zichzelf en € 10.000,- immateriële schade voor haar zoon, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de rechtbank haar veroordelen in de kosten die de verdachte heeft gemaakt. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLAG

In het dossier bevindt zich een lijst van inbeslaggenomen goederen van 9 september 2024. Deze voorwerpen zijn onder verdachte in beslag genomen. Het betreft de volgende voorwerpen:
  • een jas, merk Parajumpers (G3223834)
  • een telefoon (G3199569)
De officier van justitie heeft de teruggave van de jas aan de rechthebbende gevorderd. Ten aanzien van de telefoon stelt hij dat deze al aan verdachte is teruggegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij inderdaad zijn telefoon heeft teruggekregen. Over de jas heeft de verdediging gesteld dat deze teruggegeven kan worden aan de rechthebbende.
Nu de telefoon reeds in het bezit is van verdachte, zal de rechtbank alleen nog beslissen over de in beslag genomen jas. De rechtbank zal teruggave gelasten van deze jas van het merk Parajumpers (G3223834) aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van dit voorwerp kan worden aangemerkt.

7.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Beslag
het volgende voorwerp dient terug te worden gegeven aan de rechthebbende:
• een jas (G3223834);
Benadeelde partij
  • verklaart [A] niet-ontvankelijk in haar vordering;
  • veroordeelt [A] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Hebly, voorzitter, mrs. H. den Haan en L.A. Witten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T. Lap, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2024.
Mr. Hebly, mr. Witten en mr. Lap zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen (door met een Spa flesje brandbare stof tegen het gebouw van ‘ [cafetaria] ’ gevestigd aan [adres 2] aan te spuiten/gieten met motorbenzine, in ieder geval een brandbare stof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten aangrenzende/omliggende woning(en) en/of gebouw(en) en/of aldaar geparkeerd staande auto's, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [A] en/of een of meer andere omwonende(n), te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 29 juli 2023 te [plaats 1] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen (door met een Spa flesje brandbare stof tegen het gebouw van ‘ [cafetaria] ’ gevestigd aan [adres 2] aan te spuiten/gieten) met motorbenzine, in ieder geval een brandbare stof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten aangrenzende/omliggende woning(en) en/of gebouw(en) en/of aldaar geparkeerd staande auto's, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [A] en/of een of meer andere omwonende(n), te duchten was, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 juli 2023 behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- een jerrycan met daarin motorbenzine, in elk geval een brandbare stof, te verstrekken en/of
- een Spa fles met daarin motorbenzine, in elk geval een brandbare stof, te verstrekken;
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2023 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof (tegen het gebouw van schoonheidssalon ‘ [schoonheidssalon] ’, gevestigd aan de [adres 3] ) (in een bewoond gebied), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten aangrenzende/omliggende woning(en) en/of gebouw(en) en/of aldaar geparkeerd staande auto's, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [A] en/of een of meer andere omwonende(n), te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 24 oktober 2023 te [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brandbare stof (tegen het gebouw van schoonheidssalon ‘ [schoonheidssalon] ’, gevestigd aan de [adres 3] ) (in een bewoond gebied), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten aangrenzende/omliggende woning(en) en/of gebouw(en) en/of aldaar geparkeerd staande auto's, en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten [A] en/of een of meer andere omwonende(n), te duchten was, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 24 oktober 2023 behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
- een brandbare stof te verstrekken en/of
- werkhandschoenen te verstrekken.