In deze zaak heeft eiseres een verzoek om handhaving ingediend tegen de gemeente Soest, met betrekking tot een laurierhaag en het gebruik van een veldschuur op het perceel van derde-belanghebbenden. Het college van burgemeester en wethouders heeft op 21 juli 2023 een last onder dwangsom opgelegd voor drie van de vijf onderdelen van het handhavingsverzoek, maar heeft afgezien van handhaving voor de overige twee onderdelen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 28 februari 2024 ongegrond werd verklaard. Hierna heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 3 oktober 2024 de zaak behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar dochter en haar gemachtigde, terwijl het college en de derde-belanghebbenden ook vertegenwoordigd waren. De rechtbank heeft beoordeeld of het college terecht het handhavingsverzoek heeft afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de Wabo, die op 1 januari 2024 is ingetrokken, niet van toepassing is, omdat de bestuurlijke sanctie vóór die datum is opgelegd.
De rechtbank concludeert dat eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat haar perceel grenst aan dat van de derde-belanghebbenden. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiseres, dat de laurierhaag diepwortelend is en dat er geen vergunning voor is, niet opgaat, omdat de normen uit het bestemmingsplan niet strekken tot bescherming van de belangen van eiseres. Ook het gebruik van de veldschuur is niet in strijd met het bestemmingsplan, omdat de voorzieningen in de veldschuur niet in de weg staan aan het gebruik conform de bestemming. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af.