ECLI:NL:RBMNE:2024:6035
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen besluit UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 oktober 2024, in de zaak tussen verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om veroordeling van het Uwv in de proceskosten. Verzoekster had eerder een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) geweigerd gekregen. Na een besluit op bezwaar van 28 februari 2024, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft het Uwv op 12 september 2024 een nieuwe beslissing genomen en verzoekster met terugwerkende kracht een Wajong-uitkering toegekend. Verzoekster trok haar beroep op 23 september 2024 in en verzocht de rechtbank om het Uwv te veroordelen in de proceskosten die zij had gemaakt in bezwaar en beroep.
De rechtbank heeft het Uwv in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het Uwv heeft vervolgens de proceskosten in bezwaar verhoogd tot € 1248,-. De rechtbank oordeelt dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond is en wijst het verzoek toe. De rechtbank stelt de proceskosten voor de beroepsfase vast op € 1.750,-, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Daarnaast is het Uwv verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De rechtbank laat de kosten die het Uwv heeft toegezegd te vergoeden in de bezwaarfase buiten beschouwing. De uitspraak is gedaan door rechter J. Wolbrink, in aanwezigheid van griffier G.M.T.M. Sips, en is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.