Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
2.De gezamenlijke erven van [A]
1.De procedure
- de pleitnota van mr. Van Rens;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024, waaruit blijkt dat Woonin is verschenen bij monde van mevrouw [B] , woonconsulent en haar gemachtigde mr. M.P.H. van Wezel. [gedaagde sub 1] is verschenen met zijn gemachtigde, mr. H. van Rens.
2.Waar gaat deze zaak over?
3.Wat vindt de kantonrechter?
Vast staat dat [gedaagde sub 1] geen medehuurder is en ook dat hij niet binnen 6 maanden na het overlijden van zijn moeder een vordering als bedoeld in artikel 7:268 lid 2 bij de kantonrechter heeft ingediend. Dit heeft tot gevolg dat hij momenteel zonder recht of titel in de woning verblijft. Daar komt bij dat, zelfs indien hij zich wel tijdig tot de kantonrechter zou hebben gewend met het verzoek om de huur te mogen voortzetten, de kans dat deze zou zijn toegewezen te verwaarlozen is. Het gaat namelijk om een 5-kamer-woning waar [gedaagde sub 1] , als alleenstaande, niet voor in aanmerking zou kunnen komen. Bovendien staat vast dat hij sinds april 2024 de gebruikersvergoeding (gelijk aan de huur) niet betaalt en dus aangenomen kan worden dat hij niet in staat is om de maandelijkse huur te voldoen.
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 543,00 (vast tarief )
€ 132,00Totaal € 1.306,97