ECLI:NL:RBMNE:2024:6028

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
11293066 UV EXPL 24-192 YM/698
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning en betaling gebruikersvergoeding na overlijden moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een huurwoning door de zoon van de overleden huurder en de betaling van een gebruikersvergoeding. De eisende partij, Stichting Woonin, vorderde ontruiming van de woning die de zoon, [gedaagde sub 1], sinds het overlijden van zijn moeder op [2023] onrechtmatig in gebruik had. Woonin had de zoon eerder meerdere keren verzocht om de woning te verlaten, maar hij had geen actie ondernomen en betaalde sinds april 2024 geen gebruikersvergoeding meer. De kantonrechter oordeelde dat de zoon geen recht of titel had om in de woning te verblijven, omdat hij niet binnen zes maanden na het overlijden van zijn moeder een vordering tot voortzetting van de huur had ingediend. De kans dat een dergelijke vordering zou zijn toegewezen, werd als zeer klein ingeschat, gezien de omstandigheden van de woning en de betalingsachterstand. De rechter wees de vorderingen van Woonin toe, waarbij de zoon werd veroordeeld om de woning binnen 14 dagen te ontruimen en een bedrag van € 2.604,15 aan achterstallige gebruikersvergoeding te betalen, vermeerderd met € 537,00 per maand voor elke maand dat hij in gebreke bleef. De overige erven van de overleden huurder waren niet verschenen in de procedure, waardoor verstek werd verleend. De kantonrechter benadrukte dat de belangen van Woonin zwaarder wogen dan de persoonlijke omstandigheden van de zoon, die emotioneel aan de woning was gehecht. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Woonin het vonnis kon executeren, zelfs als de zoon in hoger beroep zou gaan.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11293066 UV EXPL 24-192 YM/698
Kort geding vonnis van 28 oktober 2024
inzake
de stichting
Stichting Woonin,
gevestigd te Utrecht,
eisende partij, verder ook te noemen Woonin,
gemachtigde: mr. M.P.H. van Wezel,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats]
gedaagde partij, verder te noemen [gedaagde sub 1] ,
gemachtigde: mr. H. van Rens

2.De gezamenlijke erven van [A]

tot haar overlijden wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen: de overige erven
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 8 producties;
- de pleitnota van mr. Van Rens;
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024, waaruit blijkt dat Woonin is verschenen bij monde van mevrouw [B] , woonconsulent en haar gemachtigde mr. M.P.H. van Wezel. [gedaagde sub 1] is verschenen met zijn gemachtigde, mr. H. van Rens.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[gedaagde sub 1] woonde met zijn moeder in haar huurwoning en sinds haar overlijden op [2023] is hij daar onafgebroken blijven wonen. Op 12 december 2023 en 12 maart 2024 heeft Woonin aan de erven/ [gedaagde sub 1] laten weten dat zij de huurwoning moeten opleveren. Op 18 maart 2024 heeft een gesprek plaats gevonden, waar [gedaagde sub 1] bij aanwezig was. Tijdens dit gesprek heeft [gedaagde sub 1] aangegeven dat hij het heel moeilijk vindt om de woning van zijn moeder te verlaten. Hierop heeft Woonin hem 3 maanden de tijd gegeven om passende huisvesting te zoeken. Op 12 juni 2024 heeft mr. Van Rens verzocht om [gedaagde sub 1] een laatste uitstel te geven. Tot op heden verblijft [gedaagde sub 1] in de woning en wordt sinds april 2024 geen gebruikersvergoeding betaald.
2.2.
In deze procedure vordert Woonin de overige erven en [gedaagde sub 1] te veroordelen het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en verlaten onder afgifte van de sleutels van de woning en hem te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.604,15, te vermeerderen met een bedrag van € 537,00 per maand voor elke maand dat zij hiermee in gebreke blijven vanaf 1 september 2024 tot het moment van oplevering, waarbij een gedeelte van een maand voor een hele maand wordt gerekend, een en ander met veroordeling van alle erven in de kosten van de procedure.
2.3.
[gedaagde sub 1] verweert zich tegen de gevorderde ontruiming omdat hij bij toewijzing van de vordering dak- en thuisloos wordt. Bovendien is hij van mening dat hij de woning niet kan verlaten omdat deze hem verbindt met zijn moeder, van wie hij zo veel heeft gehouden.

3.Wat vindt de kantonrechter?

3.1.
Voorop wordt gesteld dat de overige erven niet zijn verschenen in deze procedure. Omdat de dagvaarding juist is betekend, wordt tegen hen verstek verleend.
3.2.
Het spoedeisende belang van Woonin volgt uit de aard van de vordering. Woonin heeft er immers belang bij dat zij de woning die [gedaagde sub 1] onrechtmatig in gebruik heeft, kan toewijzen aan een gezin dat in aanmerking komt voor dit type huisvesting.
3.3.
De vorderingen van Woonin worden toegewezen en [gedaagde sub 1] dient de woning te verlaten. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Vast staat dat [gedaagde sub 1] geen medehuurder is en ook dat hij niet binnen 6 maanden na het overlijden van zijn moeder een vordering als bedoeld in artikel 7:268 lid 2 bij de kantonrechter heeft ingediend. Dit heeft tot gevolg dat hij momenteel zonder recht of titel in de woning verblijft. Daar komt bij dat, zelfs indien hij zich wel tijdig tot de kantonrechter zou hebben gewend met het verzoek om de huur te mogen voortzetten, de kans dat deze zou zijn toegewezen te verwaarlozen is. Het gaat namelijk om een 5-kamer-woning waar [gedaagde sub 1] , als alleenstaande, niet voor in aanmerking zou kunnen komen. Bovendien staat vast dat hij sinds april 2024 de gebruikersvergoeding (gelijk aan de huur) niet betaalt en dus aangenomen kan worden dat hij niet in staat is om de maandelijkse huur te voldoen.
3.4.
Het enkele feit dat [gedaagde sub 1] is opgegroeid in de woning, hij daar warme herinneringen aan koestert en de woning vol staat met dierbare bezittingen, heeft niet tot gevolg dat zijn belang zwaarder weegt dan dat van Woonin. Bovendien weet [gedaagde sub 1] al geruime tijd dat hij op zoek moet gaan naar vervangende woonruimte en had hij de nodige voorzieningen kunnen treffen om de dierbare bezittingen op te slaan. [gedaagde sub 1] heeft ondanks alles niets gedaan en betaalt zelfs geen gebruikersvergoeding.
3.5.
Ook de stelling van [gedaagde sub 1] dat een ontruiming problematische gevolgen voor hem zal hebben, kan hem niet helpen. Een gedwongen ontruiming is in het algemeen problematisch voor de betrokkene die niet weg wil. Dat [gedaagde sub 1] hierdoor harder getroffen wordt dan anderen in een vergelijkbare situatie, is niet onderbouwd. Daar komt bij dat Woonin bijzonder coulant is geweest door hem ruim een jaar de tijd te geven andere huisvesting te zoeken. In het licht hiervan bestaat ook geen aanleiding om de ontruimingstermijn op 3 maanden te zetten, zoals [gedaagde sub 1] heeft verzocht.
3.6.
De gevorderde achterstallige gebruikersvergoeding van € 2.604,15, te vermeerderen met een bedrag van € 537,00 per maand vanaf 1 september 2024 tot het moment van oplevering wordt toegewezen, nu hiertegen geen verweer is gevoerd en de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is.
3.7.
Omdat [gedaagde sub 1] in het ongelijk is gesteld wordt hij in de kosten van de procedure veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonin worden begroot op:
- dagvaarding € 135,97
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 543,00 (vast tarief )
- nakosten
€ 132,00Totaal € 1.306,97
3.8.
De gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad wordt eveneens toegewezen. Zoals reeds overwogen woont [gedaagde sub 1] al meer dan een jaar zonder recht of titel in de woning en is Woonin heel coulant geweest, door [gedaagde sub 1] meerdere keren een termijn te gunnen om de woning te ontruimen. Woonin moet instaan voor een gerechtvaardigde verdeling van schaarse woonruimte en [gedaagde sub 1] bewoont als alleenstaande een 5-kamer woning, waar hij niet voor in aanmerking komt. Om deze reden mag Woonin dit vonnis executeren, ook in het geval [gedaagde sub 1] in hoger beroep gaat. Mocht dit hoger beroep een andere uitkomst geven, dan heeft [gedaagde sub 1] de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
4.1.
verleent verstek tegen de overige erven;
4.2.
veroordeelt de overige erven en [gedaagde sub 1] hoofdelijk om de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te [woonplaats] met al wie en al wat zich daarin bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Woonin te stellen;
4.3.
veroordeelt de overige erven en [gedaagde sub 1] hoofdelijk om tegen bewijs van kwijting te betalen aan de eisende partij een bedrag van € 2.604,15, ter zake achterstallige gebruikersvergoeding tot 1 september 2024 en een bedrag van € 537,00 voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 september 2024 en de daadwerkelijke ontruiming;
4.4.
veroordeelt de overige erven en [gedaagde sub 1] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.306,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als de overige erven en [gedaagde sub 1] (hoofdelijk) niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten de overige erven en [gedaagde sub 1] ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024.