ECLI:NL:RBMNE:2024:6014

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
11140668
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallige zorgverzekeringspremie en verrekeningsverweer eigen risico

In deze zaak vordert ASR Basis Ziektekostenverzekeringen N.V. betaling van een achterstallige zorgverzekeringspremie van € 345,40 van gedaagde, die de premie voor november en december 2023 niet volledig heeft betaald. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat ASR ten onrechte bedragen van zijn rekening heeft afgeschreven voor het eigen risico, zonder specificatie van de behandelingen. Hij heeft deze bedragen verrekend met de verschuldigde premie. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet kan bewijzen dat hij recht heeft op verrekening, omdat hij niet kan aantonen welke bedragen ten onrechte zijn afgeschreven. ASR's vordering tot betaling van de premie wordt toegewezen, met inachtneming van een reeds gedane betaling van € 53,47. Daarnaast wordt wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. Gedaagde's tegenvordering in reconventie wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat is ingediend. De proceskosten worden aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11140668 \ MC EXPL 24-3593
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
ASR BASIS ZIEKTEKOSTENVERZEKERINGEN N.V.,
te Amersfoort,
eisende partij,
hierna te noemen: ASR,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties, van 21 mei 2024;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek met producties;
- de mondelinge conclusie van dupliek (uittreksel audiëntieblad van 2 oktober 2024);
- de schriftelijke conclusie van dupliek met producties, tijdens de rolzitting van 2 oktober 2024 door [gedaagde] overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een zorgverzekeringsovereenkomst met ASR afgesloten.
2.2.
De zorgverzekeringspremie bedroeg in 2023 € 172,70 per maand, inclusief aanvullende verzekeringen. De premie moet iedere maand bij vooruitbetaling betaald worden.
2.3.
[gedaagde] heeft de zorgverzekeringspremie voor de maanden november en december 2023 niet volledig betaald.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
ASR vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan ASR te betalen € 345,40 aan hoofdsom (de verzekeringspremie), € 52,99 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw, € 10,51 aan wettelijke rente tot en met 20 mei 2024 en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 21 mei 2024 tot de voldoening, een en ander te verminderen met € 53,47 aan gedane betalingen, en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Volgens ASR heeft [gedaagde] de verzekeringspremie over de maanden november en december 2023 niet volledig betaald. In deze procedure vordert zij betaling daarvan, te vermeerderen met rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en wil dat de vordering van ASR wordt afgewezen. Samengevat komt zijn verweer op het volgende neer. ASR heeft bedragen van de bankrekening van [gedaagde] afgeschreven ter zake het eigen risico. Voor [gedaagde] is onduidelijk op welke behandelingen dit betrekking heeft. Hij heeft ASR en het incassobureau meerdere malen verzocht om een specificatie van de behandelingen en de afgeschreven bedragen, maar heeft deze nooit gekregen. Daarom heeft [gedaagde] het betaalde eigen risico verrekend met de verzekeringspremie. In deze zaak draait het volgens [gedaagde] dus om het eigen risico, en niet om de verzekeringspremie.
In reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert in reconventie:
een schadevergoeding van € 300,00 voor het afboeken van geld van zijn betaalrekening terwijl hij schriftelijk de incassomachtiging heeft ingetrokken;
een vergoeding van € 912,00 ter zake door hem gespendeerde uren aan deze zaak.

4.De beoordeling

In conventie
Achterstallige verzekeringspremie
4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het in deze zaak draait om de verzekeringspremie van de maanden november en december 2023. ASR vordert betaling daarvan.
4.2.
[gedaagde] heeft niet betwist dat de verzekeringspremie € 172,70 per maand bedraagt en dat hij over de maanden november en december 2023 dus een bedrag van € 345,40 verschuldigd is. [gedaagde] heeft ook niet weersproken dat hij de betaling van deze premie heeft gestorneerd. Dit betekent dat hij dit bedrag in beginsel nog aan ASR moet betalen.
4.3.
In de dagvaarding is opgenomen dat [gedaagde] al een bedrag van € 53,47 heeft betaald. Dit bedrag strekt in mindering op de achterstallige verzekeringspremie, zodat daarvan een bedrag van € 291,93 overblijft.
Verrekeningsverweer eigen risico
4.4.
[gedaagde] voert – zo begrijpt de kantonrechter – feitelijk een verrekeningsverweer. ASR heeft bedragen van zijn bankrekening afgeschreven ter zake het eigen risico. ASR heeft niet gespecificeerd op welke behandelingen deze betalingen zien. [gedaagde] kan daarom niet controleren of de betalingen terecht zijn gedaan. De betalingen voor het eigen risico heeft hij daarom verrekend met de premie van de maanden november en december 2023 en wel door deze premie te storneren.
4.5.
[gedaagde] heeft ter zake de betalingen voor het eigen risico geen zelfstandige tegenvordering (reconventionele vordering) ingesteld. Hij doet slechts een beroep op verrekening met een aan hem toekomende vordering, namelijk een vordering tot terugbetaling van het eigen risico als blijkt dat dit ten onrechte is betaald.
4.6.
Een beroep op verrekening kan niet worden gehonoreerd als de gegrondheid van het verrekeningsverweer niet eenvoudig is vast te stellen. Dat is bepaald in artikel 6:136 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat is hier het geval. [gedaagde] heeft niet omschreven welke bedragen aan eigen risico er volgens hem precies (wellicht ten onrechte) van zijn bankrekening zijn afgeschreven. Dit betekent dat het voor de kantonrechter niet mogelijk om te beoordelen of [gedaagde] een tegenvordering op ASR heeft en hoe hoog die vordering is. Daarom kan niet gemakkelijk worden vastgesteld of [gedaagde] een geslaagd beroep op verrekening kan doen. De kantonrechter gaat daarom aan dit verweer voorbij.
4.7.
De conclusie is dat [gedaagde] nog een bedrag van € 291,93 aan achterstallige verzekeringspremie aan ASR moet betalen. De kantonrechter zal hem daartoe veroordelen. Voor de volledigheid merkt de kantonrechter op dat als [gedaagde] meent dat hij ten onrechte eigen risico heeft betaald hij daarvoor een aparte procedure kan starten.
Wettelijke rente
4.8.
ASR vordert een bedrag van € 10,51 aan wettelijke rente tot en met 20 mei 2024 en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 21 mei 2024. [gedaagde] heeft hier geen afzonderlijk verweer tegen gevoerd. Deze vordering is op de wet gegrond en wordt daarom toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
ASR maakt aanspraak op de vergoeding van € 52,99 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor
buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. ASR heeft aan [gedaagde] op 4 maart 2024 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De gevorderde vergoeding komt op grond van artikel 6:96 lid 6 BW echter niet (volledig) voor toewijzing in aanmerking, omdat [gedaagde] op 4 maart 2024 nog een betaling van € 119,23 heeft gedaan. Het is de kantonrechter niet duidelijk waarom ASR dit bedrag aan [gedaagde] heeft terugbetaald. Er stond immers nog een te betalen bedrag open waarvoor zij [gedaagde] heeft aangemaand. De kantonrechter zal de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten daarom baseren op een bedrag van € 172,70 (€ 291,93 - € 119,23). Dit betekent dat er een bedrag van € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw wordt toegewezen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] heeft zijn premie niet op tijd betaald. In deze procedure kan niet worden vastgesteld of hem een beroep op verrekening kan toekomt. Het moet er daarom voor worden gehouden dat ASR terecht tot dagvaarden is overgegaan, omdat er nog een schuld openstond. De kosten van deze procedure komen daarom voor rekening van [gedaagde] . Wel zal de kantonrechter bij de hoogte van het salaris gemachtigde rekening houden met het door ASR aan [gedaagde] terugbetaalde bedrag van € 119,23, omdat niet duidelijk is waarom ASR dit bedrag heeft terugbetaald en bij het achterwege blijven daarvan het salaris gemachtigde lager zou zijn uitgevallen. De proceskosten van ASR worden begroot op:
- dagvaarding € 137,38
- griffierecht € 130,00
- salaris gemachtigde € 80,00 (2 punten x tarief € 40,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 482,38
In reconventie
4.11.
Bij de schriftelijke conclusie van dupliek heeft [gedaagde] een tegenvordering (een eis in reconventie) ingesteld. [gedaagde] heeft deze tegenvordering te laat ingesteld. In de wet (artikel 137 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) is namelijk bepaald dat een tegenvordering door de gedaagde direct bij de eerste reactie op de dagvaarding (de conclusie van antwoord) moet worden ingesteld. [gedaagde] heeft dit niet gedaan. De kantonrechter zal de vorderingen van [gedaagde] daarom verder niet beoordelen en [gedaagde] niet-ontvankelijk verklaren in zijn eis in reconventie. Als [gedaagde] meent aanspraak te kunnen maken op (schade)vergoedingen dan had hij dat eerder in deze procedure moeten vorderen of hij dient dat (alsnog) in een aparte procedure te doen.
4.12.
[gedaagde] heeft tot slot op een aantal punten om de mening van de kantonrechter gevraagd, waaronder de functie van het eigen risico in de zorg en het verstrekken van specificaties bij het aanspreken van het eigen risico. De kantonrechter heeft als taak te beslissen op de vorderingen die door partijen zijn ingesteld. Voor zover de door [gedaagde] opgeworpen punten van belang zijn bij het beoordelen van de vorderingen, dan zijn deze hiervoor besproken. Buiten de vorderingen om is het niet de taak en rol van de kanontrechter om op deze punten in te gaan.
4.13.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op nihil, omdat de eis in reconventie pas bij conclusie van dupliek is ingesteld en ASR nog niet in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ASR te betalen:
  • € 291,93 aan hoofdsom;
  • € 10,51 aan wettelijke rente tot en met 20 mei 2024;
  • de wettelijke rente over € 291,93 vanaf 21 mei 2024 tot de voldoening;
  • € 48,40 aan buitengerechtelijke incassokosten inclusief btw;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 482,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie:
5.5.
verklaart [gedaagde] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van ASR begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.
45353