4.3.2Vrijspraak feit 2 (mishandeling kinderen)
De rechtbank komt hierna tot een bewezenverklaring van feit 1 en feit 3, de mishandelingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Dat de kinderen van [slachtoffer 3] hierdoor ook slachtoffer zijn geworden van (psychische) kindermishandeling kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
De rechtbank stelt voorop dat er sprake kan zijn van kindermishandeling op het moment dat een ouder wordt mishandeld en de kinderen hiervan getuige zijn. Van psychische mishandeling kan zeker sprake zijn als kinderen vormen van geweld jegens hun ouder(s) meermalen hebben waargenomen. Dit blijkt ook uit het aan het dossier toegevoegde rapport van drs. Van Hoof, kinder- en jeugdpsychiater, psychotraumatherapeut en orthopedagoge. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de twee kinderen van verdachte en [slachtoffer 3] mishandelingen hebben waargenomen en zo ja, of dit ertoe heeft geleid dat daarmee hun gezondheid opzettelijk (psychisch) is benadeeld. De rechtbank overweegt als volgt.
Het dossier bevat enkele verklaringen van de kinderen waaruit zou kunnen blijken dat zij getuige zijn geweest van geweld tussen verdachte en [slachtoffer 4] . Zo zegt de jongste zoon als antwoord op vragen van [slachtoffer 3] :
“papa slaat [slachtoffer 3] ”.Daarnaast is door [slachtoffer 3] een lijst bijgehouden van opmerkingen die de kinderen hierover zouden hebben gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet voldoende. Het blijkt namelijk niet dat de kinderen aanwezig zijn geweest bij de specifieke mishandelingen van [slachtoffer 4] die hierna worden bewezenverklaard (in de auto en bij verdachte thuis).
Verder wordt overwogen dat op zich niet uitgesloten kan worden dat de kinderen in de buurt waren op momenten dat verdachte fysiek of psychisch geweld uitoefende jegens [slachtoffer 3] , gelet op hun toen nog zeer jonge leeftijd. Er zijn ook aanwijzingen dat de kinderen in een stressvolle situatie zijn opgegroeid, gelet op de verhouding tussen [slachtoffer 3] en verdachte, voor en na de echtscheiding, en de daaropvolgende verhuizingen. Er is bovendien PTSS vastgesteld bij de kinderen.
Toch is dit onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de kinderen op de bewezenverklaarde gewelddadige momenten aanwezig waren, dat zij deze hebben waargenomen en dat hun psychische klachten hiernaar terug te leiden zijn.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
4.3.3Vrijspraak feit 4 (dwang [slachtoffer 3] )
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van dwang, artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), is vereist dat iemand wederrechtelijk is gedwongen iets te doen, na te laten of te dulden door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging hiermee. Daarbij is van belang dat duidelijk wordt waaruit het door verdachte gepleegde geweld, een andere feitelijkheid of bedreiging daarmee bestond (de dwanghandeling) en wat het slachtoffer heeft gedaan, nagelaten of geduld als gevolg van de dwanghandeling (het dwanggevolg). Indien er geen dwanggevolg is ingetreden, kan in beginsel geen sprake zijn van een voltooide dwang. Ook dient de dwang wederrechtelijk te zijn, wat in het algemeen inhoudt ‘in strijd met het recht’ of ‘aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid’. De rechtbank heeft voor elk van de onder 4 ten laste gelegde gedachtestreepjes beoordeeld of aan deze vereisten wordt voldaan. Dat is telkens niet het geval, zoals hierna wordt gemotiveerd.
Proberen te isoleren/vervreemden
De rechtbank ziet in dit onderdeel van de tenlastelegging noch een dwanghandeling, noch een dwanggevolg geformuleerd. Daarnaast zou het ‘proberen te isoleren of vervreemden van vrienden’ hooguit een vorm van poging tot dwang kunnen opleveren, hetgeen niet is tenlastegelegd. Daarom kan er, zelfs al zou kunnen worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 3] te isoleren/vervreemden, op dit punt geen bewezenverklaring volgen.
Verplichten als huisarts
In dit onderdeel van de tenlastelegging wordt het dwanggevolg omschreven, maar ontbreekt de feitelijke dwanghandeling. Niet duidelijk is op welke wijze [slachtoffer 3] door verdachte zou zijn gedwongen te dulden dat hij haar huisarts was en zou blijven. De officier van justitie heeft, nadat zij ter zitting hierop werd bevraagd, voor de verfeitelijking in zijn algemeenheid naar het dossier verwezen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Verplichten aangifte in te trekken
De rechtbank kan in dit onderdeel van de tenlastelegging zowel een gestelde dwanghandeling (het dreigen met het niet ondertekenen van het echtscheidingsconvenant) als een gesteld dwanggevolg (het intrekken van de aangifte van de mishandeling) onderscheiden. Echter, het echtscheidingsconvenant met daarin de bepaling dat de aangifte zal worden ingetrokken, is opgesteld door verdachte en [slachtoffer 3] , beide bijgestaan door gespecialiseerde advocaten. Hierdoor ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank de wederrechtelijkheid. Het opnemen van een dergelijke bepaling is op zichzelf niet in strijd met het recht en er moet van worden uitgegaan dat de bepaling tot stand is gekomen met wederzijdse overeenstemming in een meer omvattende onderhandeling in het echtscheidingsproces.
Dreigen met suïcide als verdachte de kinderen niet mocht zien
De rechtbank ziet ook in dit onderdeel zowel een dwanghandeling (dreigen met suïcide) als een dwanggevolg (verdachte de kinderen laten zien) geformuleerd. Het volgt echter niet uit het dossier dat [slachtoffer 3] als direct gevolg van de dreiging van verdachte met suïcide heeft toegelaten dat verdachte zijn kinderen kon zien. Aldus kan niet worden vastgesteld dat het dwanggevolg is ingetreden en dus kan er geen sprake zijn van dwang in de zin van artikel 284 Sr.
Inbrengen van een katheter tijdens de bevalling
Ook in dit onderdeel van de tenlastelegging zijn een dwanghandeling (het hardhandig inbrengen van de katheter) en een dwanggevolg (het dulden van het inbrengen van die katheter) te onderscheiden. [slachtoffer 3] verklaart dat dit is gebeurd, verdachte ontkent het stellig. Gynaecoloog [A] heeft verklaard dat zij aanwezig was bij de bedoelde bevalling. Zij kon in het medisch dossier lezen dat verdachte de bevalling heeft overgenomen, maar kon niets teruglezen over het inbrengen van een katheter. Ook kon zij zichzelf niet herinneren dat verdachte op ruwe wijze een katheter heeft ingebracht en dat hij daarbij iemand aan de kant heeft geduwd. Voor dit deel van de tenlastelegging is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Verplichten tot inname medicatie
De rechtbank is van oordeel dat een omschrijving van de dwanghandeling in de tenlastelegging ontbreekt. Daarmee wordt onder feit 4 niet omschreven op welke wijze [slachtoffer 3] door verdachte is gedwongen tot inname van medicatie. De officier van justitie heeft hiervoor in zijn algemeenheid verwezen naar hetgeen onder feit 1 is tenlastegelegd. Zoals hierna wordt overwogen komt de rechtbank onder feit 1 wél tot wettig en overtuigend bewijs dat [slachtoffer 3] door verdachte is verplicht tot inname van medicatie. Voor bewezenverklaring van de onder dat feit tenlastegelegde mishandeling gelden echter andere vereisten dan voor bewezenverklaring van dwang als bedoeld in artikel 284 Sr. Nu een verfeitelijking van de dwanghandeling onder feit 4 ontbreekt, is niet aan de vereisten van artikel 284 Sr voldaan en kan dwang in de zin van die bepaling niet worden bewezen.
4.3.4Bewijsmiddelen feit 1 en feit 3
[slachtoffer 3]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Mijn man is huisarts en hij is mijn huisarts . Ik wil dit niet, maar hij laat me niet overstappen. Hij kan mijn dossier inzien en aanpassen.
[verdachte] zegt dat ik ADHD heb volgens hem en dat hij, als man, daardoor een probleem heeft met mij. Hij wilde dat ik medicijnen daarvoor ging slikken. Ik vind niet dat ik ADHD heb en vind niet dat ik medicijnen nodig heb. Nu is er de laatste maanden zoveel geweld geweest dat ik uiteindelijk maar heb toegegeven. Ik kreeg Dexamfetamine. Hij heeft deze medicijnen ongevraagd op mijn naam gezet. Hij heeft de macht als arts om dat te doen. Doordat hij me sloeg en kneep dwong hij me om de medicijnen in te nemen. Ik moest ze zelf in mijn mond stoppen en doorslikken. Ik deed dit omdat ik dacht dat het gezin er dan minder last van zou hebben. Ik hoopte dat als ik die medicijnen slikte dat hij dan tevreden was en niet zoveel geweld zou toepassen. Hij schopt me, slaat me, bijt me en trekt aan mijn oor. Wat hij ook vaak deed was mijn hoofd samendrukken tussen twee handen. Allemaal om te zorgen dat ik zelf die medicijnen slikte. Want hij zei tegen mij terwijl hij mijn hoofd plette tussen twee handen: "De enige manier om dit op te laten houden is dat je die pillen slikt". En dat heb ik ook gedaan.
Ik heb een notitie van 27 juni 2021: Ik ben gedurende de dag meermalen geknepen, aan de oorlel getrokken, op de schouder geslagen en het hoofd geplet. [verdachte] komt binnen en stormt op mij af en begint meteen te knijpen en mijn hoofd te pletten. [verdachte] duwde mij op de bank en ging toen met zijn billen, met zijn hele gewicht op mijn hoofd zitten. Dit deed pijn. Hij is toen gedraaid en heeft toen een knie in mijn rug gezet. [verdachte] begon mij te schoppen in mijn rug. Hij heeft me wel eens gezegd dat als ik bang word, dat dit zijn boosheid aanwakkert. Dat voelde ik ook. Ik denk dat hij me vier keer heeft geschopt. Ik ben letterlijk op handen en voeten in een hoek gekropen. Ik voelde me heel vernederd. Ik zat met mijn gezicht naar de muur en dit wakkerde zijn woede nog meer aan, want hij begon me te slaan. Ik kon niet zien wat hij deed, maar ik voelde dat hij me zeker 8 keer met een vuist tegen mijn schouder/bovenrug beukte. Ik had hier later blauwe plekken van.
Ik voelde dat hij [verdachte] twee vingers hard in mijn gesloten mond duwde en dat mijn bovenlip hierdoor pijn deed. Op 30 juni 2021 knijpt hij mij uit woede ineens met een hand heel hard in mijn borst. Op 27 februari 2021 in het hotel NH gaat [verdachte] met gewicht op grote teen van mij staan. Hij rolt zijn voet heen en weer over de teen waardoor ik moest huilen van pijn en schrik. [verdachte] knijpt heel hard in mijn nek wat erg veel pijn doet, hij knijpt hard in mijn bovenarmen, hij bijt in mijn oorlel of trekt daar heel hard aan. Wat betreft de mishandelingen, die vinden eigenlijk dagelijks plaats. [verdachte] dreigt ook vaak dat hij suïcide zal plegen en dat dit mijn schuld is. Hij heeft het meermalen over familiedrama gehad, maar in de trant van: 'Je hoort dat dit soort ruzies uitdraaien op een familiedrama'. Ook zegt hij regelmatig dat hij met:" Ik ga zorgen dat jij geen voogdij over de kinderen krijgt, want ik ga zorgen dat je uit je medisch dossier blijkt dat jij ongeschikt ben om voor de kinderen te zorgen". Hij zegt dan dat hij verschillende psychische stoornissen heeft die laat opnemen in het dossier, hij laat verwijzingen maken naar psychiaters zodat ik uit de ouderlijke macht gezet wordt.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende audiofragment [verdachte] en [slachtoffer 3] 8/8/21is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
[verdachte] zegt: Sinds de geboorte van [slachtoffer 2] ben ik sinds april veel meer medicijnen gaan slikken, stapsgewijs. Door de dusdanige hoeveelheden Dexamfetamine is agressie ontstaan en die agressie heeft zich op jou geuit. Met verschrikkelijk lelijke woorden, maar ook duwen en trekken, en ook toen je op de grond valt en trappen en doen. Ik neem echt alle verantwoordelijkheid.
[slachtoffer 3] zegt: Nou ontken je het weer.
[verdachte] zegt: Ik heb dat gedaan hoor je me, ik heb dat gedaan.
[slachtoffer 3] zegt: Ja dagelijks ook.
[verdachte] zegt: Nee dat is niet waar
[slachtoffer 3] zegt: Dat is wel waar [verdachte] .
[verdachte] zegt: Een poosje, een paar weekjes. Ja wel een paar weekjes.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende medisch dossieris onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik verbalisant bekeek het aangeleverde medisch dossier van aangeefster [slachtoffer 3] . Ik zag dat het Journaal begon op 06-11-2013 met de opmerking ”voorgeschiedenis”. Ik las in het journaal geen gesprek vastgelegd of doorverwijzing naar een arts of psycholoog voor eventuele ADHD of ADD gelijkende klachten.
Ik lees dat de aangeefster op 20-10-2021 wordt doorverwezen naar de GGZ wegens PTSS-klachten naar aanleiding van psychische en fysiek geweld door haar ex-man. Er wordt traumaverwerking aangeraden.
Onder het kopje medicatie lees ik dat er op 07-06 Dexamfetamine is verstrekt;
07-06-2021 30st Dexamfetamine rettabl 10mg, 2x per dag 1 tablet
07-06-2021 30st Dexamfetamine rettabl 10mg, 2x per dag 1 tablet
27-05-2021 1st Dexamfetamine rettabl 10mg, 2x per dag 1 tablet
27-05-2021 1st Dexamfetamine rettabl 10mg, 2x per dag 1 tablet
Op geen ander moment is dit verstrekt volgens de medicatiekaart op naam van aangeefster.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende opname telefoongesprekis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Dit betreft een audiobestand dat is opgenomen op 7 augustus 2021 van een telefoongesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 3] .
[verdachte] : Wij gaan niet scheiden, luister eens naar mij, wij gaan niet scheiden, ik vind echt je speelt met vuur, met een suïcide risico bij een volwassen man, met een grote praktijk met twee lieve jongens, die alleen thuis is.
Getuige [getuige]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[slachtoffer 3] is een keer bij mij geweest, vanuit paniek. Gestrest kwam ze naar me toe. “Ik vertrouw [verdachte] niet zei” ze. Ze vroeg of ze met me mocht praten. Ze klonk als iemand in nood. Ze was bang dat [verdachte] het dossier zou aanpassen en dit tegen haar gebruikt kon worden. Ze kwam toen echt in paniek naar mij toe en ik heb beloofd om haar bezoek aan mij niet met [verdachte] te communiceren. Dit was net voor zijn scheiding.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende behandelplan [slachtoffer 3] PTSSis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 28 mei 2024 ontving ik van aangeefster [slachtoffer 3] documenten waaruit blijkt dat zij de diagnose PTSS heeft gekregen.
Een van deze documenten betreft een behandelplan van de GZ. Onderstaand de conclusie en beschrijvende diagnose uit het behandelplan:
Behandelplan – definitief - 26-07-2023
Conclusie en beschrijvende diagnoseCliënte maakt zich zorgen over het welzijn van haar zelf en van de kinderen vanwege het dreigende, eisende, onnavolgbare gedrag van haar (bijna) ex-man.
Actuele hoofddiagnosePosttraumatische stressstoornis
Getuige [slachtoffer 4]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 2 juni 2023 kwam [verdachte] mij ophalen. In de auto kregen we een discussie/ruzie. Toen haalde hij uit. Die klap belandde op mijn neus. Dat deed heel pijn. Mijn neus bloedde meteen.
Verdachteheeft bij de rechter-commissaris op 4 december 2023 onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ging [slachtoffer 3] in Bussum halen. We kregen in de auto een discussie. Ik heb mij afgeweerd en heb haar in haar gezicht geraakt. Ze bloedde, ik heb haar neus gestelpt.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende tactisch onderzoek inhoud Macbook verdachteis onder meer het volgende gerelateerd:
[bestandsnaam] .mov
Filmpje is gemaakt op 14 juli 2023.
(…)
[slachtoffer 3] : Jij zit zo hard te liegen op deze camera.
[verdachte] : Waarmee dan? Hier, Effe tikken...
O: [verdachte] filmt zichzelf, waarna hij de camera weer draait naar [slachtoffer 3] . Tijdens dit draaien gebeurt er iets waarna [slachtoffer 3] met haar rechterhand naar haar wang beweegt.
Ter terechtzitting heeft de rechtbankonder meer – zakelijk weergegeven – bij het afspelen van het hiervoor beschreven videobestand ( [bestandsnaam] .mov) het volgende waargenomen:
Op de beelden is te zien dat verdachte en [slachtoffer 4] een discussie voeren. Te zien is dat een mannenhand richting de rechterkant van het gezicht van [slachtoffer 4] beweegt. [slachtoffer 4] gezicht vertrekt en beweegt naar links en [slachtoffer 4] beweegt met haar rechterhand naar haar rechterwang. Zij roept daarbij “au”.
4.3.5Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 3
Ten aanzien van feit 1 (mishandeling [slachtoffer 3] )
[slachtoffer 3] heeft aangifte van huiselijk geweld gedaan bij de politie, heeft deze onderbouwd met notities en opgenomen gesprekken en is hier enige tijd later nog uitgebreid verder over gehoord door de politie. De verklaringen van [slachtoffer 3] kunnen als uitgangspunt voor het bewijs worden genomen, omdat deze de redengevende feiten en omstandigheden voor mishandeling bevatten, en omdat deze voldoende consistent en gedetailleerd zijn en op de belangrijkste onderdelen worden ondersteund door ander bewijs. Dat haar aangifte grotendeels zou zijn verzonnen, omdat deze zou zijn ingegeven door haar wens verdachte zwart te maken en te vervreemden van de kinderen, wordt dan ook niet door de rechtbank gevolgd.
Voor een bewezenverklaring is op zich niet vereist dat elk afzonderlijk gedachtestreepje van de tenlastelegging wordt onderlegd door meerdere bewijsstukken. Wel overweegt de rechtbank dat het steunbewijs voor feit 1 betrekking moet hebben op de te onderscheiden vormen van geweld. Door [slachtoffer 3] is aangifte gedaan van zowel fysieke als psychische mishandeling. De psychische mishandeling kan worden onderverdeeld in: (a) dwang tot het innemen van medicatie, (b) dreigingen zichzelf iets aan te doen, (c) dreigingen het medisch dossier van [slachtoffer 3] aan te passen en (d) dreigingen een ander ( [slachtoffer 3] en de kinderen) iets aan te doen. De rechtbank overweegt dat er uitgezonderd de onder (d) genoemde dreigingen voor ieder van deze vormen van mishandeling afzonderlijk voldoende steunbewijs aanwezig is.
Fysiek geweld
Het fysieke geweld waarover [slachtoffer 3] heeft verklaard in haar aangifte, namelijk het knijpen in het lichaam, het zitten op het hoofd, het duwen van de knie in de rug, het staan op de tenen, het duwen, slaan en schoppen, het aan het oor trekken en bijten, het pletten van het hoofd, het doen van de vingers in de mond en het knijpen in de borsten, wordt ondersteund door de eigen uitlatingen van verdachte. In een hiervoor genoemd opgenomen audiogesprek van 8 augustus 2021 zegt verdachte immers tegen [slachtoffer 3] dat hij agressie jegens haar heeft geuit en dat hij [slachtoffer 3] heeft geduwd en getrapt. Dit alles zou zijn begonnen na de geboorte van hun oudste zoon. Verdachte geeft in dit gesprek ook toe dat hij
“een poosje, een paar weekjes”[slachtoffer 3] dagelijks heeft mishandeld.
Dwang tot het innemen van medicatie
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte haar dwong tot het innemen van ADHD-medicatie. Ongevraagd zou verdachte deze medicatie op haar naam hebben gezet. De verklaring van [slachtoffer 3] wordt ondersteund door een uittreksel uit het medisch dossier van [slachtoffer 3] . Hieruit volgt niet dat er gesprekken zijn gevoerd over doorverwijzing naar een arts of psycholoog voor ADHD of ADD gerelateerde klachten. Aannemelijk is dan ook dat er geen ADHD is vastgesteld bij [slachtoffer 3] . Wel is er Dexamfetamine (ADHD-medicatie) uitgeschreven en verstrekt in de periode van 27 mei 2021 tot en met 7 juni 2021. Deze periode valt in de periode waarover [slachtoffer 3] heeft verklaard dat er geweld plaatsvond. Op geen ander moment is de genoemde medicatie verstrekt volgens de medicatiekaart.
Dreiging met suïcide
Dat verdachte dreigde met suïcide richting [slachtoffer 3] , wordt ondersteund door het opgenomen audiogesprek van 7 augustus 2021. Verdachte zegt hierin
:
“Wij gaan niet scheiden, luister eens naar mij, wij gaan niet scheiden, ik vind echt je speelt met vuur, met een suïcide risico bij een volwassen man, met een grote praktijk met twee lieve jongens, die alleen thuis is.”
De rechtbank leest hierin een emotionele druk en dreiging richting [slachtoffer 3] daar verdachte haar erop wijst dat er een suïciderisico bij hem is en dat zij met vuur speelt met de door haar gewenste scheiding.
Dreiging met aanpassing van het medisch dossier
De verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte heeft gedreigd psychische problemen in haar medisch dossier op te nemen, wordt ondersteund door de verklaring en waarnemingen van getuige [getuige] . Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 3] net voor de echtscheiding in paniek bij hem is gekomen en bang was dat verdachte haar dossier zou aanpassen en tegen haar zou gebruiken. Getuige [getuige] nam hierbij waar dat [slachtoffer 3] klonk als iemand in nood en dat hij heeft beloofd haar bezoek niet met verdachte te communiceren. Hoewel uiteindelijk bleek dat er niets over psychische problemen is opgenomen in het dossier van [slachtoffer 3] door verdachte, volgt uit het feit dat [slachtoffer 3] in paniek naar getuige [getuige] is gegaan wel dat er kennelijk een serieuze mogelijkheid/dreiging was dat dit door verdachte zou worden gedaan.
Partiële vrijspraak: dreiging met geweld richting [slachtoffer 3] en kinderen
De rechtbank ziet onvoldoende steunbewijs voor het dreigen met geweld richting [slachtoffer 3] en de kinderen. Zoals hiervoor is overwogen komt in de audiogesprekken naar voren dat verdachte heeft gedreigd met suïcide. Echter, dreigen jezelf iets aan te doen is naar het oordeel van de rechtbank van een andere orde dan dreigen anderen iets aan te doen. De audiogesprekken kunnen daarom niet voor deze categorie als steunbewijs dienen.
Nu het dossier geen ondersteuning geeft voor de verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte dreigde haar te vermoorden en geweld richting de kinderen te gebruiken, zal de rechtbank verdachte voor deze onderdelen van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
Conclusie
Het voorgaande overwegende, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte fysiek geweld heeft gebruikt en psychisch geweld richting [slachtoffer 3] heeft toegepast in de vorm van dwang tot inname van medicatie, dreiging met suïcide en aanpassing van het medisch dossier. Al deze handelingen tezamen hebben ervoor gezorgd dat [slachtoffer 3] in 2021 wegens PTSS-klachten is doorverwezen naar de GGZ en er in 2023 PTSS is vastgesteld bij [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van feit 3 (mishandeling [slachtoffer 4] )
Verdachte heeft aangegeven dat hij, nadat hij [slachtoffer 4] in haar gezicht raakte op 2 juni 2023, bloed heeft gezien. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog dat enig opzet van verdachte ontbreekt omdat het een afwerende beweging van verdachte zou zijn geweest. Door in de auto tijdens een discussie met zoveel kracht uit te halen richting het gezicht van [slachtoffer 4] , dat dit tot veel bloed en het vermoeden van een gebroken neus heeft geleid, kan het niet anders dan dat verdachte de bedoeling, en daarmee het opzet, heeft gehad om [slachtoffer 4] pijn te doen.
De rechtbank concludeert uit haar hiervoor beschreven waarneming van de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van 14 juli 2023 dat verdachte met vlakke hand een klap op de rechterkant van het gezicht van [slachtoffer 4] heeft gegeven en dat zij daardoor pijn heeft ondervonden.
Op grond van het voorgenoemde acht de rechtbank beide onder 3 ten laste gelegde gevallen van mishandeling wettig en overtuigend bewezen.