ECLI:NL:RBMNE:2024:6010

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
16/318241-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor fysieke en psychische mishandeling van partner en ex-partner, en valsheid in geschrift met vrijspraak voor psychische mishandeling van kinderen

Op 25 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van fysieke en psychische mishandeling van zijn ex-partner en huidige partner, alsook van valsheid in geschrift. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn ex-partner, [slachtoffer 3], gedurende een periode van meer dan twee jaar heeft mishandeld, zowel fysiek als psychisch. Dit omvatte onder andere het dwingen van [slachtoffer 3] tot het innemen van medicatie die niet was voorgeschreven, en het dreigen met suïcide. De rechtbank achtte de mishandeling van [slachtoffer 4], de huidige partner van de verdachte, ook bewezen. De verdachte werd echter vrijgesproken van de psychische mishandeling van zijn kinderen, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij getuige waren van de geweldsincidenten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 250 dagen, waarvan 141 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien het misbruik van de positie van de verdachte als huisarts, en de langdurige impact van de mishandeling op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/318241-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. F.E. Leeman en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.F. Hoogervorst, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door mr. C.H. Dijkstra, advocaat te Amersfoort, namens de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar voren is gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
1.
in de periode van 27 februari 2021 tot en met 7 augustus 2021 te Naarden zijn echtgenote, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld;
2.
in de periode van 27 februari 2021 tot en met 5 november 2023 te Naarden zijn kinderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft mishandeld;
3.
in de periode van 2 juni 2023 tot en met 14 juli 2023 te Huizen, zijn levensgezel, [slachtoffer 4] , heeft mishandeld;
4.
in de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 september 2021 te Naarden en/of Huizen en/of Blijdorp, [slachtoffer 3] heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden;
5.
in de periode van 30 juni 2021 tot en met 9 juli 2021 te Huizen, twee negatieve testuitslagen (van Covid-19) valselijk heeft opgemaakt.

3.VOORVRAGEN

Geldigheid van de dagvaarding
3.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de dagvaarding, voor zover deze ziet op het onder 4 tenlastegelegde, nietig is. Het strafrechtelijke verwijt dat verdachte wordt gemaakt, moet conform artikel 261 Wetboek van Strafvordering (Sv) voldoende worden verfeitelijkt in de tenlastelegging. Voor het onder 4 tenlastegelegde is dit niet het geval, aldus de raadsvrouw, nu dit feit enkel ziet op de gedragingen van aangeefster [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ) en niet op die van verdachte.
3.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding in het licht van het onder 1 tenlastegelegde en het gehele dossier dient te worden gelezen, en daarmee voldoende duidelijk is.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat tijdens de behandeling ter terechtzitting niet is gebleken dat het voor verdachte onduidelijk was waartegen hij zich moest verdedigen of dat de verdediging anderszins niet op adequate wijze kon worden gevoerd. De strekking van het onder 4 tenlastegelegde is dat [slachtoffer 3] door verdachte werd gedwongen dingen te doen die zij niet wilde. Daartegen heeft verdachte zich kunnen verdedigen. De dagvaarding is derhalve geldig. Over de vraag of feit 4 zoals ten laste gelegd vervolgens wettig en overtuigend kan worden bewezen, oordeelt de rechtbank hierna.
Daarnaast is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft hiertoe onder meer aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer 3] als het gaat om de mishandeling (feit 1) en de dwang (feit 4) geloofwaardig en betrouwbaar is en in voldoende mate wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen. De ondersteuning kan worden gevonden in de door haar gemaakte notities, foto’s van letsel, audiofragmenten van gesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 3] , e-mail van verdachte aan [slachtoffer 3] , verklaringen van verdachte bij de rechter-commissaris en de letselverklaring betreffende [slachtoffer 3] .
De officier van justitie acht ook de mishandeling van [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4] ) (feit 3) wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van de moeder van verdachte, de Whatsappgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 4] en de camerabeelden. Volgens de officier van justitie is sprake van psychische mishandeling van de kinderen (feit 2), doordat zij getuige zijn geweest van de mishandelingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 4 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft het onder 5 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat alleen de ten laste gelegde gedachtestreepjes 5 tot en met 7 (betreffende het duwen, slaan en schoppen van aangeefster) kunnen worden bewezen, nu verdachte daarvoor verantwoordelijkheid heeft genomen. De raadsvrouw heeft verzocht verdachte voor het overige vrij te spreken, nu deze onderdelen niet worden ondersteund door ander bewijs.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde aangevoerd dat verdachte zich op 2 juni 2023 alleen maar heeft afgeweerd en dat daarom enig opzet op het toebrengen van pijn of letsel ontbreekt. Ten aanzien van het incident op 14 juli 2023 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Algemeen
De rechtbank constateert dat de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten in grote mate met elkaar samenhangen. Verdachte wordt onder de feiten 1 en 4 verdacht van mishandeling en dwang van zijn ex-partner en onder feit 3 van mishandeling van zijn huidige partner. De verdenking onder feit 2 ziet op psychische mishandeling van de kinderen van verdachte, door het door hen waarnemen van de mishandelingen van de partner en ex-partner van verdachte. De rechtbank zal eerst de feiten 2 en 4 bespreken, omdat zij die feiten – zoals hierna zal blijken – niet wettig en overtuigend bewezen acht. Daarna zal zij het bewijs van de feiten 1 en 3 bespreken. Ten slotte komt het naar zijn aard meer op zichzelf staande feit 5 aan bod.
4.3.2
Vrijspraak feit 2 (mishandeling kinderen)
De rechtbank komt hierna tot een bewezenverklaring van feit 1 en feit 3, de mishandelingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . Dat de kinderen van [slachtoffer 3] hierdoor ook slachtoffer zijn geworden van (psychische) kindermishandeling kan echter niet wettig en overtuigend worden bewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
De rechtbank stelt voorop dat er sprake kan zijn van kindermishandeling op het moment dat een ouder wordt mishandeld en de kinderen hiervan getuige zijn. Van psychische mishandeling kan zeker sprake zijn als kinderen vormen van geweld jegens hun ouder(s) meermalen hebben waargenomen. Dit blijkt ook uit het aan het dossier toegevoegde rapport van drs. Van Hoof, kinder- en jeugdpsychiater, psychotraumatherapeut en orthopedagoge. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de twee kinderen van verdachte en [slachtoffer 3] mishandelingen hebben waargenomen en zo ja, of dit ertoe heeft geleid dat daarmee hun gezondheid opzettelijk (psychisch) is benadeeld. De rechtbank overweegt als volgt.
Het dossier bevat enkele verklaringen van de kinderen waaruit zou kunnen blijken dat zij getuige zijn geweest van geweld tussen verdachte en [slachtoffer 4] . Zo zegt de jongste zoon als antwoord op vragen van [slachtoffer 3] :
“papa slaat [slachtoffer 3] ”.Daarnaast is door [slachtoffer 3] een lijst bijgehouden van opmerkingen die de kinderen hierover zouden hebben gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet voldoende. Het blijkt namelijk niet dat de kinderen aanwezig zijn geweest bij de specifieke mishandelingen van [slachtoffer 4] die hierna worden bewezenverklaard (in de auto en bij verdachte thuis).
Verder wordt overwogen dat op zich niet uitgesloten kan worden dat de kinderen in de buurt waren op momenten dat verdachte fysiek of psychisch geweld uitoefende jegens [slachtoffer 3] , gelet op hun toen nog zeer jonge leeftijd. Er zijn ook aanwijzingen dat de kinderen in een stressvolle situatie zijn opgegroeid, gelet op de verhouding tussen [slachtoffer 3] en verdachte, voor en na de echtscheiding, en de daaropvolgende verhuizingen. Er is bovendien PTSS vastgesteld bij de kinderen.
Toch is dit onvoldoende om vast te kunnen stellen dat de kinderen op de bewezenverklaarde gewelddadige momenten aanwezig waren, dat zij deze hebben waargenomen en dat hun psychische klachten hiernaar terug te leiden zijn.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande verdachte vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde.
4.3.3
Vrijspraak feit 4 (dwang [slachtoffer 3] )
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van dwang, artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), is vereist dat iemand wederrechtelijk is gedwongen iets te doen, na te laten of te dulden door geweld of enige andere feitelijkheid of door bedreiging hiermee. Daarbij is van belang dat duidelijk wordt waaruit het door verdachte gepleegde geweld, een andere feitelijkheid of bedreiging daarmee bestond (de dwanghandeling) en wat het slachtoffer heeft gedaan, nagelaten of geduld als gevolg van de dwanghandeling (het dwanggevolg). Indien er geen dwanggevolg is ingetreden, kan in beginsel geen sprake zijn van een voltooide dwang. Ook dient de dwang wederrechtelijk te zijn, wat in het algemeen inhoudt ‘in strijd met het recht’ of ‘aanzienlijke overschrijding van de grenzen van de maatschappelijke betamelijkheid’. De rechtbank heeft voor elk van de onder 4 ten laste gelegde gedachtestreepjes beoordeeld of aan deze vereisten wordt voldaan. Dat is telkens niet het geval, zoals hierna wordt gemotiveerd.
Proberen te isoleren/vervreemden
De rechtbank ziet in dit onderdeel van de tenlastelegging noch een dwanghandeling, noch een dwanggevolg geformuleerd. Daarnaast zou het ‘proberen te isoleren of vervreemden van vrienden’ hooguit een vorm van poging tot dwang kunnen opleveren, hetgeen niet is tenlastegelegd. Daarom kan er, zelfs al zou kunnen worden bewezen dat verdachte heeft geprobeerd [slachtoffer 3] te isoleren/vervreemden, op dit punt geen bewezenverklaring volgen.
Verplichten als huisarts
In dit onderdeel van de tenlastelegging wordt het dwanggevolg omschreven, maar ontbreekt de feitelijke dwanghandeling. Niet duidelijk is op welke wijze [slachtoffer 3] door verdachte zou zijn gedwongen te dulden dat hij haar huisarts was en zou blijven. De officier van justitie heeft, nadat zij ter zitting hierop werd bevraagd, voor de verfeitelijking in zijn algemeenheid naar het dossier verwezen. Naar het oordeel van de rechtbank is dit onvoldoende voor een bewezenverklaring.
Verplichten aangifte in te trekken
De rechtbank kan in dit onderdeel van de tenlastelegging zowel een gestelde dwanghandeling (het dreigen met het niet ondertekenen van het echtscheidingsconvenant) als een gesteld dwanggevolg (het intrekken van de aangifte van de mishandeling) onderscheiden. Echter, het echtscheidingsconvenant met daarin de bepaling dat de aangifte zal worden ingetrokken, is opgesteld door verdachte en [slachtoffer 3] , beide bijgestaan door gespecialiseerde advocaten. Hierdoor ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank de wederrechtelijkheid. Het opnemen van een dergelijke bepaling is op zichzelf niet in strijd met het recht en er moet van worden uitgegaan dat de bepaling tot stand is gekomen met wederzijdse overeenstemming in een meer omvattende onderhandeling in het echtscheidingsproces.
Dreigen met suïcide als verdachte de kinderen niet mocht zien
De rechtbank ziet ook in dit onderdeel zowel een dwanghandeling (dreigen met suïcide) als een dwanggevolg (verdachte de kinderen laten zien) geformuleerd. Het volgt echter niet uit het dossier dat [slachtoffer 3] als direct gevolg van de dreiging van verdachte met suïcide heeft toegelaten dat verdachte zijn kinderen kon zien. Aldus kan niet worden vastgesteld dat het dwanggevolg is ingetreden en dus kan er geen sprake zijn van dwang in de zin van artikel 284 Sr.
Inbrengen van een katheter tijdens de bevalling
Ook in dit onderdeel van de tenlastelegging zijn een dwanghandeling (het hardhandig inbrengen van de katheter) en een dwanggevolg (het dulden van het inbrengen van die katheter) te onderscheiden. [slachtoffer 3] verklaart dat dit is gebeurd, verdachte ontkent het stellig. Gynaecoloog [A] heeft verklaard dat zij aanwezig was bij de bedoelde bevalling. Zij kon in het medisch dossier lezen dat verdachte de bevalling heeft overgenomen, maar kon niets teruglezen over het inbrengen van een katheter. Ook kon zij zichzelf niet herinneren dat verdachte op ruwe wijze een katheter heeft ingebracht en dat hij daarbij iemand aan de kant heeft geduwd. Voor dit deel van de tenlastelegging is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Verplichten tot inname medicatie
De rechtbank is van oordeel dat een omschrijving van de dwanghandeling in de tenlastelegging ontbreekt. Daarmee wordt onder feit 4 niet omschreven op welke wijze [slachtoffer 3] door verdachte is gedwongen tot inname van medicatie. De officier van justitie heeft hiervoor in zijn algemeenheid verwezen naar hetgeen onder feit 1 is tenlastegelegd. Zoals hierna wordt overwogen komt de rechtbank onder feit 1 wél tot wettig en overtuigend bewijs dat [slachtoffer 3] door verdachte is verplicht tot inname van medicatie. Voor bewezenverklaring van de onder dat feit tenlastegelegde mishandeling gelden echter andere vereisten dan voor bewezenverklaring van dwang als bedoeld in artikel 284 Sr. Nu een verfeitelijking van de dwanghandeling onder feit 4 ontbreekt, is niet aan de vereisten van artikel 284 Sr voldaan en kan dwang in de zin van die bepaling niet worden bewezen.
4.3.4
Bewijsmiddelen feit 1 en feit 3 [1]
[slachtoffer 3]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Mijn man is huisarts en hij is mijn huisarts . Ik wil dit niet, maar hij laat me niet overstappen. Hij kan mijn dossier inzien en aanpassen.
[verdachte] zegt dat ik ADHD heb volgens hem en dat hij, als man, daardoor een probleem heeft met mij. Hij wilde dat ik medicijnen daarvoor ging slikken. Ik vind niet dat ik ADHD heb en vind niet dat ik medicijnen nodig heb. Nu is er de laatste maanden zoveel geweld geweest dat ik uiteindelijk maar heb toegegeven. Ik kreeg Dexamfetamine. Hij heeft deze medicijnen ongevraagd op mijn naam gezet. Hij heeft de macht als arts om dat te doen. Doordat hij me sloeg en kneep dwong hij me om de medicijnen in te nemen. Ik moest ze zelf in mijn mond stoppen en doorslikken. Ik deed dit omdat ik dacht dat het gezin er dan minder last van zou hebben. Ik hoopte dat als ik die medicijnen slikte dat hij dan tevreden was en niet zoveel geweld zou toepassen. Hij schopt me, slaat me, bijt me en trekt aan mijn oor. Wat hij ook vaak deed was mijn hoofd samendrukken tussen twee handen. Allemaal om te zorgen dat ik zelf die medicijnen slikte. Want hij zei tegen mij terwijl hij mijn hoofd plette tussen twee handen: "De enige manier om dit op te laten houden is dat je die pillen slikt". En dat heb ik ook gedaan.
Ik heb een notitie van 27 juni 2021: Ik ben gedurende de dag meermalen geknepen, aan de oorlel getrokken, op de schouder geslagen en het hoofd geplet. [verdachte] komt binnen en stormt op mij af en begint meteen te knijpen en mijn hoofd te pletten. [verdachte] duwde mij op de bank en ging toen met zijn billen, met zijn hele gewicht op mijn hoofd zitten. Dit deed pijn. Hij is toen gedraaid en heeft toen een knie in mijn rug gezet. [verdachte] begon mij te schoppen in mijn rug. Hij heeft me wel eens gezegd dat als ik bang word, dat dit zijn boosheid aanwakkert. Dat voelde ik ook. Ik denk dat hij me vier keer heeft geschopt. Ik ben letterlijk op handen en voeten in een hoek gekropen. Ik voelde me heel vernederd. Ik zat met mijn gezicht naar de muur en dit wakkerde zijn woede nog meer aan, want hij begon me te slaan. Ik kon niet zien wat hij deed, maar ik voelde dat hij me zeker 8 keer met een vuist tegen mijn schouder/bovenrug beukte. Ik had hier later blauwe plekken van.
Ik voelde dat hij [verdachte] twee vingers hard in mijn gesloten mond duwde en dat mijn bovenlip hierdoor pijn deed. Op 30 juni 2021 knijpt hij mij uit woede ineens met een hand heel hard in mijn borst. Op 27 februari 2021 in het hotel NH gaat [verdachte] met gewicht op grote teen van mij staan. Hij rolt zijn voet heen en weer over de teen waardoor ik moest huilen van pijn en schrik. [verdachte] knijpt heel hard in mijn nek wat erg veel pijn doet, hij knijpt hard in mijn bovenarmen, hij bijt in mijn oorlel of trekt daar heel hard aan. Wat betreft de mishandelingen, die vinden eigenlijk dagelijks plaats. [verdachte] dreigt ook vaak dat hij suïcide zal plegen en dat dit mijn schuld is. Hij heeft het meermalen over familiedrama gehad, maar in de trant van: 'Je hoort dat dit soort ruzies uitdraaien op een familiedrama'. Ook zegt hij regelmatig dat hij met:" Ik ga zorgen dat jij geen voogdij over de kinderen krijgt, want ik ga zorgen dat je uit je medisch dossier blijkt dat jij ongeschikt ben om voor de kinderen te zorgen". Hij zegt dan dat hij verschillende psychische stoornissen heeft die laat opnemen in het dossier, hij laat verwijzingen maken naar psychiaters zodat ik uit de ouderlijke macht gezet wordt. [2]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende audiofragment [verdachte] en [slachtoffer 3] 8/8/21is onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
[verdachte] zegt: Sinds de geboorte van [slachtoffer 2] ben ik sinds april veel meer medicijnen gaan slikken, stapsgewijs. Door de dusdanige hoeveelheden Dexamfetamine is agressie ontstaan en die agressie heeft zich op jou geuit. Met verschrikkelijk lelijke woorden, maar ook duwen en trekken, en ook toen je op de grond valt en trappen en doen. Ik neem echt alle verantwoordelijkheid.
[slachtoffer 3] zegt: Nou ontken je het weer.
[verdachte] zegt: Ik heb dat gedaan hoor je me, ik heb dat gedaan.
[slachtoffer 3] zegt: Ja dagelijks ook.
[verdachte] zegt: Nee dat is niet waar
[slachtoffer 3] zegt: Dat is wel waar [verdachte] .
[verdachte] zegt: Een poosje, een paar weekjes. Ja wel een paar weekjes. [3]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende medisch dossieris onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Ik verbalisant bekeek het aangeleverde medisch dossier van aangeefster [slachtoffer 3] . Ik zag dat het Journaal begon op 06-11-2013 met de opmerking ”voorgeschiedenis”. Ik las in het journaal geen gesprek vastgelegd of doorverwijzing naar een arts of psycholoog voor eventuele ADHD of ADD gelijkende klachten.
Ik lees dat de aangeefster op 20-10-2021 wordt doorverwezen naar de GGZ wegens PTSS-klachten naar aanleiding van psychische en fysiek geweld door haar ex-man. Er wordt traumaverwerking aangeraden.
Onder het kopje medicatie lees ik dat er op 07-06 Dexamfetamine is verstrekt;
07-06-2021 30st Dexamfetamine rettabl 10mg, 2x per dag 1 tablet
07-06-2021 30st Dexamfetamine rettabl 10mg, 2x per dag 1 tablet
27-05-2021 1st Dexamfetamine rettabl 10mg, 2x per dag 1 tablet
27-05-2021 1st Dexamfetamine rettabl 10mg, 2x per dag 1 tablet
Op geen ander moment is dit verstrekt volgens de medicatiekaart op naam van aangeefster. [4]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende opname telefoongesprekis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Dit betreft een audiobestand dat is opgenomen op 7 augustus 2021 van een telefoongesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 3] .
[verdachte] : Wij gaan niet scheiden, luister eens naar mij, wij gaan niet scheiden, ik vind echt je speelt met vuur, met een suïcide risico bij een volwassen man, met een grote praktijk met twee lieve jongens, die alleen thuis is. [5]
Getuige [getuige]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
[slachtoffer 3] is een keer bij mij geweest, vanuit paniek. Gestrest kwam ze naar me toe. “Ik vertrouw [verdachte] niet zei” ze. Ze vroeg of ze met me mocht praten. Ze klonk als iemand in nood. Ze was bang dat [verdachte] het dossier zou aanpassen en dit tegen haar gebruikt kon worden. Ze kwam toen echt in paniek naar mij toe en ik heb beloofd om haar bezoek aan mij niet met [verdachte] te communiceren. Dit was net voor zijn scheiding. [6]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende behandelplan [slachtoffer 3] PTSSis onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 28 mei 2024 ontving ik van aangeefster [slachtoffer 3] documenten waaruit blijkt dat zij de diagnose PTSS heeft gekregen.
Een van deze documenten betreft een behandelplan van de GZ. Onderstaand de conclusie en beschrijvende diagnose uit het behandelplan:
Behandelplan – definitief - 26-07-2023
Conclusie en beschrijvende diagnoseCliënte maakt zich zorgen over het welzijn van haar zelf en van de kinderen vanwege het dreigende, eisende, onnavolgbare gedrag van haar (bijna) ex-man.
Actuele hoofddiagnosePosttraumatische stressstoornis [7]
Getuige [slachtoffer 4]heeft onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 2 juni 2023 kwam [verdachte] mij ophalen. In de auto kregen we een discussie/ruzie. Toen haalde hij uit. Die klap belandde op mijn neus. Dat deed heel pijn. Mijn neus bloedde meteen. [8]
Verdachteheeft bij de rechter-commissaris op 4 december 2023 onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik ging [slachtoffer 3] in Bussum halen. We kregen in de auto een discussie. Ik heb mij afgeweerd en heb haar in haar gezicht geraakt. Ze bloedde, ik heb haar neus gestelpt. [9]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende tactisch onderzoek inhoud Macbook verdachteis onder meer het volgende gerelateerd:
[bestandsnaam] .mov
Filmpje is gemaakt op 14 juli 2023.
(…)
[slachtoffer 3] : Jij zit zo hard te liegen op deze camera.
[verdachte] : Waarmee dan? Hier, Effe tikken...
O: [verdachte] filmt zichzelf, waarna hij de camera weer draait naar [slachtoffer 3] . Tijdens dit draaien gebeurt er iets waarna [slachtoffer 3] met haar rechterhand naar haar wang beweegt. [10]
Ter terechtzitting heeft de rechtbankonder meer – zakelijk weergegeven – bij het afspelen van het hiervoor beschreven videobestand ( [bestandsnaam] .mov) het volgende waargenomen:
Op de beelden is te zien dat verdachte en [slachtoffer 4] een discussie voeren. Te zien is dat een mannenhand richting de rechterkant van het gezicht van [slachtoffer 4] beweegt. [slachtoffer 4] gezicht vertrekt en beweegt naar links en [slachtoffer 4] beweegt met haar rechterhand naar haar rechterwang. Zij roept daarbij “au”. [11]
4.3.5
Bewijsoverwegingen feit 1 en feit 3
Ten aanzien van feit 1 (mishandeling [slachtoffer 3] )
[slachtoffer 3] heeft aangifte van huiselijk geweld gedaan bij de politie, heeft deze onderbouwd met notities en opgenomen gesprekken en is hier enige tijd later nog uitgebreid verder over gehoord door de politie. De verklaringen van [slachtoffer 3] kunnen als uitgangspunt voor het bewijs worden genomen, omdat deze de redengevende feiten en omstandigheden voor mishandeling bevatten, en omdat deze voldoende consistent en gedetailleerd zijn en op de belangrijkste onderdelen worden ondersteund door ander bewijs. Dat haar aangifte grotendeels zou zijn verzonnen, omdat deze zou zijn ingegeven door haar wens verdachte zwart te maken en te vervreemden van de kinderen, wordt dan ook niet door de rechtbank gevolgd.
Voor een bewezenverklaring is op zich niet vereist dat elk afzonderlijk gedachtestreepje van de tenlastelegging wordt onderlegd door meerdere bewijsstukken. Wel overweegt de rechtbank dat het steunbewijs voor feit 1 betrekking moet hebben op de te onderscheiden vormen van geweld. Door [slachtoffer 3] is aangifte gedaan van zowel fysieke als psychische mishandeling. De psychische mishandeling kan worden onderverdeeld in: (a) dwang tot het innemen van medicatie, (b) dreigingen zichzelf iets aan te doen, (c) dreigingen het medisch dossier van [slachtoffer 3] aan te passen en (d) dreigingen een ander ( [slachtoffer 3] en de kinderen) iets aan te doen. De rechtbank overweegt dat er uitgezonderd de onder (d) genoemde dreigingen voor ieder van deze vormen van mishandeling afzonderlijk voldoende steunbewijs aanwezig is.
Fysiek geweld
Het fysieke geweld waarover [slachtoffer 3] heeft verklaard in haar aangifte, namelijk het knijpen in het lichaam, het zitten op het hoofd, het duwen van de knie in de rug, het staan op de tenen, het duwen, slaan en schoppen, het aan het oor trekken en bijten, het pletten van het hoofd, het doen van de vingers in de mond en het knijpen in de borsten, wordt ondersteund door de eigen uitlatingen van verdachte. In een hiervoor genoemd opgenomen audiogesprek van 8 augustus 2021 zegt verdachte immers tegen [slachtoffer 3] dat hij agressie jegens haar heeft geuit en dat hij [slachtoffer 3] heeft geduwd en getrapt. Dit alles zou zijn begonnen na de geboorte van hun oudste zoon. Verdachte geeft in dit gesprek ook toe dat hij
“een poosje, een paar weekjes”[slachtoffer 3] dagelijks heeft mishandeld.
Dwang tot het innemen van medicatie
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte haar dwong tot het innemen van ADHD-medicatie. Ongevraagd zou verdachte deze medicatie op haar naam hebben gezet. De verklaring van [slachtoffer 3] wordt ondersteund door een uittreksel uit het medisch dossier van [slachtoffer 3] . Hieruit volgt niet dat er gesprekken zijn gevoerd over doorverwijzing naar een arts of psycholoog voor ADHD of ADD gerelateerde klachten. Aannemelijk is dan ook dat er geen ADHD is vastgesteld bij [slachtoffer 3] . Wel is er Dexamfetamine (ADHD-medicatie) uitgeschreven en verstrekt in de periode van 27 mei 2021 tot en met 7 juni 2021. Deze periode valt in de periode waarover [slachtoffer 3] heeft verklaard dat er geweld plaatsvond. Op geen ander moment is de genoemde medicatie verstrekt volgens de medicatiekaart.
Dreiging met suïcide
Dat verdachte dreigde met suïcide richting [slachtoffer 3] , wordt ondersteund door het opgenomen audiogesprek van 7 augustus 2021. Verdachte zegt hierin
:
“Wij gaan niet scheiden, luister eens naar mij, wij gaan niet scheiden, ik vind echt je speelt met vuur, met een suïcide risico bij een volwassen man, met een grote praktijk met twee lieve jongens, die alleen thuis is.”
De rechtbank leest hierin een emotionele druk en dreiging richting [slachtoffer 3] daar verdachte haar erop wijst dat er een suïciderisico bij hem is en dat zij met vuur speelt met de door haar gewenste scheiding.
Dreiging met aanpassing van het medisch dossier
De verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte heeft gedreigd psychische problemen in haar medisch dossier op te nemen, wordt ondersteund door de verklaring en waarnemingen van getuige [getuige] . Hij heeft verklaard dat [slachtoffer 3] net voor de echtscheiding in paniek bij hem is gekomen en bang was dat verdachte haar dossier zou aanpassen en tegen haar zou gebruiken. Getuige [getuige] nam hierbij waar dat [slachtoffer 3] klonk als iemand in nood en dat hij heeft beloofd haar bezoek niet met verdachte te communiceren. Hoewel uiteindelijk bleek dat er niets over psychische problemen is opgenomen in het dossier van [slachtoffer 3] door verdachte, volgt uit het feit dat [slachtoffer 3] in paniek naar getuige [getuige] is gegaan wel dat er kennelijk een serieuze mogelijkheid/dreiging was dat dit door verdachte zou worden gedaan.
Partiële vrijspraak: dreiging met geweld richting [slachtoffer 3] en kinderen
De rechtbank ziet onvoldoende steunbewijs voor het dreigen met geweld richting [slachtoffer 3] en de kinderen. Zoals hiervoor is overwogen komt in de audiogesprekken naar voren dat verdachte heeft gedreigd met suïcide. Echter, dreigen jezelf iets aan te doen is naar het oordeel van de rechtbank van een andere orde dan dreigen anderen iets aan te doen. De audiogesprekken kunnen daarom niet voor deze categorie als steunbewijs dienen.
Nu het dossier geen ondersteuning geeft voor de verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte dreigde haar te vermoorden en geweld richting de kinderen te gebruiken, zal de rechtbank verdachte voor deze onderdelen van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
Conclusie
Het voorgaande overwegende, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte fysiek geweld heeft gebruikt en psychisch geweld richting [slachtoffer 3] heeft toegepast in de vorm van dwang tot inname van medicatie, dreiging met suïcide en aanpassing van het medisch dossier. Al deze handelingen tezamen hebben ervoor gezorgd dat [slachtoffer 3] in 2021 wegens PTSS-klachten is doorverwezen naar de GGZ en er in 2023 PTSS is vastgesteld bij [slachtoffer 3] .
Ten aanzien van feit 3 (mishandeling [slachtoffer 4] )
Verdachte heeft aangegeven dat hij, nadat hij [slachtoffer 4] in haar gezicht raakte op 2 juni 2023, bloed heeft gezien. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog dat enig opzet van verdachte ontbreekt omdat het een afwerende beweging van verdachte zou zijn geweest. Door in de auto tijdens een discussie met zoveel kracht uit te halen richting het gezicht van [slachtoffer 4] , dat dit tot veel bloed en het vermoeden van een gebroken neus heeft geleid, kan het niet anders dan dat verdachte de bedoeling, en daarmee het opzet, heeft gehad om [slachtoffer 4] pijn te doen.
De rechtbank concludeert uit haar hiervoor beschreven waarneming van de ter terechtzitting getoonde camerabeelden van 14 juli 2023 dat verdachte met vlakke hand een klap op de rechterkant van het gezicht van [slachtoffer 4] heeft gegeven en dat zij daardoor pijn heeft ondervonden.
Op grond van het voorgenoemde acht de rechtbank beide onder 3 ten laste gelegde gevallen van mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
4.3.6
Bewijsmiddelen feit 5
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 5 tenlastegelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 11 maart 2023, houdende een bekennende verklaring van verdachte; [12]
- een proces-verbaal betreffende Covid testen. [13]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op meerdere tijdstippen in de periode van 27 februari 2021 tot en met 7 augustus 2021 te Naarden, zijn echtgenote, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door
- (met kracht) in het lichaam van die [slachtoffer 3] te knijpen en
- (met kracht) met zijn billen op het hoofd van die [slachtoffer 3] te gaan zitten en
- (met kracht) zijn, verdachtes, knie op de rug van die [slachtoffer 3] te duwen en gedrukt te houden terwijl zij op de bank lag en
- op de tenen van die [slachtoffer 3] te staan en
- die [slachtoffer 3] te duwen en
- die [slachtoffer 3] te slaan en
- die [slachtoffer 3] te schoppen en
- aan haar oor te trekken en in het oor te bijten van die [slachtoffer 3] en
- het hoofd van die [slachtoffer 3] te pletten (en haar vervolgens te dwingen medicatie te slikken) en
- zijn, verdachtes, vingers in de mond van die [slachtoffer 3] te doen en
- (met kracht) in de borsten van die [slachtoffer 3] te knijpen en
- met suïcide en een familiedrama te dreigen en
- als haar huisarts te dreigen om psychische problemen in het medisch dossier van die [slachtoffer 3] op te laten nemen om haar de ouderlijke macht te ontzeggen en
- die [slachtoffer 3] tegen haar wil in te dwingen medicatie in te nemen,
waardoor die [slachtoffer 3] psychisch letsel heeft bekomen en een hevige onlust veroorzakende
lichamelijke en geestelijke gewaarwording bij haar is veroorzaakt en waardoor opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 3] werd benadeeld;
3
op meerdere tijdstippen in de periode van 2 juni 2023 tot en met 14 juli 2023 te Huizen en elders in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 4] , heeft mishandeld door eenmaal met zijn vlakke hand in het gezicht van die [slachtoffer 4] te slaan en door in het gezicht van die [slachtoffer 4] te stoten/slaan;
5
hij in de periode van 30 juni 2021 tot en met 9 juli 2021 in Nederland, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten twee negatieve testuitslagen (van Covid-19) valselijk heeft opgemaakt door valselijk te vermelden, in een daartoe bestemd certificaat dat [verdachte] en [slachtoffer 3] negatief getest (op Covid-19) waren waardoor voornoemde certificaten, konden worden aangemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 3 en 5 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:

1 mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot

3 mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel

5 valsheid in geschrift

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 250 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 141 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat hieraan bijzondere voorwaarden worden verbonden, namelijk: meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat een contact- en locatieverbod met [slachtoffer 3] wordt opgelegd in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38v Sr, 38v-maatregel). Daarnaast heeft de officier van justitie oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (art. 38z Sr, GVM) gevorderd. Ook heeft de officier van justitie gevorderd een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft voorts gevorderd de te stellen voorwaarden, de 38v-maatregel en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De feiten komen in de kern neer op de eenvoudige mishandeling van de ex-partner van verdachte. Deze feiten rechtvaardigen niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte is intrinsiek gemotiveerd voor hulp bij gedragsverandering. De raadsvrouw heeft verzocht niet tot oplegging van een langere proeftijd of vrijheidsbeperkende maatregel over te gaan, nu hier geen consensus over bestaat tussen de NIFP-rapporteurs en de reclassering. De reclassering schat het risico op recidive als onvoldoende hoog in om een langere proeftijd of vrijheidsbeperkende maatregel te adviseren. De raadsvrouw heeft om die reden ook verzocht de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar te verklaren, dan wel dit alleen te doen bij het contact- en locatieverbod.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-partner, toen zijn echtgenote, en van zijn huidige partner.
Verdachte heeft zijn ex-partner maandenlang bedreigd, vernederd en fysiek mishandeld. Hiermee heeft verdachte haar psychisch beschadigd. Als haar huisarts heeft verdachte zijn ex-partner ADHD-medicatie voorgeschreven terwijl deze diagnose niet gesteld was en heeft hij haar gedwongen deze medicatie in te nemen. Ook heeft hij gedreigd psychische problemen in haar medisch dossier te vermelden om haar de ouderlijke macht te ontzeggen. Verdachte was ook bij machte dit te doen, omdat hij destijds de huisarts van zijn ex-partner was.
Nadat verdachte van zijn ex-partner was gescheiden, heeft hij ook zijn nieuwe – huidige – partner mishandeld.
Ook heeft verdachte negatieve COVID-19 testresultaten valselijk opgemaakt zodat hij deze zou kunnen gebruiken voor een vakantie naar Portugal.
Als het gaat om de ernst van de hiervoor genoemde feiten, is een aantal bijzondere overwegingen op zijn plaats.
In de eerste plaats geldt dat het huiselijk geweld niet is gestopt toen de relatie met de ex-partner voorbij was. Ook zijn huidige partner is immers daarna door verdachte mishandeld. Niet alleen uit de bewijsmiddelen, maar ook uit de rest van het dossier (waaronder chats, uitgeschreven audiomateriaal en beeldmateriaal) komt een beeld naar voren van intieme terreur tegen beide partners: huiselijk geweld dat wordt gekenmerkt door een patroon van controle en dwang door het intimideren, vernederen en gebruiken van fysiek geweld richting de partner. Uit de aangifte van [slachtoffer 3] volgt wat een dergelijk patroon met een slachtoffer kan doen; het leidt tot gevoelens van onzekerheid en onveiligheid en tot psychische problematiek. Zorgelijk – maar wellicht ook kenmerkend bij een dergelijk patroon – is dat verdachte de situatie tot op de terechtzitting heeft gebagatelliseerd en heeft willen doen voorkomen dat het ging om een ‘eenvoudige’ mishandeling die voortkwam uit tijdelijke stress en medicijngebruik.
In de tweede plaats geldt dat verdachte zowel bij de psychische mishandeling van [slachtoffer 3] als bij de valsheid in geschrift misbruik heeft gemaakt van zijn positie als huisarts . Het is kwalijk dat, waar hij geacht wordt om zorg te verlenen aan kwetsbare personen, hij zijn beroep juist heeft gebruikt om [slachtoffer 3] extra onder druk te zetten. Als het gaat om het vervalsen van de Covid formulieren, roept de rechtbank in herinnering dat in deze periode van de pandemie iedereen die zich niet aan de regels hield, hiervoor gestraft werd ter bescherming van de volksgezondheid. Juist een huisarts had moeten inzien hoe onverantwoord en misplaatst zijn gedrag was. Ook hiervoor geldt dat verdachte van dit inzicht geen blijk heeft gegeven.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 juni 2024. Hieruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 13 augustus 2024, opgemaakt door M. van Berkel, psychiater, T. ’t Hoen, GZ-psycholoog en L.M.H. van Nieuwburg, forensisch milieuonderzoeker. De deskundigen komen tot de conclusie dat er sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Als gevolg van deze persoonlijkheidsstoornis staan de impulscontrole en agressieregulatie onder druk, waardoor de coping vaardigheden van verdachte te kort schieten wanneer er oplopende spanningen en problemen zijn of verdachte zich gekrenkt weet. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van de feiten 1 en 3. De deskundigen adviseren daarom verdachte deze feiten verminderd toe te rekenen. Daarnaast adviseren de deskundigen een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde in ieder geval behandeling, waarbij zij een verlengde proeftijd noodzakelijk achten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 26 september 2024, opgemaakt door mw. N.Y. Roks en de toelichting hierop van 7 oktober 2024. De reclassering schat het risico op recidive in als gemiddeld. Wel ziet de reclassering risico’s op het gebied van relatie met partner, gezin en familie. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling. Ook acht de reclassering een contact- en locatieverbod noodzakelijk om de veiligheid van [slachtoffer 3] te kunnen waarborgen. De reclassering ziet geen aanleiding een langere proeftijd of GVM te adviseren, nu zij het risico op recidive hiervoor onvoldoende hoog inschatten. Van het risico dat er is, wordt ingeschat dat dit zal verminderen met een reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij De Waag. Wel wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
Toerekenbaarheid
De rechtbank neemt het advies van de psychiater, GZ-psycholoog en forensisch milieuonderzoeker zoals hiervoor weergegeven over en maakt deze tot het hare. Dit houdt in dat de rechtbank de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte zal toerekenen, gelet op de narcistische persoonlijkheidsstoornis van verdachte, die ook aanwezig was ten tijde van, en van invloed is geweest op, de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten. Verdachte is voor het onder 5 bewezenverklaarde volledig toerekeningsvatbaar.
Strafoplegging
In termen van juridische kwalificatie komt de rechtbank, buiten de valsheid in geschrift, uiteindelijk ‘slechts’ tot tweemaal eenvoudige mishandeling. De intieme terreur waarvan naar het oordeel van de rechtbank echter wel degelijk sprake is geweest komt daarin niet volledig tot uitdrukking. Gelet op de ernst van de feiten en met name die maandenlange intieme terreur die heeft plaatsgevonden en het misbruik dat verdachte heeft gemaakt van zijn positie als huisarts , acht de rechtbank het van belang dat verdachte ervaart dat zijn handelen gevolgen heeft. Er kan daarom niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht het echter niet wenselijk dat verdachte opnieuw wordt gedetineerd. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht is daarom niet noodzakelijk. De rechtbank acht het wel aangewezen om naast een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf een taakstraf op te leggen, om zo recht te doen aan de hiervoor benadrukte ernst van de feiten. Daar de rechtbank, net als de reclassering, een risico ziet op het gebied van relatie met partner, gezin en familie, zal een voorwaardelijke gevangenisstraf dienen als stok achter de deur dat verdachte niet nogmaals een strafbaar feit pleegt. Ook maakt een voorwaardelijk strafdeel het mogelijk dat verdachte onder toezicht van de reclassering komt te staan en er aanvullende voorwaarden kunnen worden opgelegd om zo het recidiverisico te beperken.
De voorwaarden die door de reclassering worden geadviseerd acht de rechtbank noodzakelijk. De rechtbank zal daarom de meldplicht, de ambulante behandeling bij De Waag en het contact- en locatieverbod opleggen. Het contact- en locatieverbod (behoudens het contact dat dient plaats te vinden in het kader van de overdracht van de kinderen volgens de omgangsregeling) acht de rechtbank van belang nu het voorstelbaar is dat contact met verdachte als belastend wordt gezien door zijn ex-partner. De rechtbank ziet geen meerwaarde om het contact- en locatieverbod als een 38v-maatregel op te leggen. De rechtbank zal een proeftijd van 3 jaren opleggen omdat de mishandelingen hebben plaatsgevonden binnen de relationele sfeer. Hierbij heeft verdachte zich niet aan het begin van de relatie agressief opgesteld, maar is dit in de loop van tijd ontstaan. Het is dus van belang dat hij langere tijd onder toezicht komt te staan.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen waarvan 141 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Hieraan zullen de voornoemde voorwaarden worden verbonden. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van 60 uren opleggen. Die taakstraf is minder hoog dan gevorderd, nu de rechtbank – anders dan de officier van justitie – de feiten 2 en 4 niet bewezen acht.
De rechtbank ziet geen aanleiding de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren, nu niet is gebleken dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis aan de schorsingsvoorwaarden gehouden – waaronder een reeds gestarte behandeling bij De Waag – en er zijn geen andere omstandigheden gebleken die maken dat het voorgaande anders ligt. De rechtbank ziet ook geen meerwaarde in het opleggen van een GVM, nu de reclassering inschat dat het risico op recidive kan worden verminderd door reclasseringstoezicht en ambulante behandeling tijdens de proeftijd.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen beide een bedrag van € 2.500,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voldoende zijn onderbouwd en kunnen worden toegewezen, met verhoging met de wettelijke rente en oplegging van schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleitte vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde, heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering en gelet op de familierelatie, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 225, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Geldigheid dagvaarding
- verklaart de dagvaarding geldig;
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 en 4 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3 en 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 3 en 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 3 en 5 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 250 (tweehonderdvijftig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 141 (honderdeenenveertig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
1. zich op afspraken met de reclassering meldt, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
2. zich onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds aangevangen. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig acht. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. op geen enkele manier – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 3] , geboren op [1988] , slachtoffer, behoudens het noodzakelijke contact op het moment van overdracht van de kinderen zoals overeengekomen in de omgangsregeling, zolang de reclassering dit nodig acht, behoudens met toestemming van de reclassering of een door de reclassering aangestelde organisatie;
4. zich niet bevindt in of rondom de [adres] te [woonplaats] , behoudens het noodzakelijke contact op het moment van overdracht van de kinderen zoals overeengekomen in de omgangsregeling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, behoudens met toestemming van de reclassering of een door de reclassering aangestelde organisatie;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte ook tot
een taakstraf van 60 (zestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
[slachtoffer 2]
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.P. Hoekstra, voorzitter, mr. A.M. Loots en mr. J.A. Koorevaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Kasper-Kerkdijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 oktober 2024.
Mrs. Loots en Koorevaar zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2021 tot en met 7 augustus 2021 te Naarden, althans in Nederland, zijn echtgenote, [slachtoffer 3] , heeft mishandeld door een of meerdere ma(a)l(en) (telkens)
- (met kracht) in het lichaam van die [slachtoffer 3] te knijpen en/of
- (met kracht) met zijn billen, althans zijn onderlichaam, op het hoofd van die [slachtoffer 3] te gaan zitten en/of
- (met kracht) zijn, verdachtes, knie/been op de rug van die [slachtoffer 3] te duwen en/of gedrukt te houden terwijl zij op de bank lag en/of
- op de tenen van die [slachtoffer 3] te staan en/of
- die [slachtoffer 3] te duwen en/of
- die [slachtoffer 3] te slaan en/of
- die [slachtoffer 3] te schoppen en/of
- aan haar oor/oren te trekken en/of in het oor te bijten van die [slachtoffer 3] en/of
- het hoofd van die [slachtoffer 3] te pletten (en haar vervolgens te dwingen medicatie te slikken) en/of
- zijn, verdachtes, vingers in de mond van die [slachtoffer 3] te doen en/of
- (met kracht) in de borsten van die [slachtoffer 3] te knijpen en/of
- met suïcide en/of een familiedrama te dreigen en/of
- die [slachtoffer 3] te bedreigen door tegen haar te zeggen dat hij, verdachte, haar zal vermoorden en/of laten vermoorden en/of verkrachten en/of van het balkon zal gooien en/of
- te dreigen fysiek geweld te gebruiken tegen de kinderen van die [slachtoffer 3] en verdachte en/of
- als haar huisarts te dreigen om psychische problemen in het medisch dossier van die [slachtoffer 3] op te laten nemen om haar de ouderlijke macht te ontzeggen en/of
- die [slachtoffer 3] tegen haar wil in te dwingen medicatie in te nemen,
waardoor die [slachtoffer 3] psychisch letsel heeft bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording bij haar is veroorzaakt en/of waardoor opzettelijk de gezondheid van die [slachtoffer 3] werd benadeeld;
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 februari 2021 tot en met 5 november 2023 te Naarden, althans in Nederland, zijn kind(eren), [slachtoffer 1] (geboren op [2019] ) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [2020] ), heeft mishandeld door een of meerdere ma(a)l(en) (telkens)
- [slachtoffer 3] , zijnde de moeder van voornoemde kinderen, te mishandelen en/of te kleineren en/of te bedreigen, terwijl één of meer van voornoemde kind(eren) hierbij aanwezig was/waren en/of deze mishandelingen en/of kleineringen en/of bedreigingen heeft/hebben waargenomen en/of
- [slachtoffer 4] , zijnde verdachtes zijn partner, te mishandelen terwijl één of meer van voornoemde kind(eren) hierbij aanwezig was/waren en/of deze mishandelingen heeft/hebben waargenomen,
waardoor één of meer van voornoemde kind(eren) psychisch letsel heeft/hebben bekomen en/of een hevige onlust veroorzakende lichamelijke en/of geestelijke gewaarwording bij hen is veroorzaakt en/of waardoor opzettelijk de gezondheid van één of meer van voornoemde kind(eren) werd benadeeld;
3
hij op of omstreeks de periode van 2 juni 2023 tot en met 14 juli 2023 te Huizen, althans in Nederland, zijn levensgezel, [slachtoffer 4] , heeft mishandeld door eenmaal met zijn vlakke hand in het gezicht van die [slachtoffer 4] te slaan en/of met zijn elleboog in het gezicht van die [slachtoffer 4] te stoten/slaan;
4
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 september 2021 te Naarden en/of Huizen en/of Blijdorp, althans in Nederland een ander, te weten [slachtoffer 3] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 3] proberen te vervreemden/isoleren van haar vrienden en/of
- die [slachtoffer 3] verplicht hem als huisarts te hebben terwijl zij een andere huisarts wilde en/of
- die [slachtoffer 3] verplicht een aangifte van mishandeling jegens hem te laten intrekken omdat hij anders de echtscheidingsconvenant niet zou ondertekenen en/of
- gedreigd met suïcide als hij hun gezamenlijke kinderen niet mocht zien en/of
- (hardhandig) een katheter bij die [slachtoffer 3] ingebracht tegen haar wil terwijl zij aan het bevallen was en/of
- die [slachtoffer 3] verplicht medicatie in te nemen;
5
hij in of omstreeks de periode van 30 juni 2021 tot en met 9 juli 2021 te Huizen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, een of meer geschriften die/dat bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten twee negatieve testuitslagen (van Covid-19) valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst en/of valselijk heeft doen opmaken, door (telkens) valselijk te (laten) vermelden, in een daartoe bestemd certificaat dat een of meerdere personen (waaronder [verdachte] en [slachtoffer 3] ) een of meerdere malen negatief getest (op Covid-19) waren waardoor voornoemde certificaten, konden worden aangemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 augustus 2024, genummerd MD1R023070 (onderzoek 14LEK23), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 730. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 134 t/m 139.
3.Pagina’s 246 en 248.
4.Pagina 324.
5.Pagina’s 236 en 243.
6.Pagina 495.
7.Pagina 367c.
8.Pagina 69.
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte bij de rechter-commissaris van 4 december 2023.
10.Pagina’s 466k en 466l.
11.De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 11 oktober 2024 ten aanzien van de ter zitting getoonde camerabeelden (‘ [bestandsnaam] .mov’).
12.Pagina’s 615 en 616.
13.Pagina’s 467 t/m 469.