ECLI:NL:RBMNE:2024:5999

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
580985
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling en toewijzing verzoek moeder voor begeleide omgang in een complexe gezinsdynamiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De vader van het kind, die geen gezag heeft, vertoont agressieproblemen en heeft jarenlang geweigerd hulp te zoeken. De moeder heeft het ouderlijk gezag en het kind woont bij haar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de omgang tussen de vader en het kind, evenals de thuissituatie bij de moeder, niet voldoende zijn om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad afgewezen, omdat de vader onbereikbaar is voor hulpverlening en er geen aanwijzingen zijn dat een ondertoezichtstelling de situatie zou verbeteren. De kinderrechter benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het aanpakken van de agressieproblemen bij de vader ligt en niet bij de moeder. De uitspraak is gedaan na een mondelinge behandeling op 11 oktober 2024, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, maar de vader niet. De kinderrechter heeft ook gewezen op de noodzaak van betere communicatie tussen de ouders, maar stelt dat de moeder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de agressieve houding van de vader. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 25 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/580985 / JE RK 24-1478
Datum uitspraak: 11 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, de Raad,
'sGravenhage,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 in Utrecht.
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[de moeder], de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. W.H.A. de Koning,
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, de GI,
gevestigd in Utrecht.
In deze zaak is informant:
[de vader], de vader,
wonende op een geheim adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 11 september 2024;
  • het verweerschrift van de moeder, ontvangen op 3 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren (zitting) was op 11 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • [A] van de GI;
- [B] van de Raad;
De vader was ook uitgenodigd, maar hij is niet gekomen.
1.3.
Op de zitting is ook de zaak (C/16/581777 FA RK 24/1170) over de omgangsregeling behandeld. In die zaak wordt een aparte beschikking gegeven.
1.4.
Aan het eind van de zitting heeft de kinderrechter mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke uitwerking van de beslissing.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De moeder heeft het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Op 8 november 2023 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] bepaald, waarbij zij omgang hebben:
  • iedere woensdagmiddag uit school tot 19.00 uur;
  • om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17.00 uur;
  • tijdens de helft van de feestdagen;
  • tijdens twee weken van de zomervakantie.
2.4.
Op 24 april 2024 heeft de voorzieningenrechter de moeder veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling, met een dwangsom.

3.Het verzoek van de Raad

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de moeder

4.1.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de Raad.

5.Wat de kinderrechter vindt

Geen ondertoezichtstelling
5.1.
De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad af, omdat niet is voldaan aan de wettelijke criteria in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter legt dit hierna uit.
Wel een ernstige ontwikkelingsbedreiging
5.2
Thuis en op school gaat het goed met [minderjarige] , maar er zijn ook zorgen over hem. Die zorgen hebben vooral te maken met de rol die de vader in het leven van [minderjarige] speelt. In eerdere procedures is al vastgesteld dat de vader een agressieprobleem heeft. Eerder, te weten in 2020, is er om die reden door de rechtbank geen omgang bepaald tussen [minderjarige] en zijn vader. De vader moest eerst hulp aanvaarden om zijn agressie beter de baas te kunnen. Hoewel de vader dat niet heeft gedaan heeft de rechtbank op 8 november 2023 bepaald dat er omgang tussen [minderjarige] en zijn vader moest komen, met een opbouw. [minderjarige] wordt dan in de praktijk regelmatig door anderen dan de vader van school gehaald, en ook weer door iemand anders teruggebracht naar de moeder. [minderjarige] vertelt dat hij vaak door zijn vader naar een familielid wordt gebracht, bijvoorbeeld zijn oma, en dat de vader dan vertrekt. Hij vindt de omgang om die reden niet leuk en hij laat steeds meer weerstand zien. De kinderrechter vindt dat een zorgelijke situatie. Voor [minderjarige] moet het heel onzeker voelen dat hij steeds niet weet wie hem komt halen en bij wie hij het weekend gaat doorbrengen. De omgang is bepaald met de vader, en natuurlijk kan de vader ervoor kiezen om tijdens de omgang ook familie te bezoeken of om een familielid incidenteel te vragen om in te springen. Maar de weekenden structureel anders invullen, en ook steeds op een andere manier, dan door de rechtbank is bepaald, is niet in [minderjarige] belang.
5.3
Verder zijn er zorgen over de thuissituatie bij de moeder. De oudere halfbroer van [minderjarige] is in de afgelopen periode agressief naar de moeder geweest. Het is rustiger geworden sinds die halfbroer bij de oma (moederszijde) is gaan wonen. De zorgen over de thuissituatie an sich vormen geen ernstige ontwikkelingsbedreiging. De kinderrechter ziet dat de zorg voor drie kinderen van drie verschillende leeftijden bij vlagen een uitdaging is voor de moeder. Zij accepteert echter de hulpverlening van Koos en het buurtteam en is daar blij mee.
Ondertoezichtstelling niet doelmatig
5.4
De vader is onbereikbaar geweest voor de Raad en ook voor hulpverlening. Dit was tijdens de eerdere ondertoezichtstelling ook het geval. De vader heeft nog steeds geen hulp gehad bij zijn agressieproblemen. De vader heeft geen gezag, dus een GI kan de vader geen schriftelijke aanwijzing geven om hem te bewegen om mee te werken aan de hulpverlening. Dat geldt ook voor de manier waarop de vader de omgang nu invult. De kinderrechter ziet om die reden niet wat een ondertoezichtstelling hierin kan veranderen. Om die reden wijst de kinderrechter het verzoek af.
5.5
Ten slotte overweegt de kinderrechter nog het volgende. In het rapport van de Raad staat onder andere:
De RvdK is bezorgd dat moeder niet weerbaar genoeg is om tegen vader in te gaan. Moeder geeft aan dat vader agressief wordt naar haar toe, wat het buurtteam ook eens gezien heeft. Er is gedurende de OTS in september 2020 tot mei 2022 door SAVE aangegeven dat, zolang vader niet wil meewerken aan emotieregulatietherapie er geen (begeleide) omgang kan plaatsvinden tussen hem en [minderjarige] . SAVE geeft niet zomaar aan dat dit nodig is voor vader, waardoor de RvdK zich goed kan voorstellen dat (mocht vader nog geen therapie hiervoor
gehad hebben) hij intimiderend kan overkomen bij moeder en het voor haar dan ingewikkeld is om hier weerstand tegen te bieden. Vader heeft destijds de therapie niet aan willen gaan en werkt momenteel ook niet mee met de hulpverlening van het buurtteam. Het buurtteam geeft aan dat er geen gesprekken met vader te voeren zijn over de omgang en het verloop hiervan, wat de RvdK zorgen baart.
De rechtbank heeft verder in een eerdere beschikking opgemerkt dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders is om beter met elkaar te communiceren. De kinderrechter is van oordeel dat zowel de Raad nu, als ook de rechtbank eerder, ten onrechte een verantwoordelijkheid bij de moeder leggen om met de vader om te gaan. Het is de vader die stelselmatig agressief is en die stelselmatig weigert om hieraan te werken. Het is aan hem, en niet aan de moeder, om ervoor te zorgen dat de moeder daartegen niet weerbaar hoeft te zijn, en om ervoor te zorgen dat een normale communicatie met de moeder mogelijk is. Om dat te bestempelen als iets waarin de moeder ook een aandeel heeft doet recht aan de situatie, en is voor de moeder extra beschadigend.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek van de Raad af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2024 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Verduijn als griffier, en op schrift gesteld op 25 oktober 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.