ECLI:NL:RBMNE:2024:5998

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
581777
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling onder professionele begeleiding in belang van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de wijziging van de omgangsregeling tussen de vader en zijn kind, [minderjarige]. De moeder, die alleen het gezag over [minderjarige] heeft, verzocht de rechtbank om de bestaande omgangsregeling te wijzigen. De vader had eerder een omgangsregeling waarbij hij zijn kind op bepaalde momenten mocht zien, maar de moeder maakte zich zorgen over de uitvoering van deze regeling. De vader bracht [minderjarige] regelmatig onder bij familieleden in plaats van zelf de omgang te vervullen, en hij weigerde hulp te aanvaarden voor zijn agressieproblemen. De rechtbank oordeelde dat de omgangsregeling niet meer in het belang van [minderjarige] was en besloot dat de omgang voortaan onder professionele begeleiding moest plaatsvinden. Dit om te waarborgen dat de vader de nodige tijd en aandacht aan [minderjarige] kan besteden. De rechtbank verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, gezien het spoedeisende belang van de zaak. De kosten van de procedure werden voor ieder van de ouders afzonderlijk bepaald. De schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak werd op 28 oktober 2024 opgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/581777 / FO RK 24-1170
Omgang
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 11 oktober 2024
in de zaak van:
[de moeder], de moeder,
wonende op een geheim adres,
advocaat mr. W.H.A. de Koning,
tegen
[de vader], de vader,
wonende op een geheim adres.

1.De procedure

1.1.
Bij de rechtbank is het verzoekschrift van de moeder (met bijlagen) binnengekomen op 2 oktober 2024. Daarna heeft de rechtbank het Raadsrapport van de moeder ontvangen op 3 oktober 2024.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 11 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • [A] van de GI;
  • [B] van de Raad.
De vader was ook uitgenodigd, maar hij is niet gekomen.
1.3.
Op de zitting is ook de zaak (C/16/580985 / JE RK 24-1478) over de ondertoezichtstelling behandeld. In die zaak wordt een aparte beschikking gegeven.
1.4.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige] in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat hij van de verzoeken vindt. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. [1]
1.5.
Aan het eind van de zitting heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan. Dit is de schriftelijke uitwerking van de beslissing.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij hebben samen een kind: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 in Utrecht.
2.3.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.4.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij alleen de belangrijke beslissingen over hem kan nemen.
2.5.
Op 8 november 2023 heeft de rechtbank een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] bepaald, waarbij zij omgang hebben:
  • iedere woensdagmiddag uit school tot 19.00 uur;
  • om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondag 17.00 uur;
  • tijdens de helft van de feestdagen;
  • tijdens twee weken van de zomervakantie.
2.6.
Op 24 april 2024 heeft de voorzieningenrechter de moeder veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling, met een dwangsom.
2.7.
De ouders zijn het niet eens over de omgang. De moeder wil dat de rechtbank de beschikking van 8 november 2023 zo wijzigt dat [minderjarige] één dag per week van 09.00 tot 18.00 uur bij de vader is, al dan niet onder professionele begeleiding. Als de rechtbank dit niet beslist, wil de moeder dat de Raad onderzoek doet naar de vraag, welke omgang het meest in het belang is van [minderjarige] .

3.De beoordeling

De omgangsregeling
3.1.
De rechtbank zal de omgangsregeling wijzigen, in die zin dat de vader en [minderjarige] voortaan één keer per week omgang hebben onder professionele begeleiding, waarbij de dag en de tijden afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van de begeleiding. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij dit beslist.
De situatie is veranderd
3.2.
De rechtbank vindt dat de situatie is veranderd. Er is namelijk veel onrust over de omgang tussen de vader en [minderjarige] , zoals hieronder wordt uitgelegd.
De omgangsregeling is niet meer in het belang van [minderjarige]
3.3.
De rechtbank vindt dat de omgangsregeling niet meer in het belang is van [minderjarige] . De moeder heeft verteld dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] niet goed verloopt. Haar grootste zorg is dat [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten niet bij de vader is, maar bij familie of kennissen van de vader. Tegen de Raad heeft [minderjarige] gezegd dat hij de omgang met de vader niet leuk vindt en dat hij vaak naar de oma (vaderszijde) wordt gebracht tijdens de omgangsmomenten. Ook kan de moeder de vader niet bereiken tijdens de omgangsmomenten en wordt [minderjarige] niet altijd op tijd teruggebracht na de omgang. De vader heeft dit niet weersproken. Verder vindt de rechtbank het heel zorgelijk dat de vader nog steeds geen hulp aanvaardt voor zijn agressieproblemen, terwijl dat al een lange tijd van hem wordt gevraagd. Om deze redenen vindt de rechtbank dat de omgang nu professioneel moet worden begeleid. Op die manier kan worden bekeken of de vader tijd en aandacht heeft voor [minderjarige] en of hij goed bij [minderjarige] kan aansluiten. Als uitgangspunt voor de tijd en duur van de omgang geldt het verzoek van de moeder. Omdat op voorhand de beschikbaarheid van de begeleiding niet bekend is zal de rechtbank bepalen dat die beschikbaarheid leidend is.
Mondeling uitspraak zonder de vader
3.4.
De rechtbank heeft aan het eind van de zitting mondeling uitspraak gedaan. De vader was er niet, maar de moeder kon naar het oordeel van de rechtbank niet op een schriftelijke uitspraak wachten vanwege een spoedeisend belang. De rechtbank heeft op de zitting vastgesteld dat de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] niet langer in het belang van [minderjarige] is. De moeder zou een dwangsom moeten betalen als zij de omgang niet nakomt, terwijl het afdwingen van de omgang tussen de vader en [minderjarige] onder deze omstandigheden niet van de moeder kan worden gevraagd.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.5.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De rechtbank bepaalt dat omdat zij, zoals hierboven al uiteen is gezet, vindt dat het belang van [minderjarige] bij een wijziging van de omgang zwaarder weegt dan het afwachten van een hoger beroep.
De kosten van deze procedure
3.6.
De rechtbank zal beslissen dat iedere ouder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van de ouders in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijzigt de omgangsregeling, in die zin dat de vader en [minderjarige] voortaan één keer per week omgang hebben onder professionele begeleiding, waarbij de dag en de tijden afhankelijk zijn van de beschikbaarheid van de begeleiding;
4.2.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;
4.4.
wijst het verzoek van de moeder voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, op 11 oktober 2024 genomen door mr. T. Dopheide, (kinder)rechter in samenwerking met mr. J.V. Verduijn, griffier. De beslissing is op schrift gesteld op 28 oktober 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.