In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 oktober 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de wijziging van de omgangsregeling tussen de vader en zijn kind, [minderjarige]. De moeder, die alleen het gezag over [minderjarige] heeft, verzocht de rechtbank om de bestaande omgangsregeling te wijzigen. De vader had eerder een omgangsregeling waarbij hij zijn kind op bepaalde momenten mocht zien, maar de moeder maakte zich zorgen over de uitvoering van deze regeling. De vader bracht [minderjarige] regelmatig onder bij familieleden in plaats van zelf de omgang te vervullen, en hij weigerde hulp te aanvaarden voor zijn agressieproblemen. De rechtbank oordeelde dat de omgangsregeling niet meer in het belang van [minderjarige] was en besloot dat de omgang voortaan onder professionele begeleiding moest plaatsvinden. Dit om te waarborgen dat de vader de nodige tijd en aandacht aan [minderjarige] kan besteden. De rechtbank verklaarde de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, gezien het spoedeisende belang van de zaak. De kosten van de procedure werden voor ieder van de ouders afzonderlijk bepaald. De schriftelijke uitwerking van de mondelinge uitspraak werd op 28 oktober 2024 opgesteld.