ECLI:NL:RBMNE:2024:5997

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
576008
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van ondertoezichtstelling van minderjarigen na weigering van medewerking door de vader

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2024 een beschikking gegeven over de opheffing van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 15 december 2023 en zou duren tot 15 december 2024. De gecertificeerde instelling, Samen Veilig Midden-Nederland, had verzocht om de opheffing van de ondertoezichtstelling, omdat de vader van de kinderen weigerde mee te werken aan het onderzoek en de kinderen niet met de GI wilden praten. De kinderrechter kon daardoor niet vaststellen of er nog sprake was van een ontwikkelingsbedreiging.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2024 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders waren het eens met het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling op te heffen. De kinderrechter concludeerde dat, hoewel er zorgen waren over de kinderen, de ondertoezichtstelling niet doelmatig was, gezien de houding van de vader en het gebrek aan samenwerking. De kinderrechter maakte zich zorgen over de communicatie tussen de ouders en de impact daarvan op de kinderen.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten de ondertoezichtstelling op te heffen, maar benadrukte dat de zorgen over de kinderen blijven bestaan. De ouders moeten in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de opvoeding van de kinderen, wat momenteel niet het geval is. De moeder heeft aangegeven parallel ouderschap te willen volgen om beter om te gaan met de situatie. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/576008 / JE RK 24-892
Datum uitspraak: 25 oktober 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, de GI,
gevestigd te Utrecht,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] .
In deze zaak zijn belanghebbenden:
[moeder], de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
[vader], de vader,
wonende in [woonplaats] ,
de Raad voor de Kinderbescherming, de Raad,
gevestigd in Utrecht.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 juni 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren (zitting) was op 11 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • [A] van de GI;
  • [B] van de Raad.
1.3.
Tijdens de zitting is ook de zaak over de zorgregeling (C/16/509021 / FO RK 20-963) behandeld. In die zaak wordt een aparte beschikking gegeven.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar hun mening gevraagd. [minderjarige 1] heeft de rechtbank een bericht gestuurd. [minderjarige 2] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn mening te geven.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders hebben het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
In de beschikking van 16 april 2021 heeft de rechtbank bepaald dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf heeft bij de vader en [minderjarige 2] bij de moeder.
2.3.
In de beschikking van 15 december 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld tot 15 december 2024.

3.Het verzoek van de GI

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op te heffen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten van de ouders

4.1.
De ouders zijn het eens met het verzoek van de GI.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling opheffen, omdat is voldaan aan de wettelijke criteria in artikel 1:261 lid 1 en 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter legt dit hierna uit.
5.2.
De kinderrechter kan niet vaststellen of nog sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Er zijn nog zorgen over de kinderen. Ouders kunnen niet met elkaar overleggen over zaken die de kinderen aangaan, zoals een vakantie van [minderjarige 2] met vader naar Rome. Die vakantie is op het laatste moment niet doorgegaan omdat het niet is gelukt tijdig af te stemmen wanneer de vakantie zou plaatsvinden. [minderjarige 2] heeft het daar heel moeilijk mee gehad, en dat is goed te begrijpen. De GI heeft de zorgen over de kinderen niet verder kunnen onderzoeken, omdat de vader iedere vorm van contact met de GI afhoudt. Hij De kinderen willen ook niet met de GI praten. De ouders vinden dat het goed genoeg gaat met de kinderen. Vanuit school zijn er ook geen signalen over zorgen om de kinderen.
5.3.
Ook als nog wel sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging constateert de kinderrechter dat een ondertoezichtstelling die niet kan wegnemen. De vader weigert immers stelselmatig ieder contact met de GI en met de hulpverlening. Hij vindt dat de ondertoezichtstelling is gebaseerd op frauduleuze en onjuiste informatie. De kinderrechter begrijpt dat de GI de vader geen schriftelijke aanwijzing heeft gegeven, omdat dit de kinderen in een moeilijke positie zou brengen. De ondertoezichtstelling is om die reden niet uitvoerbaar. De moeder wil wel graag hulp om de patstelling tussen de ouders te doorbreken. Zij voelt zich machteloos, want zij kan dat niet alleen. Ook maakt zij zich zorgen over de vraag hoe gezagsbeslissingen genomen moeten worden als de situatie niet verandert. De moeder vindt het daarom heel verdrietig dat de ondertoezichtstelling niets heeft kunnen brengen. Zij wil zelf parallel ouderschap volgen om te leren hoe om te gaan met deze situatie.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling opheffen. De kinderrechter maakt zich evenwel nog steeds zorgen over de positie van de kinderen. Zij kunnen er niet op rekenen dat de ouders, die daarvoor verantwoordelijk zijn, met elkaar afstemmen en samen (gezags)beslissingen nemen. Dat betekent dat zij nooit weten of dingen die voor hen belangrijk zijn geregeld worden. Terwijl zij dat niet zelf kunnen. De kinderrechter vindt het te prijzen dat de moeder parallel ouderschap wil volgen. De vraag is echter of alleen dat voldoende ondervangt waar de (gezaghebbende) ouders voor staan. Uit hetgeen de vader heeft verklaard tijdens de zitting maakt de kinderrechter verder op dat in ieder geval [minderjarige 2] door hem als een boodschapper is ingezet: hij moest aan zijn moeder vertellen wanneer hij met zijn vader naar Rome zou gaan. Die rol is voor [minderjarige 2] onmogelijk en onwenselijk. Ten slotte maakt de kinderrechter zich zorgen over de vader, die zowel bij deze zitting als bij vorige zitting een emotioneel instabiele indruk maakte. Het opheffen van de ondertoezichtstelling is dan ook even onvermijdelijk als onbevredigend.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
heft de ondertoezichtstelling van de kinderen op;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 door mr. T. Dopheide, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Verduijn als griffier.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.