ECLI:NL:RBMNE:2024:5995

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
582682 HA RK 24-186
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot rechterlijke onpartijdigheid

Op 21 oktober 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van [verzoekster] B.V. Het verzoek werd ingediend op 17 oktober 2024 tegen mr. R.W. Nederveen, de behandelend rechter in de hoofdzaak. Verzoekster stelde dat zij niet op de hoogte was gesteld van de wisseling van rechter vóór het tussenvonnis van 9 oktober 2024, waardoor zij niet in staat was om tijdig een wrakingsverzoek in te dienen. Dit zou in strijd zijn met het recht op een eerlijk proces zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM.

De wrakingskamer overwoog dat het wrakingsverzoek niet gemotiveerd was, aangezien verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid van de rechter. Bovendien was er eerder, op 24 mei 2024, een wrakingsverbod opgelegd aan verzoekster, wat de ontvankelijkheid van het huidige verzoek verder ondermijnde.

De wrakingskamer besloot dat er geen mondelinge behandeling nodig was en verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer: 582682 HA RK 24-186
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 21 oktober 2024
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van:
[verzoekster] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gemachtigde: K. Aachboun,
(hierna: verzoekster).

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 17 oktober 2024 per e-mail mr. R.W. Nederveen gewraakt. Mr. R.W. Nederveen (hierna: de rechter) is de behandelend rechter in de zaak met het zaaknummer 10899705 UC EXPL 24-636 (hierna: de hoofdzaak).
1.2.
Verzoekster heeft in de hoofdzaak al eerder (op 14 april 2024 en 20 mei 2024) een wrakingsverzoek ingediend tegen een andere behandelend rechter. Het eerste wrakingsverzoek is op zitting behandeld door de wrakingskamer en met de beslissing van 8 mei 2024 ongegrond verklaard. Het tweede wrakingsverzoek is buiten zitting behandeld op 24 mei 2024, waarbij de wrakingskamer verzoekster niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar wrakingsverzoek en een wrakingsverbod heeft opgelegd.
1.3.
De wrakingskamer heeft, gelet op het onderstaande, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek ingediend om de volgende redenen. Verzoekster heeft kennisgenomen van het tussenvonnis van 9 oktober 2024. Daaruit blijkt dat van behandelend rechter is gewisseld, zonder dat verzoekster hiervan op voorhand op de hoogte is gesteld. Verzoekster zou de rechter om haar moverende redenen, voorafgaand aan het tussenvonnis, hebben gewraakt als dit tijdig bekend was geworden. Door deze gang van zaken was het voor verzoekster niet meer mogelijk om de rechter te wraken voordat hij het tussenvonnis wees. Dat is in strijd met het recht op een eerlijk proces ex artikel 6 EVRM. Het wrakingsverzoek is dan ook niet gericht tegen de inhoud van het tussenvonnis. Volgens verzoekster moet het wrakingsverbod worden doorbroken omdat een fundamenteel rechtsbeginsel ernstig is geschonden.

3.De beoordeling

3.1.
In artikel 36 Rv staat dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer overweegt als volgt. Verzoekster heeft in haar wrakingsverzoek verwezen naar het feit dat er is gewisseld van rechter zonder dat zij voorafgaand hierover in kennis is gesteld. Verzoekster is het niet eens met deze gang van zaken, maar het wrakingsverzoek ziet niet op het handelen van de rechter in de hoofdzaak. Verzoekster heeft op geen enkele manier gemotiveerd waarom er sprake is van een objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid en/of de (schijn van) partijdigheid van de rechter. Naar het oordeel van de wrakingskamer is dan ook geen sprake van een gemotiveerd wrakingsverzoek in de zin van de wet. Bovendien is bij beslissing van 24 mei 2024 door de wrakingskamer een wrakingsverbod opgelegd.
3.3.
Op grond van het voorgaande kan, overeenkomstig het bepaalde in onderdeel 4.2 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.
3.4.
De conclusie is dat verzoeker niet-ontvankelijk is in het wrakingsverzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, andere betrokken partijen, de teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkt en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met zaaknummer 10899705 UC EXPL 24-636 moet worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is genomen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, en mr. A.C. van den Boogaard en mr. I.L. Gerrits als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. N.S. Stekkel, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.