Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster, hierna ook te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, hierna ook te noemen: [verweerder] ,
gemachtigde: mr. G.W. Wezelman.
1.Het verloop van de procedure
2.De feiten
3.De beoordeling in het verzoek en in het voorwaardelijk tegenverzoek
[verzoekster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat sprake is van:
1 januari 2015 had het concurrentiebeding om rechtsgeldig te zijn een schriftelijke motivering van de zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen moeten hebben en dat is niet het geval.
tijdenshet dienstverband rechtsgeldig is gebleven, omdat een concurrentiebeding ook partieel nietig kan zijn. [verweerder] heeft er terecht op gewezen dat partiele nietigheid pas aan de orde kan komen als het beding rechtsgeldig is overeengekomen en de rechter in het kader van een belangenafweging een deel van het beding nietig verklaard.
(b) het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de voormalige werknemer in het kader van de (arbeids)overeenkomst heeft meehelpen opbouwen
(c) met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg.
[verweerder] heeft er op gewezen dat hij een erg beperkte webshop heeft die niet als serieuze concurrentie voor het bedrijfsdebiet van werkgever gezien kan worden. Ter onderbouwing daarvan heeft [verweerder] een overzicht overgelegd waarop zichtbaar is welke producten hij via zijn webshop heeft verkocht en welke omzet daar tegenover staat. Die gegevens zijn door [verzoekster] niet weersproken, zodat de kantonrechter van de juistheid daarvan uitgaat. Met [verweerder] is de kantonrechter van oordeel dat van onrechtmatige concurrentie geen sprake is, omdat nergens uit blijkt dat [verweerder] met de beperkte webshop die hij heeft stelselmatig en substantieel het bedrijfsdebiet van [verzoekster] zou hebben afgebroken. Evenmin blijkt dat [verzoekster] enige schade zou hebben ondervonden aan de enkele producten die [verweerder] via zijn webshop heeft verkocht.
De kantonrechter stelt vast dat gesteld noch gebleken is dat [verweerder] in het kader van het opzetten van zijn onderneming gebruik heeft gemaakt van bedrijfsgegevens van [verzoekster] , dat hij aan klanten van [verzoekster] zou hebben geleverd en evenmin dat deze handelingen ten koste van zijn prestaties voor [verzoekster] zijn gegaan. Dat de beperkte werkzaamheden die [verweerder] heeft uitgevoerd voor zijn webshop, invloed hebben gehad op zijn re-integratieproces blijkt evenmin, terwijl ook duidelijk is dat een toen al bestaand arbeidsconflict van wezenlijke invloed was op de re-integratiemogelijkheden van [verweerder] .
De kantonrechter is met [verzoekster] van oordeel dat aan [verweerder] een verwijt is te maken door zijn nevenwerkzaamheden te verzwijgen en deze ook niet te melden bij de bedrijfsarts, maar gelet op de beperkte schaal waarop hij (zeer lichte) werkzaamheden uitvoerde, is dit niet zo ernstig dat dit tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou moeten leiden.
Hoewel voor een ontbinding op de e-grond niet vereist is dat dit als ultimum remedium wordt ingezet, is de kantonrechter hier wel van oordeel dat [verzoekster] gelet op voorgaande in eerste instantie had kunnen volstaan met een indringend gesprek en een officiële waarschuwing aan [verweerder] , waarna partijen duidelijke afspraken hadden kunnen maken over de nevenwerkzaamheden. Daarbij weegt mee dat [verweerder] al tien jaar bij haar in dienst is, een vrijwel vlekkeloos dienstverband heeft, nooit een berisping of waarschuwing heeft ontvangen en hij door zijn arbeidsongeschiktheid een kwetsbare positie heeft.
De arbeidsovereenkomst zal daarom per 1 november 2024 worden ontbonden.
inde drie voorafgaande kalenderjaren verschuldigd waren. Daaronder valt dus ook de bonus die in oktober 2021 is uitbetaald. De kantonrechter sluit voor de berekening van de transitievergoeding dan ook aan bij het door [verweerder] berekende bruto maandsalaris van
€ 4.494,60 inclusief emolumenten. Per 1 november 2024 komt dat neer op een bedrag van
€ 15.567,60 bruto aan transitievergoeding.