ECLI:NL:RBMNE:2024:5980

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
11300014 \ MV EXPL 24-121
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning na strafbare feiten door huurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Almere, op 28 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting GoedeStede en een gedaagde huurder. De eiser, GoedeStede, vorderde ontruiming van de huurwoning van de gedaagde, die sinds augustus 2023 in detentie zit na een veroordeling voor strafbare feiten gepleegd in de huurwoning. De huurder heeft de huur niet vrijwillig opgezegd en is niet verschenen op de zitting, waar zijn broer wel aanwezig was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurder tekortschiet in zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat hij het gehuurde niet bewoont en strafbare feiten heeft gepleegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het belang van de verhuurder om de woning opnieuw te verhuren in deze tijd van woningnood zwaarder weegt dan het belang van de huurder om na zijn detentie terug te keren naar de woning. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis voor de ontruiming. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 944,72.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almere
Zaaknummer: 11300014 \ MV EXPL 24-121
Vonnis in kort geding van 28 oktober 2024
in de zaak van
WONINGSTICHTING GOEDESTEDE,
gevestigd te Almere,
eisende partij,
hierna te noemen: GoedeStede,
gemachtigde: mr. T. Mulder,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
GoedeStede heeft [gedaagde] in kort geding gedagvaard. Van [gedaagde] is geen schriftelijke reactie op de dagvaarding ontvangen.
1.2.
Op 14 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens GoedeStede is [A] (gebiedsregisseur) aanwezig, bijgestaan door mr. Mulder. [gedaagde] is niet verschenen. Voor hem is zijn broer [B] aanwezig.
1.3.
[B] heeft de kantonrechter voor de zitting schriftelijk verzocht om uitstel van de zitting, zodat [gedaagde] de tijd heeft om een advocaat te zoeken die hem in deze zaak kan bijstaan. De kantonrechter heeft dat verzoek afgewezen en overweegt daartoe het volgende. Bij e-mail van 6 augustus 2024 heeft mr. De Groot aan mr. Mulder laten weten dat hij optreedt als raadsman van [gedaagde] en dat [gedaagde] bereid is de huurovereenkomst op te zeggen op voorwaarde dat GoedeStede een vergelijkbare huurwoning aanbiedt als de detentie van [gedaagde] eindigt. Bij e-mail van 28 augustus 2024 heeft mr. Mulder op de e-mail van mr. De Groot gereageerd. Mr. Mulder geeft aan dat GoedeStede niet meewerkt aan het voorstel en dat als [gedaagde] de huurovereenkomst niet vrijwillig opzegt GoedeStede zal overgaan tot dagvaarden in kort geding. Mr. De Groot is ook gevraagd zijn verhinderdata door te geven. Op 12 september 2024 stuurt mr. Mulder een brief aan mr. De Groot met de concept-dagvaarding en de datum van de zitting. Aangenomen mag worden dat [gedaagde] op dat moment door mr. De Groot van de zitting op de hoogte is gebracht. Dat mr. De Groot vervolgens een dag voor de zitting aangeeft dat hij niet optreedt voor [gedaagde] komt door deze gang van zaken voor rekening en risico van [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 21 juni 2022 van GoedeStede de woning aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: het gehuurde).
2.2.
In augustus 2023 is [gedaagde] door de politie aangehouden en hij verblijft sindsdien in detentie.
2.3.
In de strafzaak tegen [gedaagde] is op 24 juli 2024 vonnis gewezen. [gedaagde] is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten in het gehuurde tot een gevangenisstraf van 48 maanden.
2.4.
Het gehuurde is door de detentie van [gedaagde] niet in gebruik.
2.5.
[gedaagde] heeft de huur niet vrijwillig opgezegd.

3.Het geschil

3.1.
GoedeStede vordert bij vonnis en uitvoerbaar bij voorraad, ontruiming van het gehuurde binnen drie dagen na betekening van het vonnis, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en nakosten.
3.2.
GoedeStede legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] tekort schiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit artikel 7 en 7.5 van het huurreglement en artikel 7:213 van het Burgerlijk Wetboek. [gedaagde] schiet tekort en heeft zich niet als goed huurder gedragen, doordat hij het gehuurde niet bewoont en niet als hoofdverblijf gebruikt en hij strafbare feiten in het gehuurde heeft gepleegd.
3.3.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd. Zijn broer heeft ter zitting aangegeven dat [gedaagde] de huur vrijwillig wilde opzeggen als GoedeStede na zijn detentie een andere woning voor hem zou hebben. De huur is betaald en zal ook betaald blijven worden door de familie. Binnenkort gaat [gedaagde] met verlof en dan heeft hij een woning nodig.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
GoedeStede heeft gelet op de aard van haar vordering een spoedeisend belang bij haar vordering. [gedaagde] heeft dit spoedeisend belang ook niet betwist.
4.2.
In dit vonnis geeft de kantonrechter slechts een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen. De kantonrechter moet beoordelen of de vordering van GoedeStede in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is om op de toewijzing daarvan vooruit te lopen.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering van GoedeStede kan worden toegewezen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
4.4.
Vaststaat dat [gedaagde] in detentie zit en hij daardoor niet zijn hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Op grond van de huurovereenkomst dient [gedaagde] het gehuurde te bewonen en mag hij geen strafbare feiten in het gehuurde plegen. Van bewoning is al sinds augustus 2023 geen sprake meer. Omdat [gedaagde] al geruime tijd in het gehuurde zijn hoofdverblijf niet meer heeft en hij strafbare feiten heeft gepleegd, is sprake van tekortkomingen. Dat hij op korte termijn het gehuurde weer zou kunnen gaan bewonen is niet aannemelijk gelet op de aan hem opgelegde langdurige gevangenisstraf.
4.5.
De kantonrechter oordeelt daarom dat het op voorhand aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de feiten en omstandigheden die GoedeStede naar voren heeft gebracht zullen leiden tot het oordeel dat de vordering van GoedeStede tot ontruiming van het gehuurde zal worden toegewezen. Dat de huur is voldaan en zal worden voldaan door de familie doet hier niet aan af.
4.6.
Ook een belangenafweging maakt het voorgaande niet anders. Het belang van GoedeStede om in deze tijd van schaarste op de woningmarkt het gehuurde aan een ander te kunnen verhuren, behoort te prevaleren boven het belang van [gedaagde] om na zijn detentie, die nog geruime tijd duurt, het gehuurde zelf weer te mogen bewonen. Het valt GoedeStede niet te verwijten dat zij onder deze omstandigheden geen gehoor geeft aan de voorwaarde van [gedaagde] om na zijn detentie andere woonruimte voor hem beschikbaar te hebben.
4.7.
De vordering tot ontruiming zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn wordt vastgesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
4.8.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van GoedeStede worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
Totaal
944,72
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter, recht doende in kort geding:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken en in oorspronkelijke, onbeschadigde en schone staat op te leveren, en de sleutels af te geven aan GoedeStede,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 944,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2024.
41264