ECLI:NL:RBMNE:2024:5975

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
11310088 UV EXPL 24-203 LvdH/1470
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van schadevergoeding in kort geding wegens gebrek aan spoedeisendheid en restitutierisico

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eisende partij] en Ziggo B.V. [eisende partij] vorderde een schadevergoeding van € 22.500,- van Ziggo, stellende dat Ziggo onrechtmatig had gehandeld en wanprestatie had gepleegd. De procedure volgde op een eerdere veroordeling van [eisende partij] tot betaling aan Ziggo, waarbij [eisende partij] niet was verschenen en het vonnis onherroepelijk was geworden. Ziggo had op 11 april 2023 beslag gelegd op een voertuig van [eisende partij], dat op 11 augustus 2023 was geveild.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eisende partij] niet aan de vereisten voor toewijsbaarheid in kort geding voldeed. Er was onvoldoende aannemelijkheid dat de bodemrechter de vordering zou toewijzen, en er ontbrak spoedeisend belang. De kantonrechter wees erop dat [eisende partij] meer dan een jaar had gewacht met het indienen van de vordering, wat de spoedeisendheid ondermijnde. Daarnaast was er een groot restitutierisico, aangezien de kans bestond dat de vordering in een bodemprocedure zou worden afgewezen.

Uiteindelijk werd de vordering van [eisende partij] afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van Ziggo, die op € 949,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid die in kort gedingprocedures geldt bij geldvorderingen en de noodzaak van een deugdelijke onderbouwing van vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 11310088 UV EXPL 24-203 LvdH/1470
Kort geding vonnis van 25 oktober 2024
inzake
[eisende partij],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: A.K. Awadzi,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Ziggo B.V.,
gevestigd in Utrecht,
verder ook te noemen Ziggo,
gedaagde partij,
gemachtigde: R. Boos (LAVG Gerechtsdeurwaarders).

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 15.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2024. Daarbij is [eisende partij] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde. Namens Ziggo was de gemachtigde aanwezig. Beide partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij namens [eisende partij] gebruik is gemaakt van spreekaantekeningen. Partijen hebben antwoord gegeven op de vragen van de kantonrechter en ook hebben zij op elkaar kunnen reageren. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er is besproken.
1.3.
De kantonrechter heeft vonnis bepaald op vandaag.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
Tussen partijen is een overeenkomst gesloten op grond waarvan Ziggo telecommunicatiediensten aan [eisende partij] heeft geleverd. Op grond van die overeenkomst was [eisende partij] betalingen aan Ziggo verschuldigd.
2.2.
Omdat de dienstverlening door Ziggo niet naar wens van [eisende partij] verliep, heeft zij op enig moment haar betalingsverplichtingen opgeschort. Ziggo heeft [eisende partij] voor de achterstand in de betalingen gedagvaard. Bij die procedure is [eisende partij] niet verschenen en is zij door de kantonrechter van deze rechtbank op 21 december 2022 bij verstek veroordeeld tot de betaling van een geldsom, rente en de proceskosten.
2.3.
Toen het verzet tegen het verstekvonnis door [eisende partij] uitbleef en het vonnis onherroepelijk werd, heeft Ziggo heeft het verstekvonnis ten uitvoer gelegd en heeft daartoe op 11 april 2023 beslag gelegd op een aan [eisende partij] in eigendom toebehorend voertuig. Het inbeslaggenomen voertuig is op 11 augustus 2023 executoriaal geveild. Het voertuig heeft € 9.750,00 opgebracht. Uit deze opbrengst is de vordering van Ziggo voldaan en het restant van het opgebrachte bedrag is gebruikt ter voldoening van andere schuldeisers die ook beslag hadden gelegd op het geveilde voertuig.
2.4.
In deze procedure vordert [eisende partij] betaling door Ziggo van een schadevergoeding van € 22.500,-. Zij stelt dat Ziggo jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld en dat er sprake zou zijn van wanprestatie door Ziggo.

3.De beoordeling

3.1.
[eisende partij] vordert in deze procedure schadevergoeding. Volgens vast jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – wat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter deze zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico moet worden betrokken.
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid aannemelijk is dat de schade die door [eisende partij] wordt gevorderd in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Dat [eisende partij] terecht een beroep heeft kunnen doen op haar opschortingsrecht, zoals zij zelf stelt, is een verweer dat zij had moeten voeren tegen de vordering van Ziggo. Als het al zo is geweest dat [eisende partij] niet op de hoogte was van de tegen haar uitgebrachte dagvaarding, dan had zij in ieder geval nog gebruik kunnen maken van de mogelijkheid van verzet tegen het verstekvonnis. Hoewel zij uitdrukkelijk op deze mogelijkheid is gewezen door Ziggo, heeft zij hiervan geen gebruik gemaakt. Dit heeft als gevolg dat het vonnis tegen [eisende partij] onherroepelijk is geworden. De kantonrechter ziet voorshands niet in waarom Ziggo met de tenuitvoerlegging van een onherroepelijk geworden vonnis onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens [eisende partij] .
3.3.
Ook verder kunnen er grote vraagtekens worden gezet bij de hoogte van de door [eisende partij] in deze procedure gevorderde schadevergoeding. Zo heeft zij op geen enkele wijze onderbouwd dat het geveilde voertuig een waarde vertegenwoordigde van € 22.500,00.
3.4.
De kantonrechter is verder van oordeel dat ook het vereiste van spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening ontbreekt. Terecht is er door Ziggo opgemerkt dat het voertuig al op 11 augustus 2023 is geveild en dat zij al sinds die tijd niet meer de beschikking heeft over het voertuig. Waarom [eisende partij] meer dan een jaar heeft gewacht met het starten van deze procedure, heeft [eisende partij] niet duidelijk kunnen maken.
3.5.
Tot slot is voor de beoordeling nog relevant dat Ziggo heeft gewezen op het bestaan van een groot restitutierisico, nu er een reële kans is dat de vordering in een bodemprocedure (geheel of gedeeltelijk) zal worden afgewezen. Indien er – zoals [eisende partij] zelf stelt sprake is van een nijpende financiële situatie, het uitgeput raken van haar spaargeld en het bedreigd worden in haar bestaanszekerheid - lijkt de zorg van Ziggo dat het restitutierisico levensgroot is dan ook gerechtvaardigd en valt de belangenafweging uit in het nadeel van [eisende partij] .
3.6.
Dit alles leidt tot de slotsom dat de vordering van [eisende partij] wordt afgewezen.
3.7.
[eisende partij] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Ziggo worden begroot op € 949,00 (€ 814,00 aan salaris gemachtigde en € 135,00 aan nakosten).

4.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende in kort geding:
4.1.
wijst de vorderingen af;
4.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten van € 949,00, te betalen binnen 14 dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eisende partij] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
verklaart deze kostenveroordeling vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024.