ECLI:NL:RBMNE:2024:5975
Rechtbank Midden-Nederland
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van schadevergoeding in kort geding wegens gebrek aan spoedeisendheid en restitutierisico
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eisende partij] en Ziggo B.V. [eisende partij] vorderde een schadevergoeding van € 22.500,- van Ziggo, stellende dat Ziggo onrechtmatig had gehandeld en wanprestatie had gepleegd. De procedure volgde op een eerdere veroordeling van [eisende partij] tot betaling aan Ziggo, waarbij [eisende partij] niet was verschenen en het vonnis onherroepelijk was geworden. Ziggo had op 11 april 2023 beslag gelegd op een voertuig van [eisende partij], dat op 11 augustus 2023 was geveild.
De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [eisende partij] niet aan de vereisten voor toewijsbaarheid in kort geding voldeed. Er was onvoldoende aannemelijkheid dat de bodemrechter de vordering zou toewijzen, en er ontbrak spoedeisend belang. De kantonrechter wees erop dat [eisende partij] meer dan een jaar had gewacht met het indienen van de vordering, wat de spoedeisendheid ondermijnde. Daarnaast was er een groot restitutierisico, aangezien de kans bestond dat de vordering in een bodemprocedure zou worden afgewezen.
Uiteindelijk werd de vordering van [eisende partij] afgewezen en werd zij veroordeeld in de proceskosten van Ziggo, die op € 949,00 werden begroot. De uitspraak benadrukt de terughoudendheid die in kort gedingprocedures geldt bij geldvorderingen en de noodzaak van een deugdelijke onderbouwing van vorderingen.