ECLI:NL:RBMNE:2024:5973

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
C/16/582572 / KG ZA 24-519
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de overeenkomst tot productie en levering van elektrische bussen

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 23 oktober 2024, staat de ontbinding van de Busovereenkomst tussen EBUSCO B.V. en QBUZZ B.V. centraal. EBUSCO had een overeenkomst gesloten voor de productie en levering van 45 elektrische bussen, maar QBUZZ ontbond deze overeenkomst op 16 september 2024. De voorzieningenrechter oordeelt dat QBUZZ in redelijkheid mocht ontbinden, omdat EBUSCO niet in staat was om de bussen tijdig te leveren. De rechter concludeert dat de vorderingen van EBUSCO tot nakoming van de overeenkomst en opheffing van het beslag worden afgewezen. De voorzieningenrechter stelt vast dat EBUSCO onvoldoende zekerheid kon bieden over de levering van de bussen, wat leidde tot de conclusie dat de ontbinding door QBUZZ niet onaanvaardbaar was. De rechter wijst ook op de spoedeisendheid van de situatie voor QBUZZ, die afhankelijk was van de tijdige levering van de bussen voor de uitvoering van haar concessie voor openbaar vervoer. De proceskosten worden toegewezen aan QBUZZ, aangezien EBUSCO in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/582572 / KG ZA 24-519
Vonnis in kort geding van 23 oktober 2024
in de zaak van
EBUSCO B.V.,
te Deurne,
eisende partij,
hierna te noemen: Ebusco,
advocaat: mr. J.A. van de Hel en mr. M.A. Wielinga-Carvajal
tegen
QBUZZ B.V.,
te Amersfoort,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Qbuzz,
advocaat: mr. E. Verweij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
− de dagvaarding met producties 1 t/m 26 van Ebusco
− de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 10 van Qbuzz
− de wijziging van eis met aanvullende productie 27,
− de mondelinge behandeling van 21 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
− de pleitnota van Ebusco
− de pleitnota van Qbuzz.

2.De kern

2.1.
In de kern draait deze zaak om de vraag of Qbuzz de overeenkomst van opdracht tot productie en levering van 45 elektrische bussen door Ebusco (hierna: de Busovereenkomst) mocht ontbinden op 16 september 2024. De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat Qbuzz een beroep mag doen op ontbinding van de Busovereenkomst. De vorderingen van Ebusco tot nakoming van de Busovereenkomst en opheffing van het beslag worden daarom afgewezen. Dat oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

Spoedeisendheid
3.1.
Ebusco heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voor het voortbestaan van haar onderneming (mede) afhankelijk is van de nakoming van de afnameverplichtingen uit de Busovereenkomst door Qbuzz. Gelet daarop heeft Ebusco een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevraagde voorlopige voorzieningen.
Vordering tot nakoming
3.2.
Met betrekking tot de gevorderde nakoming van de Busovereenkomst wordt het volgende vooropgesteld. Voor toewijzing in kort geding van een vordering tot nakoming van een overeenkomst is alleen plaats, als met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat ook in een eventuele bodemprocedure toewijzing van de vordering tot nakoming te verwachten is. Nu partijen erover van mening verschillen of de Busovereenkomst rechtsgeldig door Qbuzz is ontbonden, betekent dit concreet dat de gevorderde nakoming van de Busovereenkomst alleen dan kan worden toegewezen, als in hoge mate aannemelijk is dat de Busovereenkomst niet rechtsgeldig is ontbonden.
3.3.
De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat de Busovereenkomst rechtsgeldig is ontbonden [1] . De volgende omstandigheden spelen daarbij een rol.
Aankondiging termijnoverschrijding
3.4.
Op grond van artikel 5.4 van Busovereenkomst moet Ebusco op 22 maart 2024 de elektrische bussen (van 12 meter lang) leveren, tenzij partijen een nadere schriftelijke regeling overeenkomen. Daarbij geldt op grond van hetzelfde artikel dat deze afwijkende regeling voor Qbuzz geen afbreuk doet aan haar rechten voortvloeiend uit de Busovereenkomst. Partijen zijn op 8 april 2024 een nadere schriftelijke regeling overeengekomen in een vaststellingovereenkomst (hierna: de VSO). Op grond van artikel 5.1 van de VSO hebben partijen afgesproken de uiterlijke leveringsdatum van
alle45 elektrische bussen te verplaatsen naar 1 september 2024. Qbuzz behoudt daarbij haar recht op ontbinding als Ebusco de 45 bussen niet heeft geleverd vóór 1 december 2024, of als Ebusco aankondigt deze termijn te zullen overschrijden, en Qbuzz de termijnoverschrijding onredelijk vindt [2] .
3.5.
Volgens Qbuzz heeft Ebusco tijdens een bespreking op 4 september 2024 aangekondigd dat het niet mogelijk was om alle 45 bussen voor 1 december 2024 aan Qbuzz te leveren. Dat blijkt uit de presentatie die Ebusco ten behoeve van dat overleg heeft gegeven aan Qbuzz [3] . In de presentatie kondigt Ebusco aan dat levering van de eerste bussen in week 44 (eind oktober 2024) zal plaatsvinden en de levering van de laatste bussen in week 7 van 2025 (medio februari 2025). Anders dan Ebusco aanvoert is het niet aannemelijk dat zij deze nieuwe planning heeft voorgesteld op verzoek van Qbuzz, als alternatief leveringsschema. Qbuzz doet een dag voor de meeting het dringende verzoek aan Ebusco om de presentatie alvast te delen, zodat de productie, transport en levering van de bussen inhoudelijk kunnen worden besproken tijdens het overleg [4] . Daaruit blijkt het belang dat Qbuzz hecht aan transparantie over de (haalbaarheid van de) planning, mede gelet op de afspraken die partijen in de VSO hebben gemaakt. Dat Qbuzz gezamenlijk met Ebusco alternatieve en haalbare leveringsschema’s wilde bespreken met mogelijke extra vertraging, blijkt daaruit niet. De voorgestelde planning kan daarom niet anders worden opgevat dan een aankondiging van de termijnoverschrijding, in de zin van artikel 5.4 van de VSO. In principe mocht Qbuzz de Busovereenkomst dus ontbinden op 16 september 2024.
3.6.
Volgens Ebusco kan de tijdens de meeting aangekondigde termijnoverschrijding niet worden beschouwd als een aankondiging van de termijnoverschrijding, zoals die is bedoeld in artikel 5.4 van de Busovereenkomst. In artikel 32 van die overeenkomst staat namelijk dat zo’n aankondiging schriftelijk moet worden gedaan aan [A] . Dit standpunt slaagt niet. De bespreking op 4 september 2024 vond plaats op bestuursniveau, zodat alle eindverantwoordelijken voor het project op de hoogte waren van de aankondiging van de termijnoverschrijding. Een aparte schriftelijke kennisgeving (aan [A] ) was niet nodig. Bovendien, zo is gebleken, was [A] op het moment van ontbinding niet meer werkzaam bij Qbuzz.
Ontbinding is naar redelijkheid niet onaanvaardbaar
3.7.
Ebusco voert daartegen aan dat, ook als er al sprake is van een aangekondigde termijnoverschrijding, Qbuzz de overeenkomst alleen mocht ontbinden als de termijnoverschrijding naar redelijkheid onaanvaardbaar is. Volgens Ebusco is dat niet zo. Er zijn immers al 30 bussen in Nederland die gereed zijn voor levering. De resterende 15 bussen kunnen volgens Ebusco naar alle waarschijnlijkheid vóór 31 december 2024, althans vóór eind januari 2025 worden geleverd. Er is dus slechts een risico op een beperkte vertraging. Aangezien alle 45 bussen al geproduceerd zijn en levering spoedig volgt, mocht Qbuzz volgens Ebusco in redelijkheid niet de Busovereenkomst ontbinden op 16 september 2024.
3.8.
Qbuzz is het daar niet mee eens. Zij voert aan dat de rechtsgeldigheid van de ontbinding moet worden beoordeeld naar het moment dat de ontbinding werd ingeroepen. Voor Qbuzz was de maat vol toen Ebusco tijdens de bespreking van 4 september 2024 aankondigde dat de uiterlijke leveringsdatum én ontbindingsdatum van 1 september 2024 respectievelijk 1 december 2024 voor alle 45 bussen wederom niet haalbaar was. De ontbinding op 16 september 2024 was volgens Qbuzz dan ook niet onaanvaardbaar.
3.9.
Met Qbuzz is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ontbinding door Qbuzz op 16 september 2024 naar redelijkheid niet onaanvaardbaar was. De volgende omstandigheden spelen daarbij een rol.

Ebusco is sinds 22 maart 2024 niet in staat om tijdig te leveren
3.10.
Ebusco zou oorspronkelijk alle 45 bussen al op 22 maart 2024 leveren. Die datum is op verzoek van Ebusco meermaals verplaatst. Voor het eerst op 28 september 2023 kondigt Ebusco aan dat de termijn niet haalbaar is en verstrekt zij een aangepaste planning aan Qbuzz. De bussen kunnen pas worden afgeleverd tussen 8 april 2024 en 22 juli 2024. In een brief van 18 oktober 2023 reageert Qbuzz daarop met een ingebrekestelling en sommatie, waarbij zij vasthoudt aan de verplichting tot nakoming van de uiterlijke leveringsdatum van 22 maart 2024. Eind december 2023 en eind januari 2024 [5] verstrekt Ebusco opnieuw een herziene planning. Daaruit blijkt dat aflevering van de eerste bussen pas vanaf eind juni 2024 mogelijk is. Qbuzz stelt zich telkens op het standpunt dat het schenden van de uiterlijke leveringsdatum van 22 maart 2024 onacceptabel voor haar is [6] . Partijen zijn vervolgens in overleg getreden. Dat heeft geresulteerd in de VSO. In de VSO heeft Ebusco uitstel gekregen tot 1 september 2024. Bij levering later dan 1 december mocht Qbuzz de Busovereenkomst ontbinden, als zij de termijnoverschrijding in redelijkheid onaanvaardbaar vond. Ebusco kreeg dus een laatste kans om alle 45 elektrische bussen, tegen betaling van een vertragingsvergoeding door Ebusco, alsnog te leveren voor 1 september 2024, althans voor 1 december 2024.
3.11.
Hoewel Ebusco eind augustus 2024 meedeelt dat er op dat moment 30 bussen in verschillende batches verscheept zijn naar Nederland, schept zij nog geen duidelijkheid over de verwachte leveringstermijn. Over de resterende 15 bussen vermeldt zij niets. Dat zou aan bod komen tijdens de bespreking op 4 september 2024. In die bespreking laat Ebusco echter weten dat levering van de eerste bussen plaats zou vinden in week 44 van 2024, en van de laatste bussen in week 7 van 2025. Hoewel Ebusco in haar mail van 11 september 2024 de planning nuanceert, en aangeeft dat de eerste twee bussen al in week 40 geleverd kunnen worden, laat Ebusco na helderheid te verschaffen over het leveringsschema. Zij maakt niet duidelijk van welke omstandigheden de levering afhangt, terwijl Ebusco wel verplicht was om Qbuzz op de hoogte te houden over (vertragingen in) het leveringsschema [7] . In algemene bewoordingen wordt er verwezen naar problemen in de ‘supply chain’ en het productieproces, maar zij concretiseert die problemen niet. Dat de problemen in de supply chain en het productieproces toch voor onverwachte vertraging hebben gezorgd, moet voor risico van Ebusco blijven. Ebusco had immers met het overeenkomen van de VSO een laatste kans gekregen. Bij de totstandkoming van de VSO had zij rekening kunnen en moeten houden met alle voorzienbare vertragingen. De problemen in de supply chain en het productieproces speelden bovendien al langer, zodat Ebusco bij het aangaan van de Busovereenkomst (en daarna de VSO) de vertraging had kunnen voorzien en had kunnen begrijpen dat de overeengekomen termijnen niet haalbaar waren. Daar komt bij dat levering ook afhankelijk was van een keuring door de bevoegde instanties. Op 11 september 2024 zijn er pas twee bussen goedgekeurd. Hoeveel tijd de keuring van de resterende bussen in beslag neemt is niet duidelijk. Vast staat in elk geval dat iedere bus afzonderlijk gekeurd moet worden. Ook daarover heerste onzekerheid, die Ebusco niet heeft kunnen wegnemen. Toekomstige verdere vertragingen waren dus zeker niet uit te sluiten.
3.12.
Ebusco kon op het moment van ontbinding door Qbuzz dus niet met voldoende zekerheid instaan voor levering van alle 45 bussen vóór 1 december 2024. In elk geval niet voor de resterende 15 bussen die nog niet waren verscheept vanuit China. Daarom kon Qbuzz er niet op vertrouwen dat levering van alle 45 bussen voor 1 december 2024, of voor 31 december 2024, of zelfs voor eind januari 2025 haalbaar was. Qbuzz had zich met het sluiten van de VSO bovendien al coulant opgesteld door akkoord te gaan met een fikse vertraging, zodat een beroep op ontbinding eerder gerechtvaardigd is bij een volgende termijnoverschrijding. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter de ontbinding op 16 september 2024 niet onaanvaardbaar.

Belang Qbuzz bij spoedige levering
3.13.
Qbuzz heeft voldoende onderbouwd dat zij een groot belang heeft bij spoedige levering, in elk geval voor 1 december 2024. Dat zij in de VSO akkoord is gegaan met een uiterlijke leveringstermijn van 1 september 2024, en een ontbindingstermijn van 1 december 2024, hangt samen met de afspraken die zij heeft gemaakt met haar opdrachtgever, het OV-bureau Groningen-Drenthe (hierna: opdrachtgever) in verband met de aan haar verleende concessie op grond waarvan zij elektrisch busvervoer moet gaan aanbieden in Groningen en Drenthe. Vanaf 15 december 2024 zou er namelijk een nieuwe dienstregeling van kracht worden, met inzet van alle 45 elektrische bussen van Ebusco. Dat Qbuzz alleen belang heeft bij levering van alle 45 bussen hangt daar ook mee samen. De nieuwe dienstregeling kan niet worden gebaseerd op een niet verzekerde levering van 30 tot 45 elektrische bussen, al dan niet voor 1 december 2024. Als onbetwist heeft Qbuzz aangevoerd dat dat zou leiden tot logistieke problemen voor de uitvoering van de openbaar vervoerdienst waartoe zij zich heeft verplicht ten opzichte van haar opdrachtgever.
3.14.
Qbuzz lijdt daarnaast schade in verband met de verlengde exploitatie van de oude dieselbussen onder de huidige concessie. Partijen zijn weliswaar een vertragingsvergoeding overeengekomen ter compensatie van de door Qbuzz geleden en te lijden schade, maar die betalingsverplichting is Ebusco ook niet nagekomen. In de bespreking van 4 september 2024 heeft Ebusco namelijk bevestigd dat zij niet in staat is de in de VSO overeengekomen vertragingsvergoeding van € 1.242.819,- vóór de betalingstermijn van 1 oktober 2024 te kunnen betalen. Dat zij in plaats van de eenmalige vergoeding wel een betalingskorting heeft aangeboden op de koopprijs van Qbuzz, maakt dat niet anders. Dat hebben partijen niet afgesproken en Qbuzz was evenmin gehouden om daarmee akkoord te gaan, mede gelet op de gegronde vrees over het voortbestaan van de onderneming van Ebusco.
Ernstig vermoeden dat Ebusco haar verplichtingen niet zal nakomen
3.15.
Ook als de ontbinding om de hiervoor genoemde redenen niet rechtsgeldig is, had Qbuzz de bevoegdheid de Busovereenkomst op te zeggen op grond van artikel 26.1, zoals zij aanvoert bij conclusie van antwoord. Qbuzz heeft op grond van dat artikel het recht de Busovereenkomst op te zeggen als er een ernstig vermoeden bestaat van niet nakoming van de (leverings-)verplichtingen door Ebusco. Daar is sprake van. Het staat namelijk vast dat Ebusco is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting tot betaling van de overeengekomen vertragingsschade vóór 1 oktober 2024. Daarnaast bestaat er een gegronde vrees voor het voortbestaan van Ebusco, waardoor Ebusco mogelijk ook niet in staat zal zijn om de onderhoudsverplichtingen en verstrekte garanties op grond van de Busovereenkomst na te komen. Dat wordt niet weggenomen door de belofte om de technische informatie en reserveonderdelen ‘in escrow’ te plaatsen. Ook om deze reden is de vordering van Ebusco dus niet toewijsbaar.
Geen opheffing beslag
3.16.
Tussen partijen staat vast dat Qbuzz een vordering heeft tot betaling van de vertragingsschade van € 1.242.819 op grond van artikel 5.2 van de VSO en artikel 5.6 van de Busovereenkomst. Voor zover de ontbinding op 16 september 2024 tot gevolg zou hebben dat Ebusco niet meer gehouden zou zijn de overeengekomen vertragingsschade te betalen, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de gestelde grondslag voor de beslaglegging nog steeds bestaat. Ook zonder contractuele verbintenis tot vergoeding van de vertragingsschade op grond van de VSO en de Busovereenkomst staat voldoende vast dat Qbuzz schade lijdt doordat Ebusco niet aan haar leveringsverplichting voldoet. Als onbetwist staat immers vast dat Qbuzz schadeplichtig is ten opzichte van haar opdrachtgever en dat de uitvoering van de concessie noodgedwongen langer met biodieselbussen zal moeten plaatsvinden. De voorzieningenrechter ziet dus geen aanleiding het conservatoire beslag op te heffen.
Conclusie
3.17.
Het voorgaande leidt er toe dat de vorderingen in verband met nakoming van de Busovereenkomst en de vorderingen in verband met de opheffing van het beslag van Ebusco worden afgewezen.
Proceskosten
3.18.
Ebusco is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Qbuzz worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.973,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
wijst de vorderingen van Ebusco af,
4.2.
veroordeelt Ebusco in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Ebusco niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van mr. W.K.S. Dikkers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.
WD5648

Voetnoten

1.Dit is geen definitief oordeel over de ontbinding. Alleen de rechter in een eventuele bodemprocedure kan zo’n definitief oordeel geven.
2.Artikel 5.4 VSO in samenhang met artikel 5.4 Busovereenkomst.
3.Productie 9 van Qbuzz.
4.Productie 8 van Ebusco.
5.Productie 4 van Qbuzz.
6.Productie 3 Ebusco.
7.Artikel 5.8 Busovereenkomst.