Op 23 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/177231-22, waarin de officier van justitie een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel had ingediend. De rechtbank heeft betrokkene in de onderliggende strafzaak vrijgesproken van het feit waarop de vordering was gebaseerd. De vrijspraak betekent dat er niet kan worden vastgesteld dat betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Hierdoor was de rechtbank genoodzaakt de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Tijdens de zitting op 9 oktober 2024 heeft de officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A.L. Rinsma, een bedrag van € 170.948,64 gevorderd, gebaseerd op een rapport van de politie. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.P.A. van Schaik, heeft echter betoogd dat de vordering afgewezen moest worden, gezien de vrijspraak en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft in haar oordeel de vrijspraak als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat de vordering niet kan worden toegewezen.