Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De kern van de zaak
3.De beoordeling
135,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde die een woning huurt. De eiseres vorderde ontruiming van de woning en betaling van huurachterstand. De gedaagde had de huurovereenkomst opgezegd, maar kwam hierop terug en bleef in de woning wonen zonder recht of titel. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst op 31 januari 2024 was geëindigd en dat de gedaagde zonder recht in de woning verbleef. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand van € 14.004,00 over de periode van januari tot en met september 2024. De gedaagde had geprobeerd een beroep te doen op verrekening met vermeende schade, maar dit werd afgewezen omdat hij onvoldoende bewijs had geleverd. De kantonrechter oordeelde verder dat de gedaagde ook de gebruikskosten vanaf oktober 2024 moest betalen, evenals buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.