ECLI:NL:RBMNE:2024:5947

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
22 oktober 2024
Zaaknummer
16/207626-24 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting van een bejaarde vrouw door zich voor te doen als politieagent

Op 22 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op 24 juni 2024 in Biddinghuizen voordeed als politieagent om een bejaarde vrouw op te lichten. De verdachte heeft, samen met anderen, de vrouw onder valse voorwendselen, namelijk het verhaal dat er in de buurt was ingebroken, overtuigd om haar sieraden af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er voldoende bewijs is om de oplichting wettig en overtuigend te bewijzen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 94 dagen voorwaardelijk, en daarnaast een taakstraf van 60 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder elektronische monitoring, om de verdachte te ondersteunen in zijn re-integratie. De benadeelde partij, de vrouw die slachtoffer werd van de oplichting, heeft een schadevergoeding van €3.763,06 toegewezen gekregen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/207626-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. drs. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.W. van Rijmenam-van Oosterom, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
samen met anderen op 24 juni 2024 in Biddinghuizen [slachtoffer] heeft opgelicht door zich voor te doen als iemand van de politie en onder valse voorwendselen haar sieraden mee te nemen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 oktober 2024;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 24 juni 2024.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 24 juni 2024 te Biddinghuizen, gemeente Dronten, tezamen en in vereniging met een of meer anderenmet het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, namelijk meerdere sieraden door:
- zich onder valse naam voor te doen als iemand van de politie en- die [slachtoffer] te vertellen dat er was ingebroken in de buurt en de aangehouden verdachten hadden gezegd dat de loslopende verdachten nog zouden inbreken op haar adres en te vragen of zij waardevolle spullen in huis had die veilig gesteld konden worden en- te vertellen dat die [slachtoffer] haar waardevolle sieraden alvast moest klaarleggen en- te vertellen dat hij, verdachte in naam van de politie voornoemde sieraden zou(den) komen ophalen en- bij de woning van die [slachtoffer] langs te gaan en zich voor te doen als iemand van de politie en daar om afgifte van voornoemde sieraden te vragen, waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van oplichting

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering ten tijde van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. Verdachte heeft openheid van zaken gegeven en maar een kleine rol gehad in de fraude. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest is derhalve een passende straf, temeer nu een gevangenisstraf voor verdachte zou betekenen dat de stappen die reeds zijn gezet tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis teniet worden gedaan. Gelet op het feit dat er geen actueel reclasseringsadvies is over de straftoemeting verzoekt de raadsvrouw tot slot om elektronische monitoring niet op te nemen als één van de bijzondere voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting. Door het handelen van verdachte en medeverdachten zijn op slinkse wijze de sieraden bemachtigd van het slachtoffer. Verdachte heeft de sieraden opgehaald bij het slachtoffer en zich daarbij voorgedaan als een medewerker van de politie. Mensen als het 80-jarige slachtoffer zijn in toenemende mate afhankelijk zijn van de hulp van anderen, van de medemens. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte het vertrouwen van het slachtoffer in de medemens geschaad. De rechtbank vindt het extra kwalijk dat verdachte ook het vertrouwen dat men in openbare instanties zoals de politie moet kunnen hebben, heeft geschaad. Feiten als deze leiden daarom tot maatschappelijke onrust. Het slachtoffer is onvervangbare sieraden kwijtgeraakt die voor haar een emotionele waarde vertegenwoordigen. Bovendien heeft het incident plaatsgevonden in haar huis, de plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Met zijn handelen heeft hij enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin en zich totaal niet bekommerd om het slachtoffer.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 september 2024, waaruit blijkt dat er sprake is van veelvuldige recidive op het gebied van vermogensdelicten;
- het voortgangsverslag van de schorsing van verdachte van 2 oktober 2024, opgesteld door M. Arentsen, toezichthouder bij Reclassering Leger des Heils;
- het reclasseringsadvies opgesteld ten behoeve van de raadkamerzitting van 9 juli 2024, opgesteld door I. van ’t Wout, reclasseringswerker bij Reclassering Leger des Heils.
Uit de reclasseringsverslagen en hetgeen verdachte zelf ter zitting heeft verteld blijkt dat het
sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis goed met hem gaat. Hij heeft een woonplek
toegewezen gekregen via [instelling] , zich ingeschreven voor een studie
maatschappelijke dienstverlening en staat op de wachtlijst voor een behandeling bij De
Waag. Verdachte houdt zich verder goed aan de afspraken met de reclassering.
Motivering van de straf
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat
een straf die vrijheidsbeneming met zich brengt op zijn plaats is. Uitgangspunt in zaken als
deze is een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de 56 dagen die verdachte in
voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit is dan ook wat de officier van justitie heeft
gevorderd. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden
om af te wijken van dit uitgangspunt. Ter zitting is gebleken dat verdachte sinds de schorsing
stappen heeft gezet in de goede richting. De rechtbank wil verdachte de kans geven om hiermee
door te gaan. Het verleden van verdachte is getroebleerd en wordt gekenmerkt door veel vallen
en opstaan. Verdachte lijkt echter nu doordrongen van het feit dat hij bij de schorsing van zijn
voorlopige hechtenis een kans heeft gekregen en die heeft hij met beide handen aangepakt. De
rechtbank is ervan overtuigd dat verdachte zijn leven een andere wending kan geven als hij
daarvoor de motivatie kan vinden en hulp zal accepteren. Gelet op het voorgaande legt de
rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 150 dagen, met aftrek van
de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank bepaalt dat 94 dagen niet
ten uitvoer zullen worden gelegd mits verdachte zich aan de algemene en bijzondere
voorwaarden houdt. De reclassering heeft geen nieuw advies uitgebracht ten aanzien van de
mogelijkheden tot het opleggen van bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ter zitting
geconstateerd dat verdachte baat heeft bij de bijzondere voorwaarden die zijn opgelegd bij de
schorsing van de voorlopige hechtenis en zal deze daarom ook nu opleggen, inclusief de
elektronische monitoring . De rechtbank hoopt dat de elektronische monitoring een goede
steun in de rug zal zijn voor verdachte. Indien de reclassering van mening is dat elektronische
monitoring niet langer nodig is om het recidive-gevaar in te perken, kunnen zij beslissen
verdachte van de elektronische monitoring af te halen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de op te leggen straf tegemoet moet komen aan de
maatschappelijke onrust die is ontstaan en aan het leed van het slachtoffer. De rechtbank legt
daarom aan verdachte ook nog op een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen voor 30 dagen vervangende hechtenis indien verdachte de taakstraf niet (tijdig) naar behoren verricht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van €16.620,-. Dit bedrag bestaat uit €11.620,- materiële schade en €5.000,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering grotendeels niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat het onduidelijk is wat de bewijswaarde van de overgelegde stukken over de waarde van de sieraden is. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om €1.000,- en de kosten van de medicatie toe te wijzen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Ten aanzien van de verzochte immateriële schade verzoekt de raadsvrouw de rechtbank deze vordering toe te wijzen tot een bedrag van €250,- Het gevorderde bedrag is niet conform de bedragen die in soortgelijke gevallen in de jurisprudentie worden toegekend en staat niet in verhouding tot de kleine rol die verdachte heeft gehad in het geheel, aldus de raadsvrouw.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank begrijpt uit de vordering dat de benadeelde partij om vergoeding verzoekt voor de schadeposten ‘medicatie’, ‘inkomstenderving dochter’ en ‘sieraden’, . De schadepost ‘medicatie’ (€13,06) is niet betwist en komt derhalve voor vergoeding in aanmerking. De overige twee schadeposten zijn wel betwist. Ten aanzien van de schadepost ‘inkomstenderving’ overweegt de rechtbank dat bij de vordering enkel een salarisstrook van de dochter van de benadeelde partij is gevoegd. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden wat de precieze schade is. Zo is het onduidelijk hoeveel uur de dochter van de benadeelde partij niet heeft kunnen werken om voor haar moeder te zorgen. Ten aanzien van deze schadepost zal de rechtbank de vordering derhalve niet-ontvankelijk verklaren. Tot slot overweegt de rechtbank ten aanzien van de sieraden die zijn ontvreemd door het tenlastegelegde feit als volgt. Het staat niet ter discussie dat verdachte een grote hoeveelheid sieraden heeft meegenomen en dat deze sieraden niet terug te vinden zijn. Vervolgens is de vraag welke waarde de sieraden hadden. In het dossier bevinden zich twee handgeschreven lijsten (waarvan één op briefpapier van een juwelier) met daarop omschrijvingen van sieraden met daarachter een bedrag. De verdediging heeft gemotiveerd betwist dat deze lijsten kunnen worden gebruikt om de waarde van de sieraden te bepalen. De omschrijvingen zijn summier en informatie over bijvoorbeeld het karaat en de dagwaarde van het goud ontbreekt. Ook ontbreekt enige informatie over de opsteller van de lijsten. De rechtbank kan derhalve de lijsten niet als uitgangspunt nemen bij het vaststellen van de schade en nader onderzoek naar deze schade zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal daarom in dit geval gebruik maken van haar bevoegdheid om de schade te begroten en schat de waarde van de sieraden in op €3.000,-.
Het totale toegewezen bedrag voor materiële schade betreft €3.013,06 Voor het overige gedeelte verklaart zij de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering ten aanzien van de niet toegewezen schade indienen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank allereerst van oordeel dat bij het slachtoffer sprake is van een persoonsaantasting op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b BW. Dit gelet op de aard en ernst van de normschending en de gevolgen daarvan, zoals die in de vordering zijn toegelicht. Verdachte (en zijn medeverdachten) hebben het kwetsbare en afhankelijke slachtoffer angst aangejaagd door met een list in haar huis te komen en haar sieraden buit te maken. Door hun optreden hebben zij haar zelfvertrouwen en haar vertrouwen in de medemens ernstig aangetast. Dat betekent dat het slachtoffer recht heeft op vergoeding van immateriële schade. De rechtbank acht gelet op hetgeen wordt toegewezen in vergelijkbare zaken het gevorderde bedrag te hoog en stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op €750,-. De vordering wordt ten aanzien van het meer gevorderde afgewezen.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid, de schadevergoedingsmaatregel en de proceskosten
De rechtbank zal over de toegewezen vordering van de benadeelde partij ook de wettelijke rente toewijzen vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot de dag van volledige betaling op de wijze zoals hieronder bij het dictum is opgenomen. Daarnaast worden de toegewezen bedragen hoofdelijk aan verdachte opgelegd. Er zijn immers nog een of meerdere medeverdachte(n).
Ten slotte zal de rechtbank als extra waarborg voor betaling ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, op de wijze zoals hieronder is opgenomen. De schadevergoeding zal in eerste instantie door de overheid worden uitgekeerd en zij zullen dit bedrag vorderen bij de verdachte. Indien de verdachte de schadevergoeding niet betaalt staat hier een gijzeling tegenover van 47 dagen. Dit bevrijdt hem niet van de verplichting om de schade te vergoeden.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden toegewezen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering tenuitvoerlegging moet worden omgezet in een taakstraf.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter te Den-Haag van 11 maart 2024 (parketnummer 09/275020-23) is verdachte een gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte reden om niet de gehele vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen. De rechtbank zal derhalve de tenuitvoerlegging slechts voor een gedeelte van twee weken gelasten.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 47 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
  • stelt daarbij een
  • als
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering Leger des Heils (SVG), adres Triathlonstraat 3 te Rotterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
op geen enkele wijze – direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [A] (geboren op [2002] te [geboorteplaats] );
zich niet bevindt in de gemeentes Amsterdam, Lelystad en Biddinghuizen, zolang de reclassering dit verbod nodig acht;
meewerkt aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Dit verbod heeft de maximale duur van zes maanden, of zoveel korter indien de reclassering dit nodig acht;
op vooraf gestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. De verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod zolang de reclassering dit nodig vindt. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het huidige verblijfadres is [adres] te [woonplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft;
zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke forensische zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
verblijft bij [instelling] te [woonplaats] of een andere forensische instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald
werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij
aan het voorkomen van delictgedrag.
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in
het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de
reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
  • beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 (dertig) dagen detentie;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van €3.763,06 bestaande uit een vergoeding van €3.013,06 voor materiële schade en van €750,- voor immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 24 juni 2024 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplicht zal zijn bevrijd;
  • verklaart de vordering wat betreft het meer gevorderde aan materiële schade niet-ontvankelijk;
  • wijst de vordering wat betreft het meer gevorderde aan immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat €3.763,06 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 24 juni 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 47 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerleggingmet
parketnummer 16-228833-20
  • wijst de vordering tot tenuitvoerlegging gedeeltelijk toe;
  • gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de door de politierechter in Den-Haag bij vonnis van 11 maart 2024 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten voor een gedeelte van 2 (twee) weken.
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Piet, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en L.A. Witten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2024.
mr. H.C. Piet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2024 te Biddinghuizen, gemeente Dronten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, namelijk een of meerdere siera(a)d(en) door:- zich onder valse naam voor te doen als iemand van de politie en/of- die [slachtoffer] te vertellen dat er was ingebroken in de buurt en de aangehouden verdachten hadden gezegd dat de loslopende verdachten nog zouden inbreken op haar adres en te vragen of zij waardevolle spullen in huis had die veilig gesteld konden worden en/of- te vertellen dat die [slachtoffer] haar waardevolle sieraden alvast moest klaarleggen en/of- te vertellen dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) in naam van de politie voornoemde sieraden zouden komen ophalen en/of- bij de woning van die [slachtoffer] langs te gaan en/of zich voor te doen als iemand van de politie en/of daar om afgifte van voornoemde sieraden te vragen, waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 juni 2024 genummerd 2024199385, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 143. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 44 en 45.