ECLI:NL:RBMNE:2024:5934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
11350075 MV EXPL 24-136 RD/960
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over ontruiming huurwoning met betwisting van uitvoerbaarheid bij voorraad

In deze zaak, die zich afspeelt in Almere, heeft de kantonrechter op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eisende partij], en de stichting Woningstichting Goedestede, de verhuurder. De huurder had een woning gehuurd van Goedestede sinds 29 april 2005. De burgemeester van Almere had op 8 mei 2024 besloten de woning te sluiten vanwege de aanwezigheid van een seksinrichting, wat leidde tot een ontbinding van de huurovereenkomst door Goedestede. De huurder had eerder een verzoek tot schorsing van dit besluit ingediend, maar dit was afgewezen. Op 25 september 2024 was de huurder veroordeeld om de woning te ontruimen, en dit vonnis was uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

In het kort geding vorderde de huurder dat de ontruiming zou worden uitgesteld tot na de uitspraak in hoger beroep. De huurder stelde dat er sprake was van een kennelijke misslag in het eerdere vonnis en dat de uitvoerbaarheid bij voorraad niet voldoende gemotiveerd was. De verhuurder voerde aan dat er geen misslagen waren en dat de belangen van de verhuurder zwaarder wogen dan die van de huurder.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de huurder geen nieuwe feiten had aangedragen die een andere belangenafweging rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat het belang van de verhuurder bij ontruiming zwaarder woog dan het belang van de huurder bij behoud van de woning. De vordering van de huurder werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten, die tot op heden waren begroot op € 814,00.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
zaaknummer: 11350075 MV EXPL 24-136 RD/960
Kort geding vonnis van 21 oktober 2024
inzake
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eisende partij] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. R. Grijpstra,
tegen:
de stichting
WONINGSTICHTING GOEDESTEDE,
gevestigd te Almere,
verder ook te noemen Goedestede,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. T. Mulder.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties, van 14 oktober 2024;
  • de door Goedestede op 15 oktober 2024 toegezonden producties;
  • de door Goedestede op 16 oktober 2024 toegezonden producties;
  • de door [eisende partij] op 16 oktober 2024 toegezonden producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2024. [eisende partij] is verschenen met zijn gemachtigde. Namens Goedestede is [A] verschenen met de gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnotities.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisende partij] huurt vanaf 29 april 2005 van Goedestede de woning aan de [A] in [woonplaats] .
2.2.
De burgemeester van Almere heeft op 8 mei 2024 besloten om de woning met ingang van 14 mei 2024 voor de duur van drie maanden te sluiten, omdat in de woning een seksinrichting aanwezig zou zijn.
2.3.
[eisende partij] heeft een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van de burgemeester.
2.4.
Het verzoek van [eisende partij] tot schorsing van het besluit van de burgemeester is door de voorzieningenrechter op 20 juni 2024 afgewezen.
2.5.
De woning is vervolgens op 27 juni 2024 voor drie maanden gesloten.
2.6.
Bij brief van 27 juni 2024 heeft Goedestede de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden met een beroep op artikel 174 Gemeentewet jo. Artikel 7;231 lid 2 BW.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 25 september 2024 is [eisende partij] door de kantonrechter veroordeeld om de woning te ontruimen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.8.
[eisende partij] heeft hoger beroep aangetekend tegen het bovengenoemde vonnis.
2.9.
De ontruiming van de woning staat gepland op 23 oktober 2024.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, Goedestede met onmiddellijke ingang te bevelen het daadwerkelijk op 23 oktober 2024 of afzienbare tijd nadien gerechtelijk (laten) ontruimen van de woonruimte voor de duur van het tegen het eindvonnis in kort geding ingestelde hoger beroep, althans voor de duur van een door de kantonrechter te bepalen termijn en zo nodig onder voorwaarden na te laten, zulks op straffe van € 5.000,00 voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat Goedestede na betekening van het vonnis in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen. Verder vordert [eisende partij] Goedestede te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eisende partij] voert aan dat het vonnis van de kantonrechter een kennelijke feitelijke en juridische misslag bevat, omdat ten onrechte, niet gebaseerd op voldoende bewijs voor de aannames en vaststellingen van het bestaan van een seksinrichting in de woning. Daarnaast is de uitvoerbaarheid bij voorraad in het vonnis van 25 september 2024 niet gemotiveerd, zodat dit in de deze procedure alsnog moet gebeuren.
3.3.
Goedestede voert als verweer aan dat er geen sprake is van kennelijke misslagen in het vonnis van 25 september 2024, terwijl de belangen van partijen voor de uitvoerbaarheid verklaring in het vonnis wel zijn afgewogen. Voor zover dat niet kan worden aangenomen geldt dat het belang van Goedestede bij ontruiming van de woning zwaarder weegt dan het belang van [eisende partij] bij (voorlopig) behoud van de woning.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter oordeelt dat [eisende partij] , gelet op de aard van de vordering, zijnde de aanstaande ontruiming van zijn woning, een spoedeisend belang bij zijn vordering heeft. Goedestede heeft dit spoedeisend belang ook niet betwist.
4.2.
Beoordeeld moet worden of de bij het vonnis van 25 september 2024 uitgesproken ontruiming van de woning van [eisende partij] , in afwachting van het hoger beroep tegen dit vonnis, moet worden uitgesteld. Uitgangspunt in een executiegeschil is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een daartegen ingesteld rechtsmiddel, uitvoerbaar dient te zijn en zonder de voorwaarde van zekerheidstelling ten uitvoer kan worden gelegd. Daarbij moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en de daaraan ten grondslag liggende vastgestelde feiten en oordelen. De kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel blijft buiten beschouwing, tenzij sprake is van een kennelijke misslag. Wanneer de beslissing over de uitvoerbaarheid bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser, afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die zich na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die volgens eiser rechtvaardigen dat van de eerdere beslissing wordt afgeweken. Een belangenafweging kan tot een ander oordeel leiden.
4.3.
Goedestede heeft de huurovereenkomst op grond van artikel 7:231 lid 2 BW buitengerechtelijk ontbonden. Het enkele feit dat de woning van [eisende partij] door de gemeente Almere is gesloten, vormt in beginsel voldoende grond om tot deze ontbinding over te gaan. De enkele sluiting is voldoende voor een buitengerechtelijke ontbinding. Daarbij komt dat het beginsel van de formele rechtskracht meebrengt dat de civiele rechter in beginsel moet uitgaan van de geldigheid van een besluit van een bestuursorgaan indien daartegen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft opengestaan (of open staat) en die rechtsgang niet tot vernietiging van het besluit heeft geleid. Daarbij is niet vereist dat het besluit al onherroepelijk is.
4.4.
In de eerste plaats faalt het betoog dat het vonnis van 25 september 2024 op een feitelijke of juridische misslag berust. In deze zaak is geen sprake van een kennelijke misslag, omdat [eisende partij] slechts bestrijdt dat de aan het vonnis van de kantonrechter ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen onjuist zijn. De kantonrechter heeft volgens hem ten onrechte aangenomen dat er sprake is van een seksinrichting in de woning, dat [eisende partij] daar niet zijn hoofdverblijf heeft en dat door toedoen van [eisende partij] het woon- en leefklimaat in de buurt onder druk is komen te staan. Van een klaarblijkelijke feitelijke of juridische misslag is sprake wanneer het gaat om een evidente fout in het vonnis. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is daarvan geen sprake. De kantonrechter heeft onder rechtsoverweging 2.7 en 2.8 van eerder genoemd vonnis de feiten gewogen en in het kader van de voorlopige voorziening vastgesteld. Dat [eisende partij] het niet eens is met die conclusies, die de kantonrechter op grond van zijn beoordeling heeft getrokken, zoals hij in de dagvaarding en tijdens de zitting uitvoerig (en opnieuw) naar voren heeft gebracht, maakt niet dat er sprake is van een misslag. Of deze feiten in hoger beroep aanleiding zijn voor het gerechtshof om het vonnis van 25 september 2024 te vernietigen, is niet ter beoordeling aan de kantonrechter. [eisende partij] zal een en ander in hoger beroep ter beoordeling aan de orde kunnen stellen.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de kantonrechter het vonnis van 25 september 2024 uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Dat betekent dat het vonnis direct ten uitvoer kan worden gelegd en de uitkomst van het ingestelde hoger beroep niet hoeft te worden afgewacht. Hoewel de kantonrechter die belangenafweging niet separaat, voorafgegaan door een kopje of in een aparte paragraaf heeft gemaakt, is duidelijk dat de kantonrechter de belangen van partijen ook in het kader van de onmiddellijke uitvoerbaarheid van het vonnis wel in ogenschouw heeft genomen. Met name heeft de kantonrechter overwogen dat toewijzing van de vordering tegen [eisende partij] is gerechtvaardigd omdat Goedestede bevoegd was tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst over te gaan en deze bevoegdheid niet onaanvaardbaar of disproportioneel is. De beslissing om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren is echter niet expliciet gemotiveerd.
4.6.
Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) dient in dat geval bij de beoordeling van de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis te worden onderzocht of sprake is van omstandigheden die meebrengen dat het belang van [eisende partij] bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, zwaarder weegt dan het belang van Goedestede bij de uitvoerbaarheid daarvan. Bij deze afweging moet worden uitgegaan van de bestreden beslissing en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen. De kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende hoger beroep moet buiten beschouwing worden gelaten.
4.7.
[eisende partij] voert verder aan dat door de tenuitvoerlegging van het vonnis voor hem een noodtoestand ontstaat. Het belang van Goedestede bij executie van het vonnis, zo stelt [eisende partij] , weegt minder zwaar dan zijn belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging. Bij een ontruiming zal [eisende partij] dakloos worden. Hij zal daarna niet (snel) in aanmerking komen voor een betaalbare huurwoning, terwijl een koopwoning niet tot de mogelijkheden hoort. Verder zal, als [eisende partij] zijn woning verliest, zijn uitkering stopgezet worden. Hij belandt hierdoor, aldus [eisende partij] , in een niet te doorbreken neerwaartse spiraal.
4.8.
De voorzieningenrechter oordeelt dat ten opzichte van de procedure bij de kantonrechter [eisende partij] geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht die nopen tot een andere belangenafweging. Dat [eisende partij] mogelijk dakloos wordt als gevolg van de ontruiming betekent nog niet dat sprake is van een zodanige noodtoestand dat het belang van [eisende partij] zwaarder weegt dan het belang van Goedestede nu deze toestand ook reeds in het kader van de voorgaande procedure aan de kantonrechter bekend was en dus niet berust op feiten, die na het vonnis zijn voorgevallen of aan het licht gekomen. Een noodtoestand zal dan ook niet aangenomen worden.
4.9.
Geconcludeerd wordt dan ook dat het belang van Goedestede bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van het vonnis zwaarder weegt dan het belang van [eisende partij] bij behoud van zijn woning zolang niet op het door [eisende partij] ingestelde hoger beroep is beslist. De vordering van [eisende partij] zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
Gelet op de uitkomst van de procedure zal [eisende partij] veroordeeld worden in de kosten van de procedure. Deze kosten worden tot op heden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering van [eisende partij] af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 814,00 aan salaris gemachtigde;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.