In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 10 oktober 2024, hebben [de moeder 1] en [de moeder 2] een verzoek ingediend tot adoptie van hun kind, [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2024. Het verzoekschrift werd ingediend op 27 mei 2024, en de rechtbank ontving verschillende documenten, waaronder F9-formulieren en correspondentie van de Raad voor de Kinderbescherming. Tijdens de mondelinge behandeling waren beide moeders aanwezig, samen met hun advocaat, mr. K.S.M. Smienk, en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [de moeder 1] en [de moeder 2] in 2020 met elkaar zijn getrouwd en dat zij gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] uitoefenen. [de moeder 1] wenst [minderjarige 1] te adopteren, maar beide moeders hebben aangegeven niet mee te willen werken aan een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad had aangekondigd een onderzoek te starten, maar de moeders voelden zich gediscrimineerd en gaven aan dat er geen noodzaak was voor een dergelijk onderzoek, gezien de duidelijke afspraken die zij met de donor hadden gemaakt.
De rechtbank heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat er geen aanleiding was voor een onderzoek door de Raad, gezien de omstandigheden en de afspraken die waren gemaakt. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en de adoptie van [minderjarige 1] door [de moeder 1] uitgesproken, met terugwerkende kracht tot de geboortedatum van het kind. De rechtbank heeft ook de geslachtsnaam van [minderjarige 1] vastgesteld, zoals door de moeders aangegeven. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is op 17 oktober 2024 vastgesteld.