8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling en bedreiging van zijn zus. Toen zijn zus hem zijn paspoort niet wilde geven is hij de controle over zichzelf verloren. Hij heeft zijn zus hard geslagen en geschopt. Ook heeft hij haar gedreigd van de elfde verdieping naar beneden te gooien. Daarbij heeft hij ook daadwerkelijk aanstalten gemaakt om dat te doen door haar op te pakken en richting de voordeur te slepen. Hij is daarmee opgehouden omdat zijn nicht tussenbeide kwam. Uit de bij de politie afgelegde verklaringen blijkt dat dit voor zowel de zus als de nicht van verdachte een zeer beangstigende ervaring is geweest. Dat aangeefster later heeft geprobeerd om de aangifte in te trekken doet niet af aan de ernst van het feit, omdat de rechtbank ervan uitgaat dat het doel daarvan was te voorkomen dat verdachte strafrechtelijke consequenties van zijn handelen zou moeten ondervinden. Ook als de familie veel voor lief wil nemen, maakt dat het gedrag van verdacht niet minder laakbaar.
De persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2024. Hieruit volgt dat verdachte in 2006 is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het goed met het gaat. Hij wil niet worden opgenomen en behandeld worden in een klinische setting.
Rapportages
Over verdachte zijn door een psychiater en een psycholoog persoonlijkheidsrapportages opgemaakt. Uit de Pro Justitia rapportages blijkt dat verdachte een uitgebreide psychiatrische voorgeschiedenis heeft. Zoals hiervoor in rubriek 7 besproken stellen de deskundigen bij verdachte de diagnose schizofrenie, continu en een verstandelijke ontwikkelingsstoornis, matig van aard. Verdachte werd diverse keren (gedwongen) opgenomen in de GGZ met psychotische decompensatie en is bekend met forse agressie waaronder volgens de informatie een wurgpoging van zijn vader in 2010. In december 2023 werd verdachte verbaal agressief naar personeel in het [instelling] ( [instelling] ) omdat hem een extra maaltijd geweigerd werd.
De psychiater en de psycholoog schatten het recidiverisico in als hoog. Zij baseren zich onder meer op de gesprekken met verdachte in het kader van het onderzoek, zijn justitiële documentatie en informatie van derden over de medische voorgeschiedenis. De inschatting wordt bevestigd door de toegepaste risicotaxatie instrumenten (HKT-r en FARE). Als risico verhogende factoren worden daarbij onder andere genoemd: gebrekkig probleembesef en inzicht, floride psychotisch toestandsbeeld, gebrekkige gedragscontrole, verbaal agressief gedrag bij hulpverleners (meermaals) vijandigheid (wanneer hij zijn zin niet krijgt), gebrekkige sociale vaardigheden, gebrekkige zelfredzaamheid, niet meewerken aan de behandeling, beperkte verantwoordelijkheid voor het delict, gebrekkige coping vaardigheden, schending van voorwaarden of afspraken.
De belangrijkste beschermende factoren zijn de hulp die verdachte vanuit zijn familie en de GGZ ontvangt. De familie van verdachte is ondersteunend en pro-sociaal is; ze begeleiden hem en spannen zich in, zodat hij zelfstandig kan wonen. Verdachte heeft een zorgmachtiging op grond waarvan verplichte zorg kan worden ingezet, waaronder gedwongen medicatie en indien nodig een gedwongen opname. Momenteel komt verdachte alleen voor zijn depot en wordt aan hem geen andere zorg geboden.
Naar het oordeel van de deskundigen kent de door de zorgmachtiging geboden bescherming beperkingen. Verdachte kan bij een probleem (zoals onvrede over medicatie) agressief worden tegen familie en hulpverlenging. Dit zet de familierelaties onder druk. Ook bij de hulpverlening doen zich specifieke problemen voor die het recidiverisico ondanks de zorgmachtiging moeilijk beheersbaar maken. Zo is verdachte lastig in te stellen op medicatie doordat hij snel metaboliseert. Verder maakt de lage zorgintensiteit in de ambulante GGZ en verdachte, die tevens zorgmijdend is en onvoorspelbaar gedrag vertoont, het lastig om een adequaat beeld te krijgen en in te grijpen wanneer dit nodig is. De hulpverleners in de GGZ zijn, in tegenstelling tot de forensische zorg, niet continu bezig met risico-inschattingen ten aanzien van delict gedrag.
De deskundigen adviseren aan verdachte de maatregel TBS met verpleging van overheidswege (TBS met dwangverpleging) op te leggen. Een FPK zal naar inschatting voldoende structuur en beveiliging bieden. Na de kliniek is een langdurige resocialisatie van belang waarbij wordt nagegaan in hoeverre beschermd wonen voor verdachte haalbaar kan zijn. De deskundigen menen dat de noodzakelijke interventies niet te realiseren zijn door minder verstrekkende maatregelen, zoals een TBS met voorwaarden. Met verdachte is door de psychose en bijkomende incoherentie nauwelijks een gesprek te voeren. De deskundigen gaan er vanuit dat verdachte niet in staat is voorwaarden geheel te begrijpen en/of na te leven vanuit zijn huidige beperkingen en vanuit het gebrek aan motivatie. Ook de zorgmachtiging volstaat volgens de deskundigen om voornoemde redenen niet.
In de forensisch klinische setting is de zorgzwaarte hoger en is meer inzet van personeel mogelijk, omdat daar naast de psychische noodzaak tot zorg ook rekening gehouden wordt met de veiligheid van personeel en anderen.
Ter zitting heeft de psychiater L.C. Laheij aangegeven dat zij ziet dat bij verdachte ook tijdens de zitting hetzelfde toestandsbeeld aanwezig is. Verdachte heeft geen uitgebreid delictpatroon met agressie maar er zijn wel verscheidende incidenten geweest. Verdachte is het vaak niet eens met zaken die hem opgelegd worden. Wanneer verdachte een strakker zorgkader opgelegd krijgt, kan dit zorgen voor agressie. Het advies tot opname middels TBS met dwangverpleging blijft echter onveranderd.
In het reclasseringsadvies van 16 mei 2024, opgesteld door reclasseringswerker A. Oppelaar, staat beschreven dat de reclassering zich aansluit bij de conclusie van de deskundigen. De reclassering ziet problemen op diverse leefgebieden. Verdachte heeft een beperkt tot afwezig ziekte-inzicht en bij hem is sprake van een hoge kans op onttrekking. De reclassering schat het recidiverisico eveneens in als hoog en is ook van mening dat een TBS met voorwaarden niet haalbaar en uitvoerbaar is. Ter zitting heeft reclasseringswerker M. van Oort bevestigd dat dit thans, drie maanden later, nog steeds het standpunt van de reclassering is.
Oplegging TBS met verpleging van overheidswege
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen over. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van een hoog risico op nieuwe vergelijkbare strafbare feiten, bij het uitblijven van de geadviseerde behandeling, en dat het daarom noodzakelijk is dat verdachte gedwongen middels TBS met dwangverpleging wordt behandeld voor zijn stoornissen. De rechtbank wijkt daarmee af van het standpunt van de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot haar oordeel komt.
De rechtbank overweegt allereerst dat aan de voorwaarden voor het opleggen van een dergelijke maatregel is voldaan. De bewezen verklaarde bedreiging is een misdrijf waarvoor TBS kan worden opgelegd op basis van artikel 37a lid 1 onder 2 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte was tijdens het bewezenverklaarde onder invloed van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel. Ten aanzien van dit gevaarscriterium en de noodzaak tot TBSs met dwangverpleging overweegt de rechtbank als volgt.
Het advies van de deskundigen over het recidiverisico is zorgvuldig tot stand gekomen. Hierin is de rol van de familie en de hulpverlening en hetgeen bekend is over de wisselingen in medicatiebeleid voldoende meegewogen, evenals het feit dat er sinds de schorsing van verdachte in januari van dit jaar geen nieuwe incidenten zijn gemeld. Ter terechtzitting heeft de familie en de verdediging de gelegenheid gehad hierop nog nader hun visie te geven en deze visie en het tijdsverloop hebben op zitting niet geleid tot een ander standpunt van de deskundigen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van wat de zus van verdachte in haar dubbelrol van slachtoffer en mentor over haar broer naar voren heeft gebracht. Zij is van mening dat de oorzaak van de problemen ligt in verkeerde beslissingen van hulpverleners over de medicatie en dat de familie het onder normale omstandigheden, met de begeleiding door de GGZ, wel aankan. Verdachte kan zich gelukkig prijzen dat de familie en in de eerste plaats zijn zus, zich zo voor hem inzet en veel van hem wil dulden. Tegelijkertijd loopt de familie ook risico, doordat de wanen en agressie zich in voorkomende gevallen ook op hen blijken te richten. Bovendien moet de rechtbank er rekening mee houden dat de agressie van verdachte zich ook richt op hulpverleners en andere personen die zijn pad kruisen. Voor wat betreft de medicatie is enerzijds komen vast te staan dat deze kort voor het incident was veranderd, maar uit hetgeen de deskundigen naar voren hebben gebracht volgt anderzijds dat de geschetste incidenten met hulpverleners en derden zich ook voor die verandering in medicatie hebben voorgedaan, en dat het hoe dan ook lastig is om verdachte goed ingesteld te krijgen en te houden op zijn medicatie. De rechtbank ziet het gebeurde dan ook niet als een eenmalig incident, uitsluitend als gevolg van veranderde medicatie.
De rechtbank betrekt in haar oordeel ook het beeld van verdachte op zitting. Het was moeilijk om met verdachte het gesprek aan te gaan. Verdachte deed incoherente uitlatingen en reageerde geagiteerd op wat er over hem gezegd werd. Daarbij heeft de psychiater nog opgemerkt dat deze zitting verdachte beslist geen goed deed, dat zij bang is voor een doorbraak in zijn agressie en ook dat het haar standpunt is dat verdachte verwaarloosd is geweest in zijn behandeling.
Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat als verdachte in zijn chronisch psychotische toestand tegenwerking ervaart het kan komen tot agressiedoorbraken die een direct gevaar vormen voor personen. Dat gevaar kan door de familie en de hulpverlening onvoldoende worden ingeperkt. De betrokkenheid van familie en hulpverlening hebben de agressiedoorbraak die heeft geleid tot het bewezenverklaarde ook niet kunnen voorkomen. De rechtbank gaat er op basis van het dossier van uit dat bij meer gelegenheden sprake is geweest van forse agressie tegen personen, ook al heeft dit niet steeds tot vervolging geleid. Het baart de rechtbank zorgen dat verdachte zelfstandig woont, geen dagbesteding heeft en er grote delen van de dag geen zicht is op wat hij doet. Dat er de afgelopen maanden geen incidenten zijn gemeld betekent geenszins dat de risico’s nu beheersbaar en aanvaardbaar zijn. De rechtbank is er met de deskundigen niet van overtuigd dat verdachte in de huidige setting inmiddels weer goed ingesteld is (te houden) op medicatie.
Samenvattend is naar het oordeel van de rechtbank een gestructureerde en intensieve behandeling binnen het TBS-kader nodig om de maatschappij tegen verdachte, en verdachte tegen zichzelf te beschermen. Dit is ook nodig om verdachte op termijn perspectief te kunnen bieden op een vorm van eigen regie en zelfstandigheid. De rechtbank begrijpt heel goed dat verdachte dit zelf wenst en de familie hem dit gunt. De rechtbank onderschrijft dit streven maar is er met de deskundigen van overtuigd dat de daartoe benodigde stappen alleen gezet kunnen worden in het kader van TBS. De rechtbank benadrukt ten overvloede dat ook binnen dat kader het doel is terugkeer naar de maatschappij. De TBS-klinieken kijken goed naar wat de ter beschikking gestelde nodig heeft en er wordt periodiek getoetst of de ter beschikking gestelde meer vrijheid en eigen regie aankan.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft de onder feit 1 bewezen verklaarde bedreiging. De door verdachte gepleegde bedreiging bleef niet bij woorden, maar ging gepaard met fysiek geweld (de onder feit 2 bewezen verklaarde mishandeling) waarbij verdachte concreet aanstalten maakte om het dreigement uit te voeren door het slachtoffer mee te sleurenrichting de voordeur om haar van de elfde verdieping naar beneden te gooien. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
Voorlopige hechtenis
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van het hoge recidiverisico en de noodzaak van behandeling, acht de rechtbank het noodzakelijk om de schorsing van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen. Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank de huidige situatie van verdachte vanwege het ontoereikende kader niet langer veilig en verantwoord vindt. Het is van belang dat verdachte vanuit detentie direct door kan stromen naar een TBS-kliniek.