4.3Het oordeel van de rechtbank
1. De
verklaring van verdachteter terechtzitting van 26 november 2024:
Het klopt dat ik samen met een ander betrokken ben geweest bij de beschieting en de ontploffing op 3 november 2022 aan de [adres] in [plaats] . Ik ben degene die op de scooter reed en ik ben in de video te zien als de persoon die op het pand schiet. Via Snapchat heb ik alle informatie en foto’s van het pand aan de [adres] ontvangen. Ik heb begrepen dat het gericht was op kapsalon [benadeelde] , nummer [nummer] in het pand en dat het mogelijk was om iemand bang te maken. Ik wilde snel geld verdienen. De bewuste avond ben ik er naartoe gereden. De persoon die met mij was heeft iets wat op een pakketje leek in de brievenbus gedaan en aangestoken. Ik heb dat gefilmd. Ik heb gezien dat het pakketje ontplofte. Het was een harde klap. Ik ben daarna naar huis gegaan. De medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , ken ik van school.
Het klopt dat de politie op 23 februari 2023 een doorzoeking heeft gedaan in de woning en de bijbehorende box waar ik verbleef aan de [adres] in [plaats] . Het klopt dat daar verschillende spullen zijn aangetroffen waaronder de kleding die op het filmpje van het incident van 3 november 2022 te zien is en vuurwapens in een kluis en in een tasje. De handschoenen die in het tasje zijn aangetroffen, die heb ik weleens gebruikt. U vraagt mij of vuurwapens mijn interesse hebben, dat klopt.
Ten aanzien van feit 1 voorts:
2. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in
een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagnemingvan 23 februari 2023 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, [verbalisant 1] , brigadier werkzaam bij de Eenheid Midden-Nederland, verklaar het volgende: op 23 februari 2023, werd door mij, verbalisant voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in aanduiding object, [adres] , [plaats] .
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
Box
* Nike heuptasje met vuurwapen, handschoenen, munitiehouder (KVI).
3. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen(categorisering) van 25 juli 2023 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
De hieronder omschreven voorwerpen zaten verpakt in een heuptasje van het merk Nike (foto1).
1.Goednummer: PL0900-2022326409-3124365
SIN: AAMF8944NL
Wapen: alarmpistool
Categorie: III sub 4
Indien dit alarmpistool onbevoegd voorhanden wordt gehouden:
Verbodsartikel: artikel 26 lid 1 WWM
Strafartikel: artikel 55 lid 1 WWM
Bovenvermeld voorwerp is een alarmpistool, merk BBM (Bruni), model minigap, kaliber 8mm K.
Dit alarmpistool is gemaakt van metaal (slede) en kunststof (kast). Dit alarmpistool is zwart van kleur. In de handgreep van dit alarmpistool kan een verwisselbaar patroonmagazijn (niet aanwezig) worden geplaatst. Dit alarmpistool was voorzien van een ogenschijnlijk open loop (foto 4). Bij onderzoek bleek deze loop net na de kamer echter geheel gevuld te zijn.
Hierdoor is het slechts mogelijk om zogenaamde knalpatronen waarmee het geluid van een schot wordt weergegeven af te schieten. Dit semi-automatische alarmpistool is voorzien van een double action afvuursysteem. Genoemd alarmpistool is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie III, onder 4 van de Wet wapens en munitie.
4. Verbalisant [verbalisant 3] heeft in
een proces-verbaal van bevindingen betreffende belangrijke TELIO tapgesprekken lijn [nummer] verdachte [verdachte]van 8 mei 2023, het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Gesprek 6 maart 2023
Op 6 maart 2023 had verdachte [verdachte] een gesprek met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] over het alarm dinges wat is aangetroffen in de box.
Het ging hierbij om het volgende relevante deel uit dit gesprek:
[verdachte] : Ja broer daarom ook he ze gingen in mijn box B (broer). Bro ze gingen in me box.
TB: Ja?
[verdachte] : Bro ze gingen in me box man wollah (ik zweer het) bro. Ze hebben zijn dinges ook
gevonden man.
TB: P? (vermoedelijk vuurwapen)
[verdachte] : Ja man maar laat me zeggen gelukkig toch deze was niet van mij je weet toch maar
sowieso was ie uh was het alarm dinges toch.
5. Verbalisant [verbalisant 4] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek iPhone 8van 15 maart 2023 het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Bij deze doorzoeking werd door de politie een iPhone 8 inbeslaggenomen die vermoedelijk in gebruik was bij verdachte [verdachte] . Dit bleek onder andere uit de verklaring van de vriendin van verdachte [verdachte] die verklaarde dat dit de telefoon van [verdachte] betrof. De i -Phone 8 heeft het goednummer: 3124412.
WhatsApp
lk zag dat het telefoonnummer [telefoonnummer] gekoppeld stond aan WhatsApp in deze telefoon. Uit eerder onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik is bij verdachte [verdachte] .
Berichten
lk deed onderzoek naar de uitgaande- en inkomende berichten die opgeslagen stonden op deze telefoon. In de berichten rondom het tijdstip van het incident zag ik dat er één bericht stond op 3 november 2022 om 18:35 uur stond opgeslagen. Hierin stond; "ben met [medeverdachte 1] in me box babe". […] en […] betreffen de voorletters van de medeverdachte [medeverdachte 1] . Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] mogelijk verbleef in de garagebox die behoord bij het adres [adres] te [plaats] . In deze garagebox werden dan ook de vuurwapens aangetroffen.
Bewijsoverweging feit 1
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een wapen in de zin van artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) is vereist dat de verdachte het wapen bewust aanwezig had. Ook is vereist dat de verdachte feitelijke macht over het wapen kon uitoefenen, in de zin dat hij daarover kon beschikken.
De rechtbank stelt de volgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte woonde ten tijde van zijn aanhouding op 23 februari 2023 aan de [adres] in [plaats] . Bij deze woning hoort een box. In de box is tijdens de doorzoeking door de politie onder andere een Nike heuptasje aangetroffen. In dit heuptasje zat een vuurwapen, een paar handschoenen en munitie.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte toegang had tot de box aan de [adres] en dat hij hier regelmatig ook met vrienden kwam. Uit een tapgesprek tussen verdachte en een onbekend gebleven persoon is gebleken dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van een vuurwapen in de box. In het tasje waarin het vuurwapen is aangetroffen zijn daarnaast de handschoenen van verdachte aangetroffen. Verdachte kon aldus de feitelijke macht over het wapen uitoefenen, in de zin dat hij daarover kon beschikken. Dat verdachte heeft aangevoerd dat het vuurwapen niet van hem was en dat er ook anderen waren die toegang hadden tot de box, doet hier niet aan af. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen is eigenaarschap van een vuurwapen niet vereist. De rechtbank komt derhalve tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde, met dien verstande dat de rechtbank verdachte partieel vrijspreekt van het tenlastegelegde medeplegen. Van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen is onvoldoende gebleken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feiten 2, 3, en 4
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 2, 3, en 4 tenlastegelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 3 november 2022, genummerd PL0900-2022326409-5, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 63 tot en met 65;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [adres] [plaats] ) van 8 november 2022, genummerd PL0900-2022326409-6, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, pagina’s 165 tot en met 169;
- de hiervoor weergegeven bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 januari 2024.
Partiële vrijspraak feit 4
Geen levensgevaar/ gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er als gevolg van de ontploffing levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Daarvoor is vereist dat kan worden vastgesteld dat dat gevaar op het moment van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Uit het dossier blijkt niet dat er ten tijde van het plaatsen van het explosief, dat midden in de nacht plaatsvond op een industrieterrein, personen in de (directe) nabijheid van het explosief aanwezig waren. Gelet op het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Verdachte zal derhalve ten aanzien van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.