ECLI:NL:RBMNE:2024:5886

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
16.225800.23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met terroristisch oogmerk op journalist en hulpverlener, bedreiging en wapenbezit

In deze zaak is de verdachte veroordeeld voor poging tot moord met terroristisch oogmerk op een journalist, bedreiging van deze journalist, voorbereiding van moord op een hulpverlener en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 6 september 2023 met een geladen vuurwapen het gebouw van een omroep in Hilversum is binnengegaan met de intentie om de journalist te doden. Hij had een plan opgesteld waarbij hij de journalist om een handtekening zou vragen op een knuffel van zijn zoon, om hem vervolgens te neerschieten. De verdachte heeft zijn wapen in de avond van diezelfde dag ingeleverd bij de beveiliging van het gebouw, wat door de rechtbank niet als vrijwillige terugtred werd aangemerkt. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, maar de rechtbank oordeelt dat hij wel degelijk met voorbedachte rade heeft gehandeld. Daarnaast heeft de verdachte op 18 augustus 2023 voorbereidingen getroffen om een hulpverlener te doden, waarvoor hij ook een vuurwapen had meegenomen. De rechtbank legt een gevangenisstraf van vijf jaar op, samen met een tbs-maatregel met voorwaarden, om de verdachte langdurig onder toezicht te stellen. De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten en het recidivegevaar, en legt ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.225800.23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2024, welk onderzoek op 16 oktober 2024 is gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Hilversum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 6 maart 2024 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
primair
op 6 september 2023 in Hilversum en/of [woonplaats] geprobeerd heeft om [slachtoffer 1] te vermoorden, begaan met terroristisch oogmerk;
subsidiairtenlastegelegd als poging doodslag met terroristisch oogmerk
meer subsidiairtenlastegelegd als het voorbereiden van moord of doodslag met terroristisch oogmerk;
feit 2
op 6 september 2023 in Hilversum [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
feit 3
op 18 augustus 2023 in Oss en/of [woonplaats] de moord, althans doodslag op [slachtoffer 2] heeft voorbereid;
feit 4
op 18 augustus 2023 in Oss [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
feit 5
in de periode van 18 augustus 2023 tot en met 6 september 2023 in Hilversum en/of Oss en/of [woonplaats] een pistool en/of scherpe patronen voorhanden heeft gehad met een terroristisch oogmerk.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Feiten 1 en 2
Verdachte is op 6 september 2023 twee keer het gebouw van [omroep] binnengegaan. Beide keren moeten juridisch verschillend worden beoordeeld.
Op het eerste moment was er bij verdachte sprake van voorbedachte raad om [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) te doden. Hij was toen al twee weken bezig met zijn plan om [slachtoffer 1] te vermoorden. Hij had vooraf bedacht dat hij [slachtoffer 1] een Spidermanknuffel zou laten signeren, waarna hij [slachtoffer 1] dood zou schieten. Op 6 september 2023 heeft hij daadwerkelijk een vuurwapen opgehaald, doorgeladen en de veiligheidspal eraf gehaald. Vervolgens is hij het gebouw van [omroep] binnengegaan.
Het is bij een poging gebleven, zoals primair ten laste gelegd. De feitelijke handelingen die hij die dag uitvoerde, waren naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op de moord. Verdachte is heel dichtbij de uitvoering van het plan gekomen, zowel in tijd als in plaats. Het begin van uitvoering was al voltooid op het moment dat verdachte de beveiliger vroeg om [slachtoffer 1] te halen om de knuffel te laten signeren.
Het tweede moment, later op die dag, maakt geen deel meer uit van de poging moord, maar wel van de als feit 2 ten laste gelegde bedreiging. Verdachte had bij deze tweede keer binnengaan bij het gebouw van [omroep] het doel om een signaal te geven. Hij wilde vertellen dat hij [slachtoffer 1] had willen doodschieten. Indien feit 1
primairniet bewezen kan worden verklaard, maakt het tweede moment wel deel uit van de onder feit 1
meer subsidiairtenlastegelegde voorbereidingshandelingen.
Voor het bewijs van het terroristisch oogmerk is niet beslissend of er ernstige vrees bij een deel van de bevolking ontstaat, maar of de verdachte het doel had om dergelijke vrees aan te jagen. Verdachte heeft verklaard dat het zijn doel was om een groep mensen met een linkse ideologie vrees aan te jagen. Hij heeft zijn visie hierover geformuleerd in een manifest. Nadat verdachte voor de tweede keer het [omroep] -gebouw uit is gelopen heeft hij dit manifest via Telegram verstuurd aan honderden mensen. Hij wilde dat mensen erover na zouden denken en praten. Daarom kan het terroristisch oogmerk van verdachte ten aanzien van de poging moord op [slachtoffer 1] worden vastgesteld.
Feiten 3 en 4
Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] , of: de hulpverlener) haatte en hem wilde doodschieten. Op 18 augustus 2023 is verdachte naar Oss gegaan met een pistool bij zich. Nadat hij in Oss samen met iemand anders een man van het spoor had gered, heeft verdachte zich bedacht en besloten om de hulpverlener toch niet te doden. Er is daarom geen poging moord op de hulpverlener tenlastegelegd.
De voorbereidingshandelingen voor moord zijn wel wettig en overtuigend te bewijzen, omdat het vuurwapen en de munitie bestemd waren tot het begaan van de moord en verdachte die intenties aanvankelijk ook had. De voorbereidingshandelingen waren al voltooid op het moment dat verdachte met het vuurwapen op weg ging naar Oss. Bovendien had hij zijn ‘manifest’ die dag voor het laatst opgeslagen en hierin onder meer opgenomen:
“ik hoop dat als deze woorden u deze vrijdag bereiken dat ik er minimaal 1 van hen geëxecuteerd heb”. 18 augustus 2023 was een vrijdag.
Uit het manifest blijkt dat verdachte de hulpverlener al tijdenlang op het oog had als moordslachtoffer. Hij heeft een reis ondernomen om hem met een vuurwapen op te zoeken.
Uit de aard van het feit volgt dat het om een bedreigende gedraging gaat. De hulpverlener heeft kennis gekregen van de bedreiging en verdachte heeft verklaard dat hij hoopt dat de hulpverlener hierdoor bang zou zijn geworden.
Feit 5
Het voorhanden hebben van een pistool met munitie is wettig en overtuigend te bewijzen. Het terroristisch oogmerk voor het voorhanden hebben kan alleen voor 6 september 2023 bewezen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verder heeft zij partiële vrijspraak gevraagd voor het terroristisch oogmerk bij de feiten 1 en 5. Verdachte heeft wel bekend dat hij wapens en munitie voorhanden heeft gehad zoals ten laste gelegd in feit 5. Kort samengevat zijn de volgende standpunten bepleit.
Geen bewijs voor terroristisch oogmerk
Verdachte moet worden vrijgesproken van de onder feit 1 en feit 5 genoemde strafverzwarende omstandigheid dat verdachte handelde met een terroristisch oogmerk. Verdachte heeft op geen enkel moment verklaard dat hij de bevolking of een deel daarvan vrees wilde aanjagen. Het oogmerk om vrees aan te jagen kan niet worden afgeleid uit objectieve feiten en omstandigheden.
Het document dat door het openbaar ministerie wordt aangeduid als ‘manifest’ heeft hij in december 2021 geschreven toen hij zich niet goed voelde en zich ziek had gemeld van zijn werk. Volgens het Pieter Baan Centrum (hierna PBC) was hij toen overspoeld door emoties en onvoldoende in staat om hoofd- en bijzaken van elkaar te onderscheiden. Hij leek gevangen in sterke overtuigingen, die hij op dergelijke momenten in beperkte mate toetste aan de realiteit, waardoor ze een waanachtig karakter kregen. Hij vond in [slachtoffer 1] een personificatie van zijn ongeluk en richtte zich dus niet op de journalistiek noch richting hulpverlening in algemene zin.
Verdachte heeft het document aan een paar van zijn vrienden gestuurd, maar heeft het niet in de openbaarheid gebracht.
Vrijspraak feit 1 primair en subsidiair
Verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde Op het eerste moment dat hij het gebouw van [omroep] binnenging, heeft hij gevraagd of [slachtoffer 1] een handtekening op de knuffel van zijn zoontje kon zetten. Op dat moment heeft, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte, niets vreemds of strafbaars plaatsgevonden en blijkt ook niet van de aanwezigheid van een wapen. Verdachte is niet blijven wachten bij het gebouw. Op het tweede moment vertelde hij direct wat hij kwam doen en gaf hij zijn wapen onmiddellijk af.
Er was geen sprake van een begin van uitvoering, en dus geen poging tot moord dan wel doodslag.
Verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor de als meer subsidiair tenlastegelegde voorbereidingshandelingen.
Vrijspraak feit 3
Primair moet verdachte worden vrijgesproken van feit 3. Niet kan worden bewezen dat zijn gedragingen gericht waren op een misdrijf richting de hulpverlener. Het aanschaffen en voorhanden hebben van het wapen had met de hulpverlener niets te maken. Dat verdachte heeft verklaard dat hij haatgevoelens jegens de hulpverlener had, maakt dit niet anders. Hij had het wapen voor zijn eigen veiligheid.
Verdachte was onderweg naar de hulpverlener om hem te spreken, maar heeft ervan afgezien hem iets aan te doen. Verdachte heeft ook verklaard dat hij naar zijn aard niet de persoon is die een ander daadwerkelijk iets wil of kan aandoen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 7 september 2023 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan bij de politie en op 28 september 2023 is hij aanvullend gehoord. Hierbij heeft hij verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik begrijp zojuist van u dat er op 6 september 2023 een man op het mediapark te Hilversum is geweest die tegen een beveiliger heeft gezegd dat hij kwam om mij dood te schieten. Ik heb begrepen dat deze man daadwerkelijk een vuurwapen bij zich had. Ik ben bang dat als de man mij gezien zou hebben of tegengekomen was, hij mij dood zou schieten. Ik ben echt heel erg geschrokken en voel me ernstig bedreigd. [2] Ik was aanwezig op het Mediapark op 6 september 2024. [3]
Op 11 september 2023 is [getuige 1] gehoord als getuige. Zij heeft verklaard, zakelijk weergegeven (V = vraag, A = antwoord):
V: Op woensdag 6 september 2023 omstreeks 15.25 uur meldde zich bij u, in uw functie als receptiemedewerkster bij [omroep] , een man die vroeg naar [slachtoffer 1] . Kunt u zich herinneren dat er zich een man op dat moment heeft gemeld bij u?
A: Jazeker. De man leek mij vastberaden en dat zeg ik omdat hij versneld en in een rechte lijn richting de receptie kwam lopen. De man had een tas bij zich. De man zei mij dat hij een knuffel bij zich had en dat hij graag een handtekening van [slachtoffer 1] wilde op de knuffel. Dit deed de man voor zijn zoontje gaf hij mij aan. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 18 september 2023 een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt met betrekking tot de camerabeelden bij [omroep] en daarin het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de verklaring van de verdachte, waarin hij verklaarde dat hij op woensdag 6 september 2023, rond 10:00 uur, naar Hilversum was gereisd met het OV en naar het Mediapark was gegaan en later die dag het gebouw van [omroep] was binnen gelopen, werden de camerabeelden van de [omroep] opgevraagd van de entree en de achterzijde van dit perceel te weten: De [adres] te [vestigingsplaats] .
Te zien is dat verdachte op 6 september om 15:25 uur alleen de hoofdingang van het gebouw binnen komt lopen. De verdachte draagt een tas met zich mee. Te zien is dat verdachte om 15:26 uur het gebouw weer verlaat. De verdachte draagt op dat moment een tas met zich mee. Deze tas heeft de verdachte ook bij zich als hij in de avond wederom het gebouw van [omroep] komt binnenlopen. [5]
Op 6 september 2023 is [getuige 2] als getuige gehoord. Hij heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik ben werkzaam als beveiliger bij [omroep] . Omstreeks 20:45 uur kwam er een man bij de draaideur van de ingang van het pand. Toen de man voor de balie stond hoorde ik dat hij zei: ''Ik kom [slachtoffer 1] dood schieten, ik ben al een keer langs geweest maar ben toen weer weggegaan. Ik heb een pistool in mijn tas”. Ik heb toen in deze zwarte Puma tas gekeken en zag dat er een vuurwapen in zat. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op 7 september 2023 een proces-verbaal ‘forensisch onderzoek plaats delict (Media [adres] [vestigingsplaats] )’ opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op de vloer achter de balie zag ik een zwartkleurig Puma tasjes liggen. In dit tasje
lag een zwartkleurig vuurwapen. Ik herkende dit als zijde een vuurwapen. Achter het tasje zag ik een mes liggen.
Ik zag op de loop het opschrift Walter PK 380, en aan de andere zijde de letters 9 mm P.A.K.. Ik zag dat de hamer gespannen stond en er geen patronen in de kamer aanwezig waren. Ik zag dat de patroonhouder gevuld was met diverse patronen.
 Het vuurwapen (pistool) Walther Pk 380 met goednummer PL0900-2023272009-3217764 heeft als SIN: AAMZ4289NL;
 Het vuurwapen met 9 mm patronen met goednummer PL0900-2023272009-3217766 heeft als SIN: AAMZ4288NL;
 De munitie, 9 mm patronen uit magazijn, met goednummer PL0900-2023272009-3217768 heeft als SIN: AAMZ4290NL. [7]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft op 4 maart 2024 een proces-verbaal van bevindingen, inhoudende een categorisering Wet wapens en munitie, opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
1. SIN AAMZ4289NL (pistool) en AAMZ4288NL (patroonmagazijn), betreft een vuurwapen, pistool, van categorie III sub I. Het voorwerp is van origine een gaspistool, fabrieksnaam Umarex, merk Walther, model PK380, kaliber 9mm P.A.K.
In originele staat is in de loop van dit gaspistool een zogenaamde sper aangebracht. Bij dit voorwerp bleek de sper te zijn verwijderd, waardoor dit gaspistool is voorzien van een volledig open loop. Hierdoor kunnen er projectielen door de loop worden verschoten.
2. SIN AAMZ4290NL betreft 7 scherpe patronen van categorie III.
De scherpe patronen kaliber .380 Auto (=9x17mm), zijn afkomstig uit het patroonmagazijn van het onder 1 omschreven vuurwapen. Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [8]
Op 11 december 2023 heeft [aangever] aangifte gedaan namens ‘ [instelling] ’, waarbij de hulpverlener de benadeelde was. Zij verklaarde, zakelijk weergegeven (V = vraag, A = antwoord):
V: In hoeverre voelde de hulpverlener zich bedreigd doordat verdachte naar [instelling] was gegaan op 18 augustus 2023?
A: De hulpverlener voelt zich bedreigd. Hij heeft zich de eerste dagen erg onveilig gevoeld. De hulpverlener maakt zich nu nog steeds ernstig zorgen over wat verdachte gaat doen als hij ooit vrij gaat komen. De hulpverlener is bang dat verdachte nog een keer zal proberen om hem dood te schieten. Hij neemt deze bedreiging zodanig serieus dat hij overweegt om van baan te wisselen mocht verdachte weer vrijkomen. [9]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 18 januari 2024 een proces-verbaal van bevindingen ‘tijdlijn activiteiten telefoon [verdachte] op 18 augustus 2023’ opgemaakt en daarin gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 18 augustus 2023 om 15.04 uur en 16.03 uur peilde de telefoon van [verdachte] uit in de omgeving van de [straat] in [vestigingsplaats] , in de nabijheid van Stichting [instelling] . [10]
Verdachte is op 7 september 2023 gehoord en heeft daar verklaard, zakelijk weergegeven
(V = vraag, A = antwoord):
V: Vertel eens in eigen bewoording wat er gisteravond is gebeurd?
A: Ik had een stuk geschreven en ik had het idee om dat via [slachtoffer 1] naar buiten te brengen. Ik ben naar Hilversum gegaan. Ik ben toen binnengelopen bij [omroep] en de vrouw die daar zat die legde mij uit dat [slachtoffer 1] er niet was. Ik ben vervolgens weer weggegaan en ben weer naar hetzelfde barretje gelopen. In de bar heb ik een papiertje geschreven waarin ik bedacht dat ik terug zou gaan. Hierop stond: "Luister meisje dit is geen grap. Ik ben AL-Qaida breng me nu naar [slachtoffer 1] ”. Daarop stond ook dat ik de vrouw zou neerschieten als ze me niet zou brengen. Ik had erop staan het is jij of hij. Eerlijk gezegd zou ik [slachtoffer 1] hebben neergeschoten als hij er wel was geweest.
De tweede keer dat ik binnenliep bij [omroep] zei ik tegen de man aan de balie dat ik vanmiddag al was gekomen om [slachtoffer 1] dood te schieten. Ik heb mijn tas afgegeven en gezegd dat daar een vuurwapen in zat.
Ook naar de hulpverlener heb ik een grondige haat. Als deze man er gisteren was geweest dan had ik hem neergeschoten als eerste. Ik heb de man ook opgezocht en wilde daar eerst naartoe gaan met het wapen dat ik gisteren bij mij had. Dit was al een maand geleden.
Het was echt alleen gericht op de mensen die extreem-links zijn. Dus ook SP mensen die gerelateerd zijn aan het communisme ik zie hen als een direct gevaar voor mijn kinderen, maar ook voor ons land. Die zouden afgeremd moeten worden. Ik hoop hen echt angst aan te jagen. [11]
Verdachte heeft op 18 oktober 2023 een tweede verklaring afgelegd, zakelijk weergegeven (V = vraag, A = antwoord):
V: en hoe wilde je dat stuk zeg maar naar buiten brengen? Op welke manier?
A: Ik wilde de hulpverlener doodschieten en het dan naar buiten brengen. [12] Ik had het wapen doorgeladen bij mij. Ik was ook in dat pand geweest, bij [instelling] binnen, om te kijken of ik bij hem kon komen. [13]
V: en hoe ben je dan op [slachtoffer 1] gekomen?
A: hij had meerdere uitspraken en toen dacht ik van ik schiet hem. Extreemlinkse, woke uitspraken. [14]
V: maar hoe zouden zij weet hebben van jouw kunstwerk? Heb je dat naar buiten gebracht dan?
A: Ik heb het verstuurd via Telegram, naar bepaalde mensen, naar een groep die noemden wij de vrij melfselaars. Ik kan het ook manifest noemen. Ik stuurde het net nadat ik naar buiten liep toen ik mezelf had gemeld bij de portier. [15]
A: Op 6 september heb ik besloten om richting Hilversum te gaan en toen ben ik eerst naar huis gegaan natuurlijk om m'n vuurwapen te halen. [16]
V: kan je mij vertellen wat je allemaal bij je had? Wat heb je gepakt toen je naar Hilversum wilde gaan?
A: Een Spiderman-knuffel van mijn zoon, en dat pistool zat in een Puma-tasje, in de koffer met munitie, en die zat in dat Puma-tasje en een zwart wit vlaggetje met Arabisch opschrift. Verder had ik nog een mes bij mij. [17]
V: wanneer ontstond dat idee om hem te laten signeren?
A: een paar dagen voordat ik ging.
Het idee was dat ik de Spiderman-knuffel laat tekenen door hem en dan het pistool trekken. Zo, en dan schiet ik hem, zo had ik het bedacht. [18]
V: Wanneer heb je dat wapen gekocht?
A: dat was ook ruim een jaar geleden. [19]
V: op de zesde toen jij naar Hilversum ging, was het wapen toen doorgeladen? Zat er een patroon in de kamer?
A: Ik weet wel dat ik op een gegeven moment de veiligheidspal eraf heb gehaald. Net voor ik naar binnen liep, de eerste keer. [20]
V: het document […] dat is het document wat jij bedoelt met wat je verstuurd hebt via telegram?
A: ja dat document. [21]
V: je schrijft over de grootste dreiging dat is de slinkse ideologie,
A: ja klopt, links. [22]
V: Je wilde met je daad ervoor zorgen dat het politieke klimaat een stukje meer naar rechts opschoof?
A: ja ja.
V: verbeter me als ik het verkeerd zeg maar jij ziet extreem-links dus echt als een vijand beeld. Toch?
A: ja als mijn vijand. [23]
V: je zegt in je stuk, in je openingsverklaring “dit is een verklaring voor mijn handeling. En als mijn missie vandaag, met de wil van God niet slaagt, dan is de toon op z'n minst gezet.” Wat is de handeling die je bedoeld en wat is je missie?
A: Ik schreef dat toen met het idee dat ik de hulpverlener... Ik wilde hem pakken. Naar hem voel ik wel ook echt haat. Ik hoop ook oprecht, dat ik hem heb geraakt hiermee, dat het hem heeft bereikt, dat hij bang is. Bij hem wel, dat hij zijn werk ook niet meer kan doen. [24]
V: had je de intentie om angst aan te jagen? Vrees aan te jagen?
A: ja, via anderen dan. Dat ze bang worden van eventueel anderen. Die net als mij iets kunnen doen. Dan wilde ik ze toch bang maken. Die communisten. Dus het meest extreem-links. Ook de SP. Ik zie de SP gewoon als communist. [25]
V: Ik heb nog wel wat fragmenten waar ik wat meer opheldering over wil hebben. ‘ik hoop dat deze woorden u deze vrijdag bereiken als ik er minimaal één van hen geëxecuteerd heb.
A: Dat was over de hulpverlener. [26]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft op 15 november 2023 een proces-verbaal van bevindingen [27] met betrekking tot het document […] opgemaakt en stukken uit het document in het proces-verbaal overgenomen, zakelijk weergegeven:
De auteur begint het document met "BiesmlellaahieRachmanierRahiem" en "Geachte Mensheid' gevolgd door:
"Dit is mijn verklaring voor mijn handeling, lees het svp als jullie tijd en zin hebben en denk er over na, het zal stof tot nadenken zijn."
"En als mijn missie van vandaag, met de wil van God, niet slaagt, dan is de toon op zijn minst gezet. Als links te ver gaat dan gooien ze in feite hun eigen ruiten in, maar dit zien zij zelf niet."
Bij mij, verbalisant, is bekend dat de frase: "BiesmlellaahieRachmanierRahiem" een transliteratie is van een Arabische frase waarvan de vertaling is: In de naam van God, de Barmhartige, de Genadevolle. De frase wordt ook wel de 'Tasmiyah' genoemd. Daarnaast wordt door moslims de Tasmiyah gebruikt voorafgaand aan een (goede) daad. Hiermee wordt de daad opgedragen aan God. Kennelijk is zijn "handeling"/"missie" gericht op "links" en draagt hij zijn (beoogde) daad op aan God.
Fragmenten uit de "Ahlul based belevingswereld":
" Onderweg nog wat prinsessen en monsters tegengekomen die niet mijn prinses bleken en ik hun prins en sommige monsters hebben me verwond en littekens gegeven en anderen zijn overwonnen maar het laatste grote monster is nu op mijn pad gekomen en ik zal de confrontatie aan moeten gaan zoals iedereen dit ooit zal moeten gaan of ervoor buigen door ervan te vluchten of zich er zelfs aan over te geven."
De Communisten noemt hij "vijanden van God" en hij wenst dat God diepe angst in hun harten werpt. Hieronder wat fragmenten waarin de auteur de communisten toespreekt:
"oh vijanden van God, moge God diepe angst in jullie harten werpen overal waar jullie je bevinden in gebouwen van instanties of gekraakte fabrieken die jullie tot holen vol verderf hebben gemaakt"
"Moge jullie elke keer PTSS ervaren als jullie een conservatieveling zien, een Tataar, een moslim of een persoon minder slinks dan jullie zelf. We gaan jullie uitroken en vertrappen als de mieren die jullie zelf zo graag willen zijn, beschouw het als mierenneuken."
De memes in het schrijven hebben vooral betrekking op onderwerpen die vaak geagendeerd worden in het links-progressieve spectrum van de politiek, zoals LHBTIQ+ rechten en vrouwenrechten. De memes hebben verder ook betrekking op het marxisme, communisme en socialisme.
Opmerkelijke tekstfragmenten:
- Ik ben meer het Hamzaa (ra) type [28] daarom ben ik zo. De wereld zal getuigen dat ik de titel Hamzaa verdiend heb, en met trots draag. Ik jaag op beesten! En hierbij verklaar ik dat het jachtseizoen is begonnen! Biesmlellaah Allahoe Akbar. Dood hen als wilde beesten, zij zijn geen mensen die jullie op het slagveld willen ontmoeten want zij zijn early lifers en lafaards die anderen mobiliseren. Sjeejatien in mensenvorm.
Zij zijn de prooi en wij zijn de leeuwen.
Ik heb maling aan de maatschappij en ga gewoon jagen.'
- Ik handelde volledig alleen, dus weet dat jullie nergens en nooit meer veilig zullen zijn voor eenzame wolven als ik.
- Ik ben de grote boze wolf nu, nou prima dan ben ik dat toch, kun je het net zo goed zijn dan, respect voor een volgzaam schaap is er niet, dan grote boze wolf met grote tanden dan zien en horen mensen me wel en dan laat ik de aarde schokken en schud de mensheid door elkaar.
- Beest (naam hulpverlener) was laf hij misbruikt zijn positie om kinderen weg te halen en te houden bij hun vader en als vader dan hierop reageert meteen dreigen met en verschuilen achter de politie. Een man die kleine kinderen traumatiseert is een lafaard en deze persoon voert geen fair play en verdiend het om met gelijke munt terugbetaald te worden.
- Beest (naam hulpverlener) was een verrader van de gehele mensheid. Hij is niet alleen een vijand van God hij was ook een vijand van de gehele mensheid.
- Als zoiets in die context mijn kinderen overkomt dan hebben zij dit op hun geweten en verklaar ik in naam van God Allaah de beesten vogelvrij. [instelling] ... die steek ik ook zonder pardon als ik dat beest vrijdag zie. Jullie 2 zijn er geweest! Dood hen dan waar je hen ook vind.
- Beest (naam hulpverlener) is een agent van de ccp. Hij pleegt via mij zelfmoord. Daarom deed hij slechts melding ipv aangifte, hij wilt doodgaan voor sjetaan. Hij is een prooi en heeft eindelijk zijn leeuw gevonden en hij wenst innig te sterven voor zijn vader Mao Zhedong. [29]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Algemeen
In deze zaak staat niet ter discussie dat verdachte op 6 september 2023 op twee verschillende momenten het gebouw van [omroep] is binnengegaan en dat hij op 18 augustus 2023 het gebouw van [instelling] in Oss is binnengegaan. In deze zaak draait het om de vraag hoe de handelingen van verdachte op die verschillende momenten juridisch moet worden geduid.
Feit 1
Voorbedachte raad
De rechtbank moet beoordelen of verdachte een poging tot moord op [slachtoffer 1] heeft gedaan. Voor een bewezenverklaring van “voorbedachte raad”, vereist voor een bewezenverklaring van moord, moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Er is geen sprake van voorbedachte raad als hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
Uit het onderzoek volgt dat verdachte al enkele dagen voor 6 september 2023 had besloten dat hij [slachtoffer 1] zou doden. Daarvoor had hij een plan. Hij had bedacht om [slachtoffer 1] te vragen de spidermanknuffel van zijn zoon te signeren en hem dan neer te schieten. Op 6 september 2023 besloot hij zijn voorgenomen plan uit te voeren. Hij heeft zijn vuurwapen thuis in [woonplaats] opgehaald en is met de trein naar Hilversum gegaan. In Hilversum heeft hij het wapen geladen en de veiligheidspal eraf gehaald. Rond half vier in de middag is hij het gebouw van [omroep] binnengegaan en heeft hij de receptioniste gevraagd of [slachtoffer 1] de knuffel kon signeren.
Hieruit volgt dat de verdachte niet alleen met een vooropgezet plan naar het gebouw van [omroep] is gegaan, maar ook dat hij ruimschoots gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad, en dat hij zich daarvan rekenschap heeft kunnen geven, zowel op 6 september 2023 als in de dagen daarvoor. Ook nadat hij op 6 september 2023 het wapen had opgehaald heeft hij die gelegenheid gedurende zijn reis van [woonplaats] naar Hilversum nog in ruime mate gehad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of naar aanleiding van een plotseling opkomende drift, maar was er sprake van voorbedachte raad.
Poging
Poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard. Om een strafbare poging te kunnen bewijzen is dus vereist dat er gedragingen zijn verricht die worden beschouwd als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf. Dat is het geval bij gedragingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
Het voornemen van verdachte om [slachtoffer 1] te vermoorden, heeft zich naar het oordeel van de rechtbank door een begin van uitvoering geopenbaard. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De eerste, essentiële stappen van het plan heeft verdachte nauwgezet uitgevoerd. Hij is met een vuurwapen naar Hilversum gegaan en heeft dit wapen doorgeladen en gebruiksklaar gemaakt. Ook heeft hij het gebouw van [omroep] betreden en aan de receptioniste gevraagd of [slachtoffer 1] de knuffel van zijn zoontje kon komen signeren. De rechtbank is van oordeel dat hiermee het begin van uitvoering, vereist voor poging, was voltooid.
Verdachte heeft bij de politie en bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op [slachtoffer 1] zou hebben geschoten, als [slachtoffer 1] die dag naar de entree van het [omroep] gebouw zou zijn gekomen. Maar op de zitting van 18 september 2024 heeft verdachte verklaard dat dit grootspraak was en dat hij nooit iemand kwaad had kunnen doen.
De rechtbank overweegt dat de wijze van formuleren van verdachte bij de rechter-commissaris niet wijst op grootspraak, maar eerder op een afgewogen antwoord. Op de vraag:
‘Wat denkt u dat er gebeurd zou zijn als [slachtoffer 1] er de eerste keer wel geweest was?’antwoordt verdachte:
‘Dan had ik hem neergeschoten. ’s-Avonds, toen ik terugkwam, daarover kan ik het niet zeggen. Dat was anders.’Verdachte had dus een uitgewerkt plan om [slachtoffer 1] te benaderen en te doden.
De bedoeling van verdachte leidt de rechtbank dus af uit zijn opeenvolgende handelingen, die stroken met zijn moordplan, én met zijn verklaringen dat hij [slachtoffer 1] zou hebben neergeschoten als hij de kans had gekregen. De rechtbank ziet niet alleen bevestiging in zijn verklaringen, maar ook in de gedragingen van verdachte nadat hij het [omroep] gebouw (de eerste keer) onverrichterzake had verlaten. Verdachte is toen een briefje gaan schrijven met een dreigende tekst, waarin hij de baliemedewerkster beval [slachtoffer 1] te laten komen. Weliswaar heeft hij het briefje niet gebruikt en heeft hij zichzelf aangegeven, maar hieruit volgt dat zijn opzet tijdens het schrijven van het briefje, en dus ook tevoren in het [omroep] gebouw, gericht was op het doden van [slachtoffer 1] .
Op grond van voorgaande overwegingen, komt de rechtbank dus tot een bewezenverklaring van poging moord.
Terroristisch oogmerk
Tot slot dient de rechtbank te beoordelen of verdachte deze poging tot moord heeft begaan met een terroristisch oogmerk. Volgens artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht valt daaronder het oogmerk om de bevolking of een deel van de bevolking van een land ernstige vrees aan te jagen. Om dit oogmerk gaat het in deze zaak. Van belang is niet of het gevolg -vrees aanjagen - door de gedraging van verdachte is of kan worden verwezenlijkt, maar of de verdachte met zijn gedraging het gevolg daadwerkelijk beoogde.
Voor de beantwoording van deze vraag kijkt de rechtbank naar de verklaringen van verdachte en naar wat hij in zijn document genaamd ‘ […] ’ heeft opgenomen.
Verdachte heeft in zijn verhoren verklaard dat het extreem linkse gedachtegoed hem boos maakt. Onder extreem-links schaart hij (ook) de achterban van de SP, ‘woke’ personen, de lhbtiq+-gemeenschap en feministen. Hij heeft verklaard dat hij hen echt angst wil aanjagen:
‘dat ze dan daaraan denken, aan wat ik heb gedaan, dat ze daarvan bang worden. Dan wilde ik ze toch bang maken’ [30]
In het document valt onder meer te lezen:
Als links te ver gaat dan gooien ze in feite hun eigen ruiten in;
Het laatste grote monster is nu op mijn pad gekomen en ik zal de confrontatie aan moeten gaan;
Oh vijanden van God, moge God diepe angst in jullie harten werpen;
Ik handelde volledig alleen, dus weet dat jullie nergens en nooit meer veilig zullen zijn voor eenzame wolven als ik.
Moge jullie elke keer PTSS ervaren als jullie een conservatieveling zien, een Tataar, een moslim of een persoon minder slinks dan jullie zelf. We gaan jullie uitroken en vertrappen als de mieren die jullie zelf zo graag willen zijn;
Ik jaag op beesten! En hierbij verklaar ik dat het jachtseizoen is begonnen! Dood hen als wilde beesten;
Dan laat ik de aarde schokken en schud de mensheid door elkaar.
Nadat verdachte voor de tweede keer in het gebouw van [omroep] is geweest, heeft hij het document via Telegram verspreid aan verschillende personen en in een groep met honderden personen. Daarmee heeft hij het in de openbaarheid gebracht.
Gelet op het bovenstaande had verdachte tot doel om [slachtoffer 1] te vermoorden en daarmee vrees aan te jagen aan het links georiënteerde deel van de bevolking. Dit volgt overigens ook uit zijn keuze voor [slachtoffer 1] als doelwit: een publieke persoon die volgens verdachte model staat voor de ‘(extreem)linkse (woke) mens’.
Daarom acht de rechtbank poging tot moord met een terroristisch oogmerk wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
Voorbedachte raad
De rechtbank moet beoordelen of verdachte een moord op de hulpverlener heeft voorbereid. Voor het beoordelingskader van voorbedachte raad, vereist voor moord, verwijst de rechtbank naar wat hierover onder feit 1 is opgenomen.
Verdachte is op 18 augustus 2023 met de trein van [woonplaats] naar Oss gereisd. Zijn plan was naar eigen zeggen om de hulpverlener om het leven te brengen. Hij ervoer haat jegens de hulpverlener, zo blijkt uit het document […] , waarin hij de hulpverlener ‘beest’ noemt en meermalen aangeeft dat het beest/de hulpverlener dood moet en hij hem gaat doden. Voor dit doel heeft hij een doorgeladen vuurwapen meegenomen naar Oss.
Verdachte had een vooraf bedacht plan om de hulpverlener dood te schieten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dan ook niet gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling of naar aanleiding van een plotseling opkomende drift, maar is er sprake van voorbedachte raad.
Voorbereiding
Van een strafbare voorbereiding is sprake wanneer de dader opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert of voorhanden heeft, bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld. De rechtbank moet beoordelen of de voorbereidingsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kennelijk bestemd waren tot het begaan van een moord.
Verdachte had een doorgeladen vuurwapen bij zich. Het behoeft geen verdere uitleg dat een vuurwapen een geschikt middel is om een moord mee te plegen. Uit de verklaringen van verdachte blijkt ook dat hij daadwerkelijk de intentie had om daarmee de hulpverlener te doden.
Nu verdachte dit vuurwapen voorhanden had met het doel de hulpverlener te doden en hij reeds onderweg was naar de hulpverlener en zelfs in het gebouw waar de hulpverlener werkte, binnen is geweest, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voltooide voorbereiding van moord.
Feiten 1 en 3
Vrijwillige terugtred?
De raadsvrouw heeft betoogd dat bij de feiten 1 en 3 sprake is van vrijwillige terugtred, omdat het niet voltooien van het delict een beslissing van verdachte zelf is geweest. Bij een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred, bestaat geen strafbare voorbereiding of poging. Alhoewel de beantwoording van deze vraag strikt genomen thuishoort onder rubriek 6 hieronder, zal de rechtbank er hier al op ingaan in verband met de leesbaarheid van dit vonnis.
De officier van justitie heeft gesteld dat bij feit 3 geen sprake is van vrijwillige terugtred omdat de voorbereidingshandelingen voor moord al waren voltooid. Over vrijwillige terugtred bij feit 1 heeft de officier van justitie zich niet uitgelaten.
Uit artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht volgt in het kader van de vrijwillige terugtred dat er geen poging of voorbereiding bestaat, indien het misdrijf niet is voltooid
‘tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk’. Over de afzonderlijke feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Bij de bespreking van de onder feit 1 tenlastegelegde poging tot moord op [slachtoffer 1] is gebleken dat verdachte op 6 september 2023 twee keer het [omroep] gebouw is binnengegaan. Dat verdachte de eerste keer dat hij naar binnen ging [slachtoffer 1] niet heeft gedood, kwam niet door zijn eigen toedoen of inkeer, maar doordat de baliemedewerkster tegen hem had gezegd dat [slachtoffer 1] niet aanwezig was. Verdachte is na deze mededeling naar een café in de buurt gegaan en heeft daar een briefje geschreven met de tekst
“Luister meisje, ik ben Al-Qaida. Breng me nu (naar) […] of ik schiet jou ipv hem door je sodemieter!!! Jij of Hij.” [31] De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte na zijn vertrek uit het pand van [omroep] nog steeds van plan was om [slachtoffer 1] op een later moment neer te schieten. Verdachte is bijna vijfeneenhalf uur na het eerste moment een tweede keer teruggegaan naar het pand van [omroep] . Hij trof daar een beveiliger en heeft zijn wapen afgegeven. Kennelijk heeft hij op dat moment zijn plan opgegeven om [slachtoffer 1] te doden. Maar naar het oordeel van de rechtbank staat dit moment in een te ver verwijderd verband van het eerste moment om nog van vrijwillige terugtred te kunnen spreken. Anders gezegd: dat verdachte zijn moordplan in de avond heeft opgegeven, doet er niet aan af dat hij in de middag heeft geprobeerd het uit te voeren en het ook daarna nog heeft gewild. Vandaar dat de rechtbank voor dit feit geen vrijwillige terugtred aanneemt.
Ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde voorbereiding tot moord op de hulpverlener heeft het volgende te gelden. Ook bij een strafbare voorbereiding kan er sprake zijn van vrijwillige terugtred, maar volgens de wetsgeschiedenis is daarvoor nodig dat de verdachte dan zelf bewerkt ‘
dat het uitgesloten is dat met behulp van zijn voorbereidingshandelingen het aanvankelijk beoogde misdrijf nog begaan wordt.’ [32] In deze zaak heeft verdachte zijn voorgenomen moord weliswaar op 18 augustus 2023 niet uitgevoerd, maar de belangrijkste voorbereidingshandeling – het verwerven van een pistool – heeft hij niet ongedaan gemaakt. Daardoor had hij het voornemen op een ander moment alsnog kunnen uitvoeren. Ook voor dit feit neemt de rechtbank dus geen vrijwillige terugtred aan.
Feiten 2 en 4
Redelijke vrees
Zowel [slachtoffer 1] als de hulpverlener zijn ervan op de hoogte geraakt dat verdachte met een vuurwapen naar hun werk is gegaan om hen te vermoorden. Dit is een bedreigende situatie voor hen geweest en zij hebben zich ook bedreigd gevoeld. Ook objectief beschouwd was daar alle reden toe, alleen al vanwege de uitlatingen van verdachte aan hun adres. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
Feit 5
Terroristisch oogmerk
De rechtbank moet beoordelen of verdachte het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad met een terroristisch oogmerk. Voor het beoordelingskader van terroristisch oogmerk verwijst de rechtbank naar wat hierover bij feit 1 is opgenomen.
Verdachte heeft bekend dat hij het vuurwapen en de munitie op 18 augustus 2023 naar Oss en op 6 september 2023 naar Hilversum heeft meegenomen. Bij de strafbare feiten tegen de hulpverlener is geen terroristisch oogmerk tenlastegelegd. Dat is wel tenlastegelegd (en bewezenverklaard) bij de poging tot moord op [slachtoffer 1] . Het gebruik van het vuurwapen en de munitie is hier onlosmakelijk mee verbonden. Daarom zal de rechtbank het terroristisch oogmerk voor het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie bewezen verklaren voor 6 september 2023.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op 6 september 2023 tussen 10:36 uur en 15:26 uur te Hilversum en [woonplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, te begaan met een terroristisch oogmerk, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- vanuit [woonplaats] naar het Mediapark in Hilversum, te weten de locatie waar voornoemde [slachtoffer 1] werkt, is gereisd en
- vervolgens het pand van [omroep] (gelegen aan het [adres] in

[vestigingsplaats] ), te weten het gebouw waar voornoemde [slachtoffer 1] werkt, heeft betreden en

- vervolgens naar de balie is gelopen en aldaar heeft gevraagd naar voornoemde
[slachtoffer 1] en heeft gezegd dat hij, verdachte, een knuffel van zijn zoontje bij zich had en
dat hij graag een handtekening van voornoemde [slachtoffer 1] wilde op deze knuffel, althans
heeft geprobeerd om voornoemde [slachtoffer 1] naar verdachte toe te laten komen en
- dit terwijl hij, verdachte, op dat moment een geladen vuurwapen en bijbehorende
scherpe munitie en een mes, in een tas bij zich droeg,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
op 6 september 2023 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door
- met een geladen vuurwapen en bijbehorende scherpe munitie en met een mes, naar/in het pand van [omroep] (gelegen aan
het [adres] in [vestigingsplaats] ), te weten het gebouw waar voornoemde [slachtoffer 1]
werkt, te gaan en
- getuige [getuige 2] aldaar te zeggen: "Ik kom [slachtoffer 1] dood schieten, ik ben al

een keer langs geweest maar ben toen weer weggegaan";

feit 3
op 18 augustus 2023 te Oss en [woonplaats] , ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord, zoals bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht, te plegen op [slachtoffer 2] , opzettelijk een geladen vuurwapen en bijbehorende scherpe munitie, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
feit 4
op 18 augustus 2023 te Oss, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door met een geladen vuurwapen en bijbehorende scherpe munitie naar/in het pand van [instelling] (gelegen aan de [straat] in Oss), te weten het gebouw waar voornoemde [slachtoffer 2] werkt, te gaan;
feit 5
in de periode van 18 augustus 2023 tot en met 6 september 2023 te Hilversum en Oss en [woonplaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (van origine gaspistool), fabrieksnaam Umarex, merk Walther, model PK380, kaliber 9mm P.A.K. (omgebouwd naar scherpschietend) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of meer scherpe patronen, kaliber .380 (=9xl7mm), voorhanden heeft gehad, terwijl het feit op 6 september 2023 is begaan met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van Strafrecht dan wel met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83 van het Wetboek van Strafrecht voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair en 2 tot en met 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. In het bijzonder is, zoals hierboven overwogen, geen sprake van vrijwillige terugtred.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair:
poging tot moord, gepleegd met een terroristisch oogmerk;
feiten 2 en 4, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
voorbereiding van moord;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, gepleegd met een terroristisch oogmerk;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, gepleegd met een terroristisch oogmerk;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 jaar, met aftrek van het voorarrest;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Verdachte is gemotiveerd om een intensieve behandeling te ondergaan en zich te houden aan de door de reclassering voorgestelde aanwijzingen en voorwaarden. Hij wil de behandeling zo spoedig mogelijk starten om op een goede manier terug te kunnen keren in de maatschappij. Verdachte en de maatschappij zijn niet gebaat bij een langdurige dure detentie.
Verdachte stond eerder weliswaar onder toezicht, maar hij heeft nooit (echt) hulpverlening dan wel toezicht in de vorm van voorwaarden of behandeling gehad.
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een tbs-maatregel met voorwaarden en een gevangenisstraf (ver) onder de vijf jaren op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot moord met terroristisch oogmerk, voorbereiding van moord, bedreigingen tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, gedeeltelijk met een terroristisch oogmerk. Het gaat met andere woorden om zeer zware misdrijven.
Verdachte is met een doorgeladen vuurwapen naar zowel de hulpverlener als [slachtoffer 1] gegaan, met als doel hen dood te schieten. In beide gevallen is hij dichtbij de slachtoffers gekomen, maar hij heeft zijn voorgenomen misdrijven uiteindelijk niet uitgevoerd. Op 6 september 2023 in de avond heeft hij via Telegram een document in de openbaarheid gebracht. Dit document kan gezien worden als een manifest waarin verdachte zijn haat tegen het linksgeoriënteerde deel van de bevolking tot uiting brengt en waarin hij kenbaar maakt dat de linkse bevolkingsgroep moet worden uitgeroeid. Hij wilde dit deel van de bevolking vrees aanjagen.
Met zijn acties heeft verdachte in de eerste plaats een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Dit heeft gevoelens van angst bij de slachtoffers teweeggebracht. [slachtoffer 1] heeft een en ander indringend verwoord in zijn slachtofferverklaring en in zijn verhoor bij de rechter-commissaris. Mede doordat [slachtoffer 1] een bekende journalist is, heeft de poging tot moord op [slachtoffer 1] ophef en schrik veroorzaakt in het land en onder journalisten. Angst aanjagen was een uitdrukkelijk doel van verdachte. Angst bij (een deel van) de bevolking, en bij een specifieke beroepsgroep heeft een ontwrichtende werking en doet afbreuk aan de vrijheid van levensovertuiging en de vrijheid die nodig is voor de beoefening van (in dit geval) een journalistiek beroep. Dit wordt verdachte zwaar aangerekend.
Persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 februari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld;
- een rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) van 12 juli 2024, uitgebracht door A. Witvliet (GZ-psycholoog), P.K.J. Ronhaar (psychiater) en R.M.G. van Westerlaak (milieuonderzoekeer);
- een reclasseringsadvies van 5 september 2024, inhoudende een maatregelenrapport), uitgebracht door F. Embregts, E. Luijpen en J. Ansems, reclasseringswerkers.
Uit het rapport van het PBC blijkt dat verdachte in de nasleep van zijn scheiding in 2021 psychisch ernstig is ontregeld. Er is sprake van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, narcistische en dwangmatige kenmerken. In een rustige stabiele omgeving functioneert verdachte zonder veel problemen. De kwetsbare, beïnvloedbare en zwak gestructureerde persoonlijkheid wordt vooral zichtbaar bij oplopende interpersoonlijke spanningen en conflicten. Als de druk te ver oploopt, verliest hij het gevoel van controle en beschikt hij over te weinig vaardigheden om problemen adequaat op te lossen.
De deskundigen hebben geadviseerd om de feiten 1 tot en met 4 in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, gelet op de doorwerking van de ontregelde persoonlijkheidsstoornis op zijn functioneren in die periode. Voor een verdergaande vermindering zijn onvoldoende argumenten gezien, vanwege het meer fluctuerende dan doorlopende karakter van de realiteitstoetsingsproblematiek en de meerdere afwegingsmomenten. Met andere woorden: geen volledige ontoerekenbaarheid want verdachte had ook zijn meer heldere momenten.
Als verdachte na zijn verblijf in detentie op zichzelf is aangewezen en hij onbehandeld zou terugkeren in de maatschappij, is het risico op een nieuwe psychische ontregeling en daarmee op gewelddadig gedrag groot. Volgens de deskundigen is er een matig verhoogd risico op gewelddadig extremisme.
Het PBC acht daarom behandeling nodig om het risico terug te dringen. Deze behandeling zal klinisch moeten aanvangen om een voldoende mate van intensiteit te bereiken en zal gevolgd moeten worden door een zorgvuldige en gecontroleerde resocialisatie. Het PBC heeft geadviseerd om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen, indien de strafmaat dat toelaat. Verdachte heeft aangegeven hieraan mee te willen werken. Indien de strafmaat het niet toelaat wordt geadviseerd om een tbs met verpleging van overheidswege op te leggen.
Uit voornoemd rapport volgt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare, en is van oordeel dat het hiervoor bewezenverklaarde onder de feiten 1 tot en met 4 verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
De reclassering heeft onderzoek gedaan of een tbs-maatregel met voorwaarden haalbaar is. De reclassering geeft aan dat verdachte, na zijn observatie in het PBC een andere houding heeft laten zien. Hij toont spijt en schaamte en noemt zijn gedrag verwerpelijk. Wel staat hij nog achter bepaalde standpunten in zijn manifest, maar de manier van verwoorden keurt hij af.
De reclassering heeft voorzichtig positief geadviseerd over een tbs-maatregel met voorwaarden. Verdachte toont voldoende inzet en motivatie voor een mogelijk langdurige (klinische) behandeling. De reclassering ziet daarom voldoende mogelijkheden om het toezicht hierop uit te oefenen en heeft voorwaarden geadviseerd bij de tbs-maatregel. De ‘voorzichtigheid’ bij dit advies lijkt ermee samen te hangen dat al veel hulpverlenende instanties zich met verdachte bemoeiden, maar hij zijn plannen toch met niemand heeft gedeeld en zijn problemen niet aan de oppervlakte zijn gekomen.
Naast de tbs-maatregel met voorwaarden heeft de reclassering geadviseerd om een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna GVM) op te leggen, zodat verdachte ook na de tbs-maatregel nog ondersteund kan worden door een langdurig reclasseringstoezicht, vanwege de meervoudige en complexe problematiek.
De straf
Gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, dient aan verdachte een straf te worden opgelegd die vrijheidsbeneming met zich brengt. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel een lange gevangenisstraf, zoals de officier van justitie ook heeft geëist. De gevangenisstraf waartoe de rechtbank zal komen ligt echter aanzienlijk lager dan de eis. De rechtbank houdt er namelijk meer dan de officier van justitie rekening mee dat de verdachte, zowel op 18 augustus 2023 als op 6 september 2023, uiteindelijk heeft afgezien van het uitvoeren van zijn voorgenomen misdrijven. Bovendien heeft hij zichzelf op 6 september 2023 ‘onschadelijk gemaakt’ door zijn wapen in te leveren en aan te dringen op zijn aanhouding. Hoewel de vrijwillige terugtred niet is aangenomen, zal de rechtbank deze opstelling wel in strafverminderende zin meewegen.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten aan verdachte in verminderde mate zijn toe te rekenen. De rechtbank acht het daarbij van belang dat verdachte zo spoedig mogelijk aan zijn behandeling begint. De rechtbank acht alles afwegend een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Dit is tevens de maximale straf die kan worden opgelegd in combinatie met tbs met voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Tbs met voorwaarden
Door het PBC en de reclassering wordt geadviseerd om de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 september 2024 kenbaar gemaakt dat hij professionele hulp nodig heeft en dat hij bereid is volledige medewerking te verlenen aan de geadviseerde voorwaarden. De rechtbank acht deze bereidheid van verdachte oprecht, omdat hij eerder al heeft uitgesproken dat hij behandeling nodig heeft. Niet alleen in het PBC, maar ook tijdens afgeluisterde telefoongesprekken, toen hij zich onbespied waande.
De rechtbank stelt vast dat aan de wettelijke voorwaarden, zoals omschreven in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is voldaan. Gelet op het recidivegevaar eist de algemene veiligheid van personen en goederen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld. Het opleggen van de tbs-maatregel is mogelijk voor de bewezenverklaarde feiten, en uit de hiervoor genoemde rapportages blijkt dat sprake is van stoornissen bij verdachte. De rechtbank zal verdachte daarom een tbs-maatregel opleggen en hierbij voorwaarden stellen die het gedrag van de verdachte betreffen. De inhoud van deze voorwaarden zullen in het dictum worden weergegeven.
De rechtbank wijkt ook hiermee af van de eis van de officier van justitie. Die had tbs met dwangverpleging gevorderd, met name gezien de ernst van de feiten, de onmogelijkheid om tbs met voorwaarden op te leggen in combinatie met de door hem gevorderde straf en vanwege het hoge recidiverisico. Als gezegd, weegt de rechtbank de ernst van de feiten enigszins anders, in verband met het feit dat verdachte zelf heeft afgezien van het plegen van de feiten en zichzelf ‘onschadelijk heeft gemaakt’. Bovendien acht de rechtbank, vooral gezien de bevindingen van de deskundigen, tbs met voorwaarden toereikend en van voldoende waarborgen voorzien om het herhalingsgevaar terug te brengen. Mocht dit in de uitvoering anders blijken te liggen, dan kan de tbs met voorwaarden alsnog worden omgezet in tbs met dwangverpleging.
Ongemaximeerde tbs
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten. Bij omzetting in tbs met verpleging van overheidswege, is de maatregel daarom ongemaximeerd en kan langer duren dan vier jaren.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (38z Sr, GVM)
De reclassering heeft ook het opleggen van een GVM geadviseerd.
Het doel van de GVM is om ernstige gewelds- of zedendelinquenten met zo weinig mogelijk risico terug te laten keren in de maatschappij. Passend bij het karakter van een beveiligingsmaatregel, wordt de maatregel opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.
Uit de rapportages blijkt dat het recidiverisico hoog is, zolang verdachte niet de juiste behandeling heeft ondergaan. Er is sprake van problematiek die maakt dat langdurig toezicht op verdachte vereist is om het recidiverisico in te kunnen perken. Dit geldt te meer nu verdachte de feiten heeft gepleegd terwijl hij onder toezicht stond. De rechtbank is daarom van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na de beëindiging van de tbs-maatregel, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te kunnen blijven dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank constateert verder dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM is voldaan en legt deze dan ook aan verdachte op.
De GVM kan pas worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het Openbaar Ministerie bij beëindiging van de tbs-maatregel en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek, een tbs-maatregel met voorwaarden en een GVM passend en geboden is.

9.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • Samsung A53 telefoon, goednummer 3217638;
  • post-it met bedreiging, goednummer 3217634;
  • tas waar vuurwapen in zat, goednummer 3217651;
  • laptop, goednummer 3217689;
  • Samsung A515F telefoon, goednummer 783236;
  • USB-stick met daarop het manifest, goednummer 805008,
verbeurd verklaren.
Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten voorbereid en begaan.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • mes, goednummer 3217647;
  • vuurwapen, goednummer 3217764;
  • patronen voor vuurwapen, goednummer 3217766;
  • koffer, specifiek voor vuurwapen, goednummer 3217691,
onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Met behulp van deze voorwerpen zijn de onder 1 tot en met 4 bewezen verklaarde feiten begaan.
De rechtbank zal voorts het in beslag genomen voorwerp, te weten molotovcocktail, goednummer 3217688, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 38, 38a, 38z, 45, 46, 57, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 tot en met 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 tot en met 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vijf jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:
verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
a) verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De meldplicht heeft tot doel verdachte te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
De reclassering bepaalt welke gespreksonderwerpen van belang zijn om een inschatting te kunnen maken van de recidive- en veiligheidsrisico’s, waarbij de privacy van verdachte zoveel mogelijk gerespecteerd zal worden. Verdachte moet op een constructieve wijze meewerken aan deze gesprekken en openheid van zaken geven over de door de reclassering bepaalde gespreksonderwerpen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
b) verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
c) verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
d) verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
e) verdachte werkt mee aan huisbezoeken;
f) verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
g) verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
h) verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
3. als de reclassering dat nodig vindt en de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, kan de terbeschikkinggestelde voor een time-out worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;
4. verdachte laat zich opnemen in een nog door het DIZ te bepalen kliniek of soortgelijke instelling, of bij een forensische klinische instelling met een hoger beveiligingsniveau indien dit noodzakelijk wordt geacht, mede te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan zijn detentie. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. De opname kan starten zodra de kliniek akkoord is met zijn aanmelding en er een bed voor hem vrij is. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
5. verdachte laat zich aansluitend aan de klinische behandeling behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
6. verdachte verblijft, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische behandeling in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7. verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
8. verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met de slachtoffers in onderhavige zaak, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
9. verdachte bevindt zich niet in een straal van 500 meter om de werkplekken van de slachtoffers, te weten het [adres] in [vestigingsplaats] en de [adres] in [vestigingsplaats] . Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van deze locatieverboden indien dit door het Openbaar Ministerie noodzakelijk wordt geacht.
10. verdachte dient, indien de reclassering dit nodig acht, zijn medewerking te verlenen aan het voeren van inhoudelijke gesprekken met een deskundige van NTA (Nuance door Training en Advies), zolang de reclassering dit nodig acht. De deskundige bepaalt de gespreksonderwerpen en deze zullen gericht zijn op verdere ideologische duiding en het weerbaar maken tegen extremistische denkbeelden;
11. verdachte zal, in overleg met de reclassering, werken aan uitbreiding en consolidatie van zijn sociale netwerk.
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen
verbeurd:
  • Samsung A53 telefoon, goednummer 3217638;
  • post-it met bedreiging, goednummer 3217634;
  • tas waar vuurwapen in zat, goednummer 3217651;
  • laptop, goednummer 3217689;
  • Samsung A515F telefoon, goednummer 783236;
  • USB-stick met daarop het manifest, goednummer 805008;
- verklaart de volgende voorwerpen
onttrokken aan het verkeer:
  • mes, goednummer 3217647;
  • vuurwapen, goednummer 3217764;
  • patronen voor vuurwapen, goednummer 3217766;
  • koffer, specifiek voor vuurwapen, goednummer 3217691;
  • molotovcocktail, goednummer 3217688.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Gerrits, voorzitter, mrs. A.M. Loots en V.A. Groeneveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 oktober 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1,
hij op of omstreeks 6 september 2023 tussen 10:36 uur en 15:26 uur te [vestigingsplaats] en/of
[woonplaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven te beroven, (te)
begaan met een terroristisch oogmerk, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- vanuit [woonplaats] naar het Mediapark in Hilversum, te weten de locatie waar voornoemde [slachtoffer 1] werkt, is gereisd en/of
- ( vervolgens) het pand van [omroep] (gelegen aan het [adres] in
[vestigingsplaats] ), te weten het gebouw waar voornoemde [slachtoffer 1] werkt, heeft betreden en/of
- ( vervolgens) naar de balie is gelopen en/of aldaar heeft gevraagd naar voornoemde
[slachtoffer 1] en/of heeft gezegd dat hij, verdachte, een knuffel van zijn zoontje bij zich had en
dat hij graag een handtekening van voornoemde [slachtoffer 1] wilde op deze knuffel, althans
heeft geprobeerd om voornoemde [slachtoffer 1] naar verdachte toe te laten komen en/of
- dit terwijl hij, verdachte, op dat moment een (geladen) vuurwapen en (bijbehorende)
scherpe munitie en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in een tas bij
zich droeg/had,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zo ver het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2023 tussen 10:36 uur en 15:26 uur te [vestigingsplaats] en/of
[woonplaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, (te) begaan met een terroristisch
oogmerk, met dat opzet
- vanuit [woonplaats] naar het Mediapark in Hilversum, te weten de locatie waar voornoemde
[slachtoffer 1] werkt, is gereisd en/of
- ( vervolgens) het pand van [omroep] (gelegen aan het [adres] in
[vestigingsplaats] ), te weten het gebouw waar voornoemde [slachtoffer 1] werkt, heeft betreden en/of
- ( vervolgens) naar de balie is gelopen en/of aldaar heeft gevraagd naar voornoemde
[slachtoffer 1] en/of heeft gezegd dat hij, verdachte, een knuffel van zijn zoontje bij zich had en
dat hij graag een handtekening van voornoemde [slachtoffer 1] wilde op deze knuffel, althans
heeft geprobeerd om voornoemde [slachtoffer 1] naar verdachte toe te laten komen en/of
- dit terwijl hij, verdachte, op dat moment een (geladen) vuurwapen en (bijbehorende)
scherpe munitie en/of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in een tas bij
zich droeg/had,
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf met is voltooid;
meer subsidiair, voor zo ver het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 september 2023 te [vestigingsplaats] en/of [woonplaats] , althans in Nederland, ter
voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf
van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord (te), althans doodslag, begaan met een
terroristisch oogmerk, zoals bedoeld in artikel 289 en 288a juncto 83 en 83a van het
Wetboek van Strafrecht, te plegen op [slachtoffer 1] , opzettelijk een (geladen) vuurwapen
en (bijbehorende) scherpe munitie en/of een mes althans een scherp en/of puntig
voorwerp, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden
heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 6 september 2023 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland, [slachtoffer 1]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
door
- met een (geladen) vuurwapen en (bijbehorende) scherpe munitie en/of met een mes,
althans een scherp en/of puntig voorwerp, naar/in het pand van [omroep] (gelegen aan
het [adres] in [vestigingsplaats] ), te weten het gebouw waar voornoemde [slachtoffer 1]
werkt, te gaan en/of
- getuige [getuige 2] (aldaar) te zeggen: "Ik kom [slachtoffer 1] dood schieten, ik ben al
een keer langs geweest maar ben toen weer weggegaan", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 18 augustus 2023 te [vestigingsplaats] en/of [woonplaats] , althans in Nederland, ter
voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf
van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord, althans doodslag, zoals bedoeld in
artikel 289 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, te plegen op [slachtoffer 2] , opzettelijk
een (geladen) vuurwapen en/of (bijbehorende) scherpe munitie, bestemd tot het begaan
van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 18 augustus 2023 te [vestigingsplaats] , althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, door
met een (geladen) vuurwapen en (bijbehorende) scherpe munitie naar/in het pand van
[instelling] (gelegen aan de [adres] in [vestigingsplaats] ), te weten het gebouw waar
voornoemde [slachtoffer 2] werkt, te gaan;
5.
hij in of omstreeks de periode van 18 augustus 2023 tot en met 6 september 2023 te
Hilversum en/of Oss en/of [woonplaats] , althans in Nederland, een wapen van categorie III, onder
1. van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (van origine gaspistool),
fabrieksnaam Umarex, merk Walther, model PK380, kaliber 9mm P.A.K. (omgebouwd
naar scherpschietend) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of
pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een of
meer scherpe patronen, kaliber .380 (=9xl7mm), voorhanden heeft gehad, terwijl het feit
is begaan met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 83a van het Wetboek van
Strafrecht dan wel met het oogmerk om een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 83
van het Wetboek van Strafrecht voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 februari 2024, onderzoek 14Park23/MD1R023055, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 478, met de bijlage bij het einddossier ‘document Aboe Taarik’, doorgenummerd 1 tot en met 391. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 17.
3.Pagina 135.
4.Pagina 94.
5.Pagina’s 81 en 82.
6.Pagina 14.
7.Pagina’s 75 en 76.
8.Een door [verbalisant 3] , inspecteur van politie Midden-Nederland, op 4 maart 2024 in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, nummer PL0900-2023272009-45, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen categorisering Wet wapens en munitie, pagina’s 1 tot en met 3.
9.Pagina’s 438 en 441.
10.Pagina’s 457 en 461.
11.Pagina’s 41, 42 en 45.
12.Pagina 281.
13.Pagina 282.
14.Pagina 286.
15.Pagina 288.
16.Pagina 290.
17.Pagina 291.
18.Pagina 293.
19.Pagina 295.
20.Pagina 297.
21.Pagina 302.
22.Pagina 305.
23.Pagina 309.
24.Pagina 314.
25.Pagina 317.
26.Pagina 322.
27.Pagina 209-244
28.Uitleg in proces-verbaal: Hamza ibn abd al-Muttalib is een van de eerste bekeerlingen tot de Islam en was ook een jager. Hij staat bij moslims bekend om zijn heldhaftigheid tijdens de veldslagen tegen de (ongelovige) Mekkanen.
29.Pagina’s 211, 212, 214, 215, 229, 232, 233, 237, 238, 240 en 241.
30.Pagina 252.
31.Pagina’s 6 en 13.
32.Kamerstukken II 1990/91, 22 268, nr 3, p. 4.