ECLI:NL:RBMNE:2024:5881

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
11150823 \ UC EXPL 24-3986
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen na verrichte werkzaamheden

In deze zaak heeft eiseres, een B.V., werkzaamheden verricht in een pand dat eigendom is van gedaagde, eveneens een B.V. Gedaagde heeft opdracht gegeven voor deze werkzaamheden, maar heeft drie van de vier verzonden facturen niet betaald, waardoor er een openstaand bedrag van € 6.546,10 resteert. Eiseres vordert betaling van dit bedrag. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde verplicht is om te betalen, aangezien zij de contractspartij is en de werkzaamheden heeft besteld. Gedaagde erkent een deel van de betalingsverplichting, maar heeft de overige facturen niet voldaan. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van de openstaande facturen, inclusief wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde wordt ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 9 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11150823 \ UC EXPL 24-3986
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. P.J.P. van Aarssen, werkzaam bij Incassobureau Plaggemars,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
vertegenwoordigd door haar directeur-grootaandeelhouder de heer [DGA] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 juni 2024, met producties;
  • het proces-verbaal van de civiele rolzitting (met daarin het mondelinge antwoord);
  • de conclusie van repliek met vermindering van eis, met producties.
1.2.
[gedaagde] heeft, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld, niet voor dupliek geconcludeerd.
1.3.
Daarna is bepaald dat er een vandaag een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

[eiseres] heeft op 4 december 2023 aan [gedaagde] vier facturen verzonden vanwege verrichte werkzaamheden op het adres [adres] te [plaats] . [gedaagde] heeft drie van de vier facturen niet betaald, zodat nog een bedrag van € 6.546,10 openstaat. [eiseres] vordert betaling van dit bedrag. De kantonrechter komt tot het oordeel dat [gedaagde] dit bedrag moet betalen, omdat [gedaagde] opdracht heeft gegeven voor het verrichten van de werkzaamheden. De vordering van [eiseres] zal daarom worden toegewezen.

3.De beoordeling

[gedaagde] erkent haar betalingsverplichting voor de factuur van € 302,50
3.1.
Tussen partijen staat vast dat [eiseres] werkzaamheden heeft verricht aan het adres [adres] te [plaats] , waarvan [gedaagde] de eigenaar is. Ook staat tussen partijen vast dat voor de werkzaamheden vier facturen aan [gedaagde] zijn verzonden. De factuur voor een bedrag van € 3.388,00 heeft [gedaagde] (na het uitbrengen van de dagvaarding) op 28 juni 2024 betaald. De resterende facturen zien op betaling van € 4.791,60, € 1.452,00 en € 302,50 (totaal
€ 6.545,10). [gedaagde] heeft erkend dat zij de factuur van € 302,50 moet betalen, maar heeft dat nog niet gedaan. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van deze factuur.
[gedaagde] is voor de resterende facturen de contractspartij en moet ook deze facturen betalen
3.2.
De overige twee facturen van € 4.791,60 en € 1.452,00 zien op het opruimen van puin van de huurder en het maken van een deursparing aan de [adres] in [plaats] .
Deze facturen moet [gedaagde] ook betalen, omdat zij voor het verrichten van deze werkzaamheden aan [eiseres] opdracht heeft gegeven. Weliswaar voert [gedaagde] aan dat de huurder opdracht heeft gegeven voor het verrichten van die werkzaamheden, maar dat betoog heeft [eiseres] voldoende weerlegd in haar conclusie van repliek. [eiseres] stelt immers dat de heer [DGA] aan haar directeur de heer [A] had verzocht om te verschijnen op het adres [adres] te [plaats] om de opdracht te bespreken. Ook stelt [eiseres] dat [gedaagde] niet heeft gezegd dat de opdracht werd gegeven namens een derde partij. Deze stellingen heeft [gedaagde] niet meer weersproken en daardoor gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de stellingen van [eiseres] . Dit betekent dat [gedaagde] wordt beschouwd als de contractspartij van [eiseres] en dat zij daarom de twee facturen moet betalen. Dat [gedaagde] hiervan op de hoogte was, blijkt bovendien ook uit de WhatsApp-berichten die als productie 5 bij conclusie van repliek zijn overgelegd. Op 28 december 2023 vraagt [eiseres] aan [gedaagde] : “
Vergeet jij vandaag of morgen niet de facturen te betalen”, waarna [gedaagde] op 29 december 2023 antwoordt: “
gister was heel druk komt goed”. Op 9 februari 2024 vraagt [eiseres] opnieuw: “
Kan jij de facturen betalen”, waarop [gedaagde] antwoord: “
word maandag als de dames er zijn maar ja ga ik regelen.
3.3.
Gelet op het voorgaande zal [gedaagde] worden veroordeeld tot betaling van de facturen van € 4.791,60 en € 1.452,00.
De gevorderde wettelijke handelsrente van € 500,12 is toewijsbaar
3.4.
Niet ter discussie staat dat de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] kwalificeert als een handelsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 6:119a BW. Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Het bedrag van € 500,12 komt de kantonrechter als juist voor, gezien de vervaldatum van de facturen. Daarom is de door [eiseres] gevorderde wettelijke handelsrente tot en met 29 mei 2024 toewijsbaar.
3.5.
Voor de gevorderde wettelijke handelsrente vanaf 30 mei 2024 geldt dat bij de berekening ervan rekening moet worden gehouden met de factuur van € 3.388,00, die op
28 juni 2024 is betaald. Dit zal daarom worden toegewezen, zoals hierna in de beslissing weergegeven.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zal worden gematigd tot € 871,71
3.6.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. [eiseres] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht voor de oorspronkelijke hoofdsom van € 9.934,00. [eiseres] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Maar de vordering van € 1.243,00 als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief van € 871,71 (behorend bij € 9.934,10 aan hoofdsom). De kantonrechter wijst daarom een bedrag van € 871,71 toe.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,37
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.583,37
3.8.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 7.917,93 (aan hoofdsom, verschenen rente tot en met 29 mei 2024 en buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
- het bedrag van € 3.388,00, met ingang van 30 mei 2024 tot 28 juni 2024;
- het bedrag van € 6.546,10,met ingang van 30 mei 2024 tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.583,37, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.